Home Levenskunst Leven aan de bovenkant

Leven aan de bovenkant

Door Joep Dohmen op 14 februari 2006

02-2006 Filosofie Magazine Lees het magazine

‘Schmid drinkt zorgvuldig zijn espresso, luistert naar een merel en koopt een paar schoenen. Kortom: hij probeert het gewone leven te betrap­pen.’ Het nieuwe boek van Schmid is alledaags, maar dat maakt het nog niet actueel.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.
Log in als abonnee Geen abonnee? Bekijk de abonnementen

De afgelopen tien jaar heeft de ethiek van de levenskunst ook in Nederland zijn plaats veroverd. Elk jaar verschijnen er wel zo’n vijf tot tien filosofische titels. De argwaan als zou het hier gaan om een vorm van doorgeschoten individualisme of zelfs narcisme is weggeëbd. Zelfs verstokte verdedigers van een gemeenschapsmoraal of progressieve politieke denkers hebben ingezien dat het bij levenskunst niet gaat om zelfzucht, maar om zelfzorg. Levenskunst is een ethiek van persoonlijke verantwoordelijkheid.

Momenteel bestaan er minstens vijf verschillende varianten van de levenskunstethiek. De esthetische variant die voortbouwt op de late Michel Foucault. De deugdethische variant beproeft een laatmoderne versie van Aristoteles. De hedonistische variant propageert een actuele geluksleer. De spirituele variant waarvan Hadot een belangrijk woordvoerder is. En de ethiek van de authenticiteit die een neo-existentialistische moraal voorstaat.

Eén levenskunstfilosoof heeft vooralsnog meer dan alle anderen in Nederland naam gemaakt, Wilhelm Schmid. Zijn boek Filosofie van de levenskunst. Inleiding in het mooie leven (2001) werd een bestseller. Daarin zet Schmid kort en bondig uiteen hoe mensen zich zouden kunnen verhouden tot pijn en genot, gezondheid en ziekte, tijd, woede en de dood. In 2004 verscheen zijn vuistdikke Handboek voor de levenskunst. Vierhonderd pagina’s lang ontwik­kelt hij langs heldere lijnen zijn concept van zorg voor zichzelf: zorg voor het lichaam, zorg voor de geest en zorg voor de ziel. Onlangs werd van Wilhelm Schmid een derde boek vertaald, De kunst van het evenwicht. 100 facetten van levenskunst. Het is een verzameling columns voor de Neue Züricher Zeitung am Sonntag. Meestal schrijft Schmid vanuit een café over een alledaagse situatie die hij ‘op locatie’ heeft aangetroffen: op straat, in een park, aan het strand, op de wc, onder de douche, in een hotel­bed. Hij drinkt zorgvuldig zijn espresso, luistert naar een merel, koopt een paar schoenen, danst de tango en leert hoe je goede soep maakt. Kortom: hij probeert het gewone leven te betrap­pen. Zijn boek volgt een hele jaargang van lente, zomer, herfst en winter. Schmid als de Vivaldi van de levens­kunst.

Het handelsmerk van Schmid is ‘bewust leven’. Heb aandacht voor jezelf, zorg voor jezelf, oefen vaak en leef goed. De zorg voor het lichaam komt aan de orde in columns over eten en drinken, slapen en dansen, over zinnelijke genietingen. Tango ergo sum: ik raak aan dus ik besta. Het lichaam is kwetsbaar en gedoemd tot verval. Ontroerend is het herfst­ver­haal waarin Schmid het graf van zijn vader bezoekt: ‘Het lange leven met deze prachtige man heeft van het woord vader een metafysisch begrip voor mij gemaakt. Zijn lichaam mag dan dood zijn, zijn gedachten leven, want die denk ik, waar ik ook ben.’ De columns over de zorg voor de geest gaan over zelfkennis, aandacht geven (en krijgen), jezelf door de ogen van een ander bezien, hardop in jezelf praten (geen schande volgens Schmid) en vooral over stemmingen. Schmid blijkt een romanticus die door de natuur in een uitstekend humeur komt. De zorg voor de ziel gaat uit naar de spanning tussen gebrokenheid en heelheid. De kunst van het evenwicht beoogt het leiden van een coherent bestaan, waarin al onze innerlijke stemmin­gen in balans zijn en met elkaar harmoniëren. Om dat evenwicht te bereiken moeten we een beetje rechtvaardig zijn voor onszelf.

Zelfzorg is dus de methode van Schmid, maar wat is eigenlijk het doel van zijn levenskunst? Volgens Schmid mogen we het leven niet gedachteloos voorbij laten gaan. Zijn hoogste waar­den zijn autonomie, genot en schoonheid. Autonomie is de mogelijk­heidsvoorwaarde om te kunnen genieten van de schoonheid van het leven. Met dit zorgvuldig geschreven boekje biedt Schmid een inspirerend model. Lezer, denk zelf na over uw eigen geestelijke weerbaarheid. Hoe staat het met de kwaliteit van úw bestaan?

