Home Kwame Anthony Appiah: Een man van eer

Kwame Anthony Appiah: Een man van eer

Door Florentijn van Rootselaar op 02 januari 2017

Kwame Anthony Appiah: Een man van eer
Cover van 01-2017
01-2017 Filosofie magazine Lees het magazine

‘Eer haalt het slechtste én het beste in de mens naar boven.’ Een gesprek met Spinozalens-winnaar Appiah over Trump, Zwarte Piet en morele revoluties.

Kwame Anthony Appiah is een gentleman. Je komt net uit het winterse Amsterdam zijn hotel binnenstappen en verontschuldigt je voor je koude handen. Hij reageert lachend, terwijl hij je hand nog even vasthoudt: ‘Wie koude handen heeft, heeft een warm hart. Kent u die uitdrukking?’

Vriendelijkheid, respect – het is ook tekenend voor het denken van de filosoof. Dat is zijn reactie op een wereld vol conflicten, volgens hem vaak gebaseerd op het gevoel dat onze eer wordt geschonden. Recent nog, meent Appiah, speelde dat een belangrijke rol in de verkiezing van Trump. 

Eergevoel laat ons vasthouden aan de meest barbaarse, vernederende en gewelddadige gewoonten, zegt Appiah, hoogleraar filosofie en recht aan de universiteit van New York. Denk aan de trots die de aanleiding vormde voor het duel, of de eer die in China vroeg om het afbinden van de vrouwenvoet, of – tegenwoordig – de aangetaste eer die uitsluiting of zelfs steniging van de vrouw noodzakelijk zou maken – allemaal gevallen die Appiah beschrijft in De erecode. Hoe morele revoluties plaatsvinden. 

Fotografie: Michel Mees

Het inzicht dat eer zo centraal staat, leidt bij Appiah niet tot een veroordeling van dat gevoel. Integendeel. ‘Eer haalt het slechtste én het beste in de mens naar boven.’ Juist door rekening te houden met het belang van eer kunnen morele revoluties plaatsvinden. Allereerst door mensen met respect te benaderen. Maar ook door het besef dat we pas afstand nemen van verderfelijke gewoonten als we er geen eer meer in scheppen, als we ons er misschien zelfs voor schamen. 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Minstens zo belangrijk is de wetenschap dat mensen wezens zijn die altijd naar eer blijven zoeken. Appiah pleit niet voor een leven zonder eer. Tegenwoordig is het een wijdverbreid idee dat we met de intrede van de moderniteit afscheid hebben genomen van eergevoel; het overleeft misschien alleen nog als relict in achtergebleven culturen, samenlevingen die nog niet modern zijn. Appiah zal laten zien dat eer ons blijft bepalen. Het is ook door ergens anders eer in te vinden dat moreel verwerpelijke gewoonten plaatsmaken voor betere.

Slagveld

Als eer een rol speelt, zegt Appiah, is het tegenwoordig vaak op het slagveld van de identiteiten: blank, zwart, man, vrouw, transgender, moslim, verlichtingsdenker. Het is alsof elke groep zich definieert door zich ergens anders tegen af te zetten. En elke identiteit vraagt om respect, om de verschuldigde eer. 

Als het gaat om identiteiten, biedt Appiahs biografie een interessant perspectief. Appiah is via zijn vader geworteld in de koninklijke Ghanese Ashanti-familie; zijn vader, een jurist, diplomaat en politicus, wordt in Ghana nog steeds herinnerd als een van de grote strijders voor de onafhankelijkheid van Ghana. Zijn moeder, dochter van een Britse minister, is afkomstig uit een vrijgevochten en liberale Engelse upper class-familie. Het huwelijk van zijn ouders in het Engeland van de jaren vijftig zorgde voor veel rumoer; het was een society marriage, maar vooral ook een interraciaal huwelijk, in 1953 nog een praktijk die in vele landen werd veroordeeld. In de VS gold zelfs nog een verbod in veel staten. Uit Zuid-Afrika kwam een officiële afkeuring, waarin het land verklaarde te walgen van deze verbintenis tussen blank en zwart. Het zou de inspiratiebron worden voor een beroemde film, Guess Who’s Coming to Dinner, uit 1967.

