Home Lof der zotheid
Waanzin

Lof der zotheid

Door Bram Galenkamp, Bernadette Vieverich en Janneke Adema op 22 augustus 2019

Lof der zotheid
Cover van 09-2019
09-2019 Filosofie magazine Lees het magazine

Waanzin speelt een belangrijke rol in de filosofie. Tussen waanzin en genialiteit zit een dunne scheidslijn, betoogt Schopenhauer. Volgens anderen wordt ons verstand zonder waanzin een kille, niet-creatieve ‘machine’. Acht filosofen en hun visie op waanzin.
 

Verstand zonder waanzin is koud en niet-creatief

Friedrich Schelling
De Duitse domineeszoon Friedrich Wilhelm Joseph Schelling (1775-1854) studeerde theologie en filosofie. Volgens hem kan de moraal alleen worden begrepen als ook het kwaad een fundamentele plek in de wereld heeft. Ook intellect wortelt in zo’n radicale tegenstelling: die van het verstand en de waanzin – het ‘niet-­verstand’. Als wij iets werkelijk willen begrijpen, moeten we vertrekken vanuit iets wat volstrekt tegengesteld van aard is aan datgene dat wij proberen te verklaren. Alleen zo komen we tot nieuwe inzichten. Het verstand mag de waanzin niet simpelweg negeren, of terug­dringen; de eeuwige strijd met de waanzin vormt juist de voorwaarde voor dynamiek en creativiteit. Het leven gedijt wanneer twee conflicterende ideeën de strijd met elkaar aangaan. De menselijke geest vormt hierop geen uitzondering. Volgens Schelling kan het verstand dus niet zonder de waanzin. Intellect zonder waanzin is koud en kan geen grootsheid voortbrengen. De permanente strijd van het intellect met de waanzin levert de wereld haar grootste denkers op.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

De dunne scheidslijn tussen gekte en genialiteit

Arthur Schopenhauer
De waanzinnige is niet gek, volgens de Duitse filosoof Arthur Schopenhauer (1788-1860). In tegendeel: hij is net zo intelligent en verstandig als de normale mens – de ‘fabriekswaar van de natuur’ – en zelfs als het genie. Iemand die lijdt aan waanzin kan net als ieder ander de juiste conclusies trekken, oorzaak en gevolg begrijpen, samenhangend spreken, enzovoort. Waar het mis gaat, is bij het geheugen. Schopenhauer betoogt dat het geheugen onze indrukken als een draad achter ons aan spant. Zoals de reiziger achterom kijkt en de weg steeds smaller ziet worden, zo wordt ook ons geheugen vager en minder omvattend. Maar bij de waanzinnige is de draad van het geheugen simpelweg geknapt door het geweld van het leven. Zijn verleden bestaat nog slechts uit flarden; hij kan niet anders dan die opvullen met verzinsels. Waarheid en verzinsel vermengen zich in een half-verzonnen belevingswereld. Zo kan de waanzinnige wel zien dat er een hond binnenkomt, maar hij snapt niet wat dat betekent: of het zijn eigen puppy is of de dolle hond van de buurman. De samenhang tussen heden en verleden ontgaat de waanzinnige. Dat verklaart de dunne scheidslijn tussen waanzin en genialiteit. Het genie houdt zich volgens Schopenhauer evenmin bezig met samenhang of het hier en nu. Hij is alleen geïnteresseerd in de Ideeën, niet in specifieke gebeurtenissen. En die interesse uit zich ook in zijn gedrag: zowel genieën als waanzinnigen snappen weinig van de wereld om hen heen en het ontbreekt hen aan nuchterheid. Beiden lijden aan een verbroken band met de werkelijkheid. Het genie probeert de Idee ‘mens’ te begrijpen, maar echte mensen van vlees en bloed – en hun streken – snapt hij veel minder. En dus is het genie een makkelijke prooi voor bedriegers en andere kwaadwilligen. Het vergaat hem niet veel beter dan een waan­zinnige, luidt Schopenhauers kenmerkende pessimistische conclusie.
 

Waanzin is de bron van de grootste zegeningen

Plato
‘De grootste zegeningen komen tot ons door vervoering’, schreef Plato. In zijn beroemde dialoog Phaedrus gaan Socrates en diens vriend Phaedrus een discussie aan over misschien wel de twee belangrijkste vormen van waanzin: liefde en (goddelijke) vervoering. In het eerste geval ontstaat de waanzin door onze menselijke zwakte, schrijft Plato. De liefde zorgt ervoor dat we verscheurd raken door tegenstrijdige emoties; wie die niet in toom kan houden, raakt buiten zichzelf. In het tweede geval komt de vervoering van buitenaf, bijvoorbeeld als iets ons zo grijpt dat het leidt tot inspiratie of bezetenheid. 