Van jezelf houden
Bij alle lof voor zijn inspirerende onderneming moeten toch enkele kritische kanttekeningen worden geplaatst bij het werk van Schmid. In algemene zin mis ik een zekere aansluiting bij de actualiteit. De columns bijvoorbeeld kunnen evengoed uit 2001 als uit 2005 dateren. Ook toen floot de merel, ook toen was de espresso zoet, zaten de schoenen krap en was de soep te dun. Dat zegt iets over de urgentie van dit boek. Je moet ook columns schrijven die urgent zijn. Er zijn trouwens niet zo gek veel concrete punten waarover je het echt oneens kunt zijn. Een daarvan is Schmids aanmaning om van jezelf te houden. Ik weet niet wat ik me daarbij moet voorstellen. Je kunt van een ander houden en tegelijk zelfrespect hebben, maar volgens mij kun je niet van jezelf houden. Ik moet er niet aan denken om mezelf een liefdesbrief te schrijven.

Twee belangrijke uitgangspunten storen mij in het bijzonder. Ook dit nieuwe boekje bevat weer erg weinig moraal vergeleken met de vele bevlogen beschrijvingen van mooie ervarin­gen. Schmid benadrukt weliswaar dat levenskunst ook ethiek is, en dat standpunt deel ik. Als je niet goed voor jezelf zorgt, kun je ook niet goed voor anderen zorgen. Maar uit deze ethiek volgt nog geen moraal van verbondenheid. Het kan, maar het kan ook niet. Solidariteit speelt geen rol in Schmids werk. Maar het is toch zeer betekenisvol als moraal en levenskunst elkaar niet insluiten?

Mijn belangrijkste bezwaar tegen Schmid is zijn doofheid voor de ‘postmoderne’ kritiek op de dominante rol van de rede. Hij vertrouwt blind op de kracht van zelfreflectie. Maar de roman­ticus Schmid weet heel goed dat stemmingen lang niet altijd zijn om te buigen. Wat te doen als bewust leven niet lukt, en het leven sterker blijkt dan de leer? Wat als reflecties over­gaan in getob, en bewuste keuzes blijken te berusten op een zekere willekeur? Onlangs las ik een boeiend verhaal over talentvolle jonge Marokkaanse vrouwen. Ze waren door hun vaders naar de universiteit gestuurd om minstens zo goed te worden als de Nederlandse meisjes. Ze hadden zich inderdaad razendsnel ontwikkeld tot vakbekwame, autonome persoonlijkheden. Maar nu moesten ze die pas verworven autonomie wel mooi inleveren en weer gehoorzamen aan nog wat andere wensen van diezelfde vaders en de Marokkaanse gemeenschap. Zulke vrouwen zitten dus in een spagaat tussen autonomie en loyaliteit. Wat betekent dán de ‘kunst van het evenwicht’? Dat bedoel ik als ik zeg dat Schmids werk actualiteit mist. De ethiek van de levenskunst moet zich ook uitspreken over het moderne waardepluralisme, maar Schmid gaat deze problematiek uit de weg.

Rommelig
Dat geldt nog veel sterker voor het werk van de Franse levenskunstfilosoof: Pierre Hadot. Enkele jaren geleden verscheen de Nederlandse vertaling Filosofie als een manier van leven (2003). Het is een coherent, eloquent en krachtig boek, waarin Hadot laat zien dat de klassieke wijsbegeerte vanaf Socrates tot en met het late christendom eerst en vooral praktische filosofie was, paideia. Een vast onderdeel van die morele opvoeding vormden de spirituele oefeningen die eigen zijn aan elke school: dialogen, meditaties, contemplaties, intuïties en discursieve vertogen.

Over dat ascetische onderdeel heeft Hadot nog een tweede boek geschreven, dat onlangs vertaald is onder de titel Oefeningen van de geest. Het antieke denken en de kunst van het leven (2005). Het is helaas een opmerkelijk rommelig boek. Hadot heeft daarin een aantal van zijn essays over de klassieke oudheid gebundeld: een essay over Socrates en drie over zijn held Marcus Aurelius. Andere essays gaan over bekering en mystiek. In de overige essays werkt hij zijn stelling uit dat filosofie in de Oudheid primair levenskunst was. Wie zich dus verheugd had op een systema­tische analyse van het fenomeen ‘geestelijke oefeningen’, komt bedrogen uit. Het boek opent weliswaar met een betoog over de aard van klassieke geestelijke oefeningen, over hoe je een echte dialoog voert, leert lezen en leert sterven. Daar blijft het vrijwel bij. Van de bijna driehonderd pagina’s gaat minder dan een derde over de geestelijke oefeningen. Daarin staat ook nog eens heel weinig nieuws.