Ja, ik ben een man met vele identiteiten, zegt Appiah. Wit en zwart is hij, christelijk van huis uit, maar ondertussen heeft de kosmopoliet ook islamitische en Joodse familieleden. Geboren in Engeland, opgegroeid in Ghana, en na docentschappen aan Yale, Princeton en Harvard is hij neergestreken in New York. In die stad woont hij, met zijn man; ook zijn homoseksualiteit is een onderwerp dat vaak terugkomt in de gesprekken over zijn vele identiteiten. 

Maar vergist u zich niet, zegt Appiah. Hij is niet de grote voorvechter van blanke, zwarte of andere identiteiten. Het is complexer, ambivalenter. Enerzijds wijst hij op het grote belang van erkenning van identiteiten als zwart en homo. Onderdrukking moet plaatsmaken voor vrijheid. Maar er zijn ook problemen en gevaren: identiteiten kunnen onderdrukkend zijn. Ze schrijven voor hoe je je moet gedragen: homo’s komen uit de kast, bijvoorbeeld. Er is geen ruimte om homo in de marge te zijn. 

Fotografie: Michel Mees

Appiah blijkt behoedzaam te kunnen manoeuvreren in dat mijnenveld van identiteit en eer. Niet omdat hij lastige kwesties uit de weg wil gaan, maar omdat zijn inzet toch is om een bijdrage te leveren aan de morele revoluties die nog moeten plaatsvinden. En ook omdat hij weliswaar inziet dat identiteit een belangrijke rol speelt in emancipatie, maar zijn eigen veelvoud aan identiteiten hem toch in staat stelt scherper te zien dat identiteit niet onze diepste kern is. Uiteraard, in zijn geval is het al helemaal lastig om daarover te spreken, maar dat geldt eigenlijk ook voor andere mensen. Dat blijkt ook uit het feit dat identiteiten, zo zei Appiah toen hij in Amsterdam de Spinozalens voor zijn filosofische werk in ontvangst nam, een uitvinding van recente datum zijn. ‘Het is verbazingwekkend als je bedenkt hoe nieuw deze manier van praten is. Voor zover ik weet, gebruikte vóór de Tweede Wereldoorlog niemand het Engelse woord identity, of de equivalenten daarvan in andere Europese talen, op deze manier.’

Appiah licht het toe in de bibliotheek van zijn Amsterdamse hotel aan de gracht. ‘In 1950 had niemand het op die manier over identiteit. Er was seks, er was een seksuele voorkeur, een religie – maar het idee dat zo’n identiteit ons verbond met anderen was er niet op die manier, evenmin als de gedachte dat we door en door bepaald zijn door zo’n identiteit. Terwijl we dat nu vanzelfsprekend vinden.’

Speelt eergevoel ook bij de mensen die op Trump hebben gestemd?
‘Ja, dat zie je bijvoorbeeld bij het verdwijnen van werk, van een bezigheid die het leven zin geeft. Juist werk zorgt voor een gevoel van trots, voor de mogelijkheid een eervol leven te leiden. Toch was geen van beide partijen écht geïnteresseerd in die rol van werk, al verwees Trump er wel naar. Hij had het wel over de banen die verdwijnen. Alles wordt in China geproduceerd. Maar het globale probleem is dat we uiteindelijk allemaal zullen worstelen met de verdwijning van werk, ook in China. Door technologie en robotisering zijn er steeds minder mensen nodig; een auto maakt zichzelf zo ongeveer. Het probleem van de productie van goederen hebben we nu wel opgelost, en van het inkomen ook. Het is mogelijk om iedereen een basisinkomen te geven. Het enige obstakel daarvoor is het ontbreken van een politieke wil. 

Maar werk gaat om meer: werk geeft betekenis aan het leven, en het stelt mensen in staat een verbond met elkaar aan te gaan. En daarvoor kun je niet zomaar een cheque uitschrijven. Dat is niet direct iets waar je de politieke klasse voor verantwoordelijk kunt houden. Daar moeten we samen over nadenken. Ik merk dat daar door de verkiezingen meer aandacht voor is. Laatst bij een ontmoeting van de Society for Progress, waar ik deel van uitmaak, noemden meerdere mensen dit probleem: als banen verdwijnen – en dat gebeurt –, verdwijnt ook de betekenis, een gevoel van waardigheid.’ 