Liefde en vervoering hebben een ding gemeen, stelt Plato: beide zijn vormen van waanzin. Wie onder hun invloed staat, kan dus niet meer helder nadenken. Het ligt voor de hand te denken dat Plato daarom kritisch is over waanzin – iets wat ons verstand vertroebelt, zou ons immers verder van de Ideeën kunnen brengen. Maar het tegendeel is waar. Waanzin is de bron van de ‘grootste zegeningen’ van de mens, terwijl het verstand maar beperkt en menselijk is. Als het orakel van Delphi haar verstand had gebruikt, had ze niks interessants gezegd, en als de dichter aan het denken slaat, brengt ze niets meer voort wat de moeite van het lezen waard is, redeneert Plato. Waanzin kan dus tot grootse dingen leiden en moet daarom gekoesterd worden.
 

De moraal moet doorbroken worden

Friedrich Nietzsche
Friedrich Nietzsche leed zelf  – vooral later in zijn leven – aan aanvallen van waanzin, maar voor hem was het een prijs die hij betaalde voor openbaringen en ontdekkingen. Als hij herstelde na er zeer slecht aan toe geweest te zijn, kwam hij terug met nieuwe creativiteit en motivatie. De traditionele moraal moest worden door­broken door waanzin.
In 1888 schreef hij vijf boeken, en hij was ervan overtuigd dat hij een paar maanden later wereldberoemd zou zijn. Hij stuurde brieven waarin hij zichzelf de positie van God toekende. Op 3 januari 1889 stortte hij in. Het verhaal gaat dat hij op straat een koetsier een paard zag mishandelen, waarop hij overweldigd werd door mede­dogen, zijn armen om het dier probeerde te slaan en ineenzeeg. Na deze zenuwinzinking zou Nietzsche nooit meer de oude zijn.

Zijn vrienden herinnerden zich Nietzsches eerdere belangstelling voor de waanzin. In Menselijk, al te menselijk verkondigde hij dat waanzin de enige weg naar de openbaring was. Zij die niet werkelijk waanzinnig waren, restte niets anders dan waanzin veinzen. Maar Nietzsche veinsde niets. Nietzsches zus kreeg de zeggenschap over zijn nalatenschap, waar zij goed gebruik van maakte. Ze deinsde er niet voor terug zijn werken en brieven te censureren door alle negatieve uitlatingen over haar persoon en de kerk te verwijderen en haar eigen antisemitische ideeën erin te verwerken.
 

Vrouwen konden niet rationeel zijn, in de achttiende eeuw

Mary Wollstonecraft
Mary Wollstonecraft (1759-1796) was een Engelse verlichtingsfilosoof en inspiratiebron voor het twintigste-eeuwse feminisme. Haar alcoholische vader mishandelde zijn vrouw en verkwistte Mary’s erfenis. Wollstonecraft was een van de eerste vrouwen die kon leven van de pen. De vrouwelijke hoofdrolspelers van haar boek The Wrongs of Woman bevinden zich aan de rand van de waanzin. Ze verkennen de ruimte tussen de rede en psychische stoornis. Het boek is een aanklacht tegen de moraal van achttiende-eeuwse instituties, die vrouwen deelname aan het dagelijks leven verbood, hen daarmee isoleerde en het zwijgen oplegde. In de achttiende eeuw was een getrouwde vrouw wettelijk afhankelijk van haar man. De gedachte was dat vrouwen niet rationeel konden denken en zich altijd lieten leiden door hun emoties. Hevige emoties werden al snel in verband gebracht met waanzin. Wollstonecraft deed er alles aan om seksegerelateerde ideeën over waanzin te ondermijnen, maar slaagde er niet in de aanname te ontkrachten die het vrouwelijke koppelt aan onredelijkheid en waanzin. Minder revolutionair was Wollstonecraft in het volgen van de heersende opvatting dat waanzin en rede strikt gescheiden domeinen zijn. Volgens Wollstonecraft kan een mens niet rationeel genoemd worden wanneer hij een andere autoriteit gehoorzaamt dan die van de rede.
 

Krankzinnigheid is een gevolg van biologische breinprocessen

Patricia Churchland
In de loop der tijd is onze kijk op waanzin verschoven van de theorie van demonische bezetenheid, die populair was van de zestiende tot in de achttiende eeuw, naar de psychoanalytische theorie van Freud, die op steeds grotere schaal werd bedreven in de twintigste eeuw. Heden ten dage zoeken neurowetenschappers de oorzaak van de waanzin in chemische processen in de hersenen. De Canadese neurofilosoof Patricia Churchland (1943) verdiepte zich na haar studie filosofie in de hersenwetenschap. Voor haar is filosoferen over de geest zonder empi­rische kennis van het brein zinloos. Churchland is een reductionist: volgens haar kan de mens, inclusief de menselijke geest, volledig gereduceerd worden tot biologische eigenschappen. Biologische processen zijn bepalend voor krankzinnigheid en ook voor geestelijke gezondheid. We komen steeds meer aan de weet over de oorsprong van emoties, stemmingen, verlangens en cognitieve ontwikkelingen. Dit leidt tot nieuwe vragen over de manier waarop we naar onszelf kijken. Als verlangens en angsten van de krankzinnige een gevolg zijn van processen in het brein, dan geldt dat ook voor die van geestelijk gezonde mensen.
 