Problematisch is de manier waarop Hadot zich in het moderne debat stort. Hij beperkt zich tot een historische analyse en decreteert vervolgens dat ook het moderne leven spiritueel moet zijn. Hij opereert daarbij vanuit een premodern standpunt. Het goede leven is er voor de stoïcijn Hadot een van onthechting. Een diep leven verwerven we volgens hem pas als we abstraheren van onze concrete existentie. Welbeschouwd betekent spirituele levenskunst dat we moeten afzien van alle particuliere aspecten die ons concrete menszijn uitmaken: de toevallige voorkeuren en bindingen aan mensen en dingen. Je moet vooral afzien van wat voor jou van waarde is. Geestelijke oefeningen zijn erop gericht zich los te maken van de concrete existentie ten gunste van een staat van hogere wijsheid. Hadot is een rationalistische funda­men­talist die alle contingentie wil uitbannen uit naam van een Universele Redelijkheid. Dat is een achterhaal­de manier om tegenstellingen in de menselijke ziel en tussen mensen onderling op te lossen.

Rotboek
De boeken van Schmid en Hadot gaan voorbij aan de sociale context. In tegenstelling tot de maatschappelijke zelfzorg van de late Michel Foucault laten ze niet zien waarom en hoe levenskunst in de huidige moderne samen­leving zo bitter hard nodig is. Laat ik dat toelichten door een vergelijking met een veelbespro­ken werk dat juist een schrijnend gebrek aan levenskunst bespreekt. Waarom is Theodore Dal­rymples Leven aan de onderkant wel urgent en zijn de levenskunstboeken van Schmid en Hadot het niet? Niet omdat deze auteur rechts een mooie legitimatie geeft voor nog meer repressie jegens het tuig van de richel of omdat hij doelbe­wust links tart met zijn simpe­le voorstelling van zaken. Het boek van de Engelse psychiater is zo urgent omdat hij een hard core-fenomeno­logie geeft van de kwade trouw, die eeuwige truc om de eigen verantwoordelijkheid te ontlopen. Elke lezer voelt dat in zijn botten. Daarom is dat rotboek wél urgent.

Natuurlijk zijn Dalrymples roep om meer repressie en beroep op traditionele waarden, zoals het gezin, verre van vanzelfsprekend. Alsof mensen op die manier wel zouden leren om hun persoonlijke verantwoordelijkheid te nemen. Tegenover die vorm van kwade trouw zouden we ons graag wenden tot de ethiek van de levenskunst. Juist hier laten zowel Schmid als Hadot het afweten. Hadot is uit de ivoren toren van de academie afgedaald, maar helaas op de onderste etage blijven steken. Hij had de straat op gemoeten om te laten zien hoe geestelijke oefe­ningen wel degelijk een rol kunnen spelen in het complexe leven van moderne mensen. Maar hij ziet liever dat we allemaal engelen worden.

Schmid noemt zijn filosofie van de levenskunst ‘optatief’: je kunt eraan doen, maar evengoed niet. Ik vind dat ongeloofwaardig. In een column over de desinteresse voor het milieu stelt Schmid: ‘Men moet er geen norm van maken: het is aan elk individu om een leven te leiden van ecologische bezonnenheid.’ Daar heb je weer die typisch liberale geest van neutraliteit die niet durft te oordelen. Als we ervan uitgaan dat het goede leven bestaat, dan moet het ook geduid, verdedigd en verdiend worden.

Overal in deze wereld, bovenin en onderaan, ontlopen sommige mensen altijd en alle mensen soms hun verantwoordelijkheid. De kwade trouw kent vele gezich­ten, zoals de houding van onverschilligheid: ‘Mij kan het niet schelen.’ De onthech­te levenshouding: ‘Voor mij hoeft het niet meer.’ De valse heroïek: ‘Nou, mij zal zoiets niet gebeuren!’ Het opportu­nisme: ‘Dan gaan we toch wat anders doen?’ En vooral natuurlijk de rancuneuze houding: ‘Ze zullen boeten voor wat ze mij hebben aangedaan.’

De actuele stoïcijnse invulling van levenskunst mist iedere contextuele, normatieve reflectie, en staat onmachtig tegenover die vele verkeerde levenshoudingen. Ze brengt ons dus geen stap verder dan die rancuneuze man uit Engeland. Wat missen we vandaag Michel Foucault.
 
Oefeningen van de geest. Het antieke denken en de kunst van het leven, door Pierre Hadot, vert. Peter Klinkenberg, uitg. Ambo/Anthos, Amsterdam 2005, 290 blz., € 22,95

De kunst van het evenwicht. 100 facetten van levenskunst, door
Wilhelm Schmid, vert. Willem Visser, uitg. Ambo/Anthos, Amsterdam , 152 blz., € 18,95