Fotografie: Michel Mees
 

Slavernij

Het eergevoel van de blanke Amerikaan werd volgens Appiah bijzonder op de proef gesteld door Hillary Clinton. ‘Als eer betekent dat je recht hebt op respect, dan kun je de steun voor Trump deels verklaren door het gevoel van mensen dat ze niet met respect bejegend werden. In de VS is door de slavernij het gevoel van raciale eer ontstaan. De blanke man ontleende zijn eergevoel aan het feit dat hij niet zwart, maar blank was. Na de afschaffing van de slavernij bleef dat systeem bestaan. Of mensen nu rijk of arm waren, ze hadden in elk geval hun raciale eer. 

Als de Democratische Partij ergens voor staat, is het in de ogen van veel mensen de strijd tegen raciale privileges. Tijdens haar campagne noemde Mrs. Clinton de implicit bias waar wij Amerikanen aan lijden. We zijn op een onbewuste manier bevooroordeeld over zwarten. Niet alleen de politie – nee, wij allemaal! Als je wordt veroordeeld, leidt dat tot een gevoel van angst; je wilt je verdedigen. Er wordt je ook iets afgenomen: je trots op wie je was als blanke. Dat verklaart dat niet alleen arme mensen op Trump hebben gestemd. Er was niet alleen economische angst, maar ook angst voor de afschaffing van een raciaal systeem dat even oud is als de republiek zelf. 

Dat kan ook verklaren dat mensen op een man stemmen die veel eigenschappen heeft waar de Amerikanen helemaal niet van houden. Die hebben niet zoveel op met zo’n onbeschofte zak. Hij stond voor alles wat Clinton hun dreigde af te nemen, en daarbij zei hij ook nog eens dat hij Amerika weer groot ging maken.’ 
 

Zwarte Piet 

Had Clinton een alternatief voor die beschuldiging? We bespreken het aan de hand van Zwarte Piet. Het gesprek vindt plaats als de goedheiligman nog in het land is. ‘Het probleem in Amerika, maar ook hier met Zwarte Piet, is dat blanke mensen voortdurend beschuldigd worden. Iedere blanke is schuldig, zelfs als hij zich ervoor inzet om bijvoorbeeld de figuur van Zwarte Piet aan te passen, of als hij sinterklaas gewoon ziet als een familiefeest. Het is productiever om niet tegen mensen te zeggen dat ze slecht of schuldig zijn, maar om te wijzen naar een systeem dat je zelf niet hebt geschapen. Misschien was het ooit racistisch, maar nu is er zoveel aangepast dat dat niet meer het geval is; je hebt zelf in elk geval zeker geen racistische bedoeling. Maar wat de betekenis voor jou ook is, toch kan er voor zwarten iets anders meeresoneren. 

De echte uitdaging is ook niet dat debat over Zwarte Piet, of de wederzijdse beschuldigingen. Waar het om gaat is dat we een eind maken aan een systeem waarin blank het makkelijker heeft dan zwart – bijvoorbeeld bij het vinden van een baan. Als je de discussie daarover goed voert, stoppen mensen met die gerichtheid op Black Pete, die uiteindelijk niet meer is dan een symptoom van een onderliggend probleem. 

En ja, uiteindelijk is er een onbewust vooroordeel. Ook al denken veel blanken dat het tegenwoordig veel eenvoudiger is om zwart dan wit te zijn, toch blijkt uit de cijfers iets anders. Maar als je dat aan de kaak stelt, gaat het niet om beschuldigen, maar om het oplossen van een probleem. Daar zijn verschillende methoden voor: als we tegenwoordig naar iemand zoeken op onze universiteit, worden diens cv, brief en relevant werk geanonimiseerd. Het gaat erom een systeem te creëren waarin het vooroordeel minder kans heeft.’ 

Is daarmee het probleem van de conflicterende identiteiten werkelijk opgelost? Het lijkt er vaak op dat een respectvolle omgang met een identiteit betekent dat je helemaal geen kritiek mag uiten.
‘Het is moeilijk om goed te reageren op de vraag om respect. Charles Taylor zei in zijn befaamde essay over multiculturalisme dat we ervan moeten uitgaan dat elke cultuur die al langer bestaat iets waardevols heeft. Dat moeten we respecteren. Maar daar hoeft het niet bij te blijven. Als blijkt dat er dingen misgaan, is het niet respectvol om je ogen af te wenden. Je kunt heel goed op een respectvolle manier zeggen dat je niet begrijpt