Het gesticht is het nieuwe internaat

Michel Foucault
In de negentiende eeuw ontstond een beweging die pleitte voor een humane behandeling van geïnterneerde waanzinnigen. De eeuwen daarvoor werden verwarde mensen simpelweg in kerkers opgesloten. Het schrikbeeld van de chaos van de gevangenissen was een middel om mensen in het gareel te houden, maar geleidelijk kwam het idee tot stand dat verwarde mensen niet moesten worden gestraft, maar worden behandeld. Vroege psychiaters werden geprezen om hun nieuwe humane methodes in de behandeling van waanzinnigen, maar de Franse filosoof Michel Foucault ging hier niet in mee. In Geschiedenis van de waanzin (1961) verklaarde hij dat de patiënten niet uit medelijden naar ziekenhuizen werden overgeplaatst, maar omdat de gevangenisbewaarders en medegevangenen niet wisten wat ze met hen aan moesten.

Foucault was van mening dat de waanzinnigen niet werden bevrijd, maar dat de fysieke ketenen slechts door mentale werden vervangen. De artsen legden de verantwoordelijkheid om zich ‘normaal’ te gedragen bij de patiënt, en dreigden te straffen als ze zich ‘misdroegen’. Op deze manier was het de angst voor de straf die de orde handhaafde in plaats van de straf zelf. Maar de scheidslijn tussen ‘normaal’ en ‘waanzinnig’ was even arbitrair als die altijd geweest was. 

Voor het gesticht ontstond, werden waanzinnigen weg­gestopt en vergeten. Er werd niet meer naar ze omgekeken of naar ze geluisterd. Datzelfde gebeurde in de nieuwe instellingen van de negentiende eeuw; een patiënt die zich misdroeg, werd genegeerd tot hij zelf tot de vernederende conclusie kwam dat hij niet ‘normaal’ was. Pas als hij zich volgens de goedgekeurde normen zou gedragen kon hij genezen. Als hij dat niet zou doen werd hij nog verder weg gestopt. In de kelder bevonden zich de patiënten die nooit meer terug zouden keren in de maatschappij. Het nieuwe gesticht verschool zich achter de neutraliteit van de wetenschap, maar volgens Foucault was de nieuwe definitie van waanzin een product van twijfelachtige ethische en politieke overtuigingen. Volgens hem was de nieuwe ‘humane’ methode van de psychiaters geen haar beter dan de kettingen in de krochten van de gevangenis.
 

Geloof in het absurde

Søren Kierkegaard
De Deense filosoof Søren Kierkegaard was buitengewoon toegewijd aan het Christendom, maar niet aan de Deense kerk. Voor hem was geloof iets wat iedereen individueel voor zichzelf moest ontdekken; het kan je niet worden opgelegd. Ontdekken wat geloof voor jou betekent, is volgens Kierkegaard het ultieme doel. Het feit dat de christelijke dogmatiek vol tegenstrijdigheden zit, is voor hem geen probleem. Sterker nog, dat is juist het punt waarop je het geloof terugvindt. Het is niet nodig te begrijpen hoe God als oneindig én eindig wezen kan bestaan en je hoeft de heilige drie-eenheid niet uit te kunnen leggen, als je maar geloof hebt. Het Christendom kan daarom waanzinnig lijken voor buitenstaanders. Maar, verwijzend naar Socrates legt Kierkegaard uit dat de goddelijke waanzin, die van het geloof, juist het grootste goed is. In zijn werk Vrees en Beven, uitgegeven onder het pseudoniem Johannes de Silentio, onderzoekt Kierkegaard een Bijbels verhaal dat absoluut waanzinnig lijkt: dat van Abraham en Isaak. Toen Abraham de opdracht kreeg zijn zoon Isaak te offeren, gehoorzaamde hij. Hij had Isaak al naar de top van de berg Sinaï geleid, hem vastgebonden en een mes gepakt toen op het laatste moment een engel ingreep om Isaak te redden. Zonder zijn besluit zijn zoon te vermoorden te verantwoorden prijst Kierkegaard Abraham om zijn geloof. Diens gehoorzaamheid lijkt waanzinnig, maar getuigt juist van zijn trouw aan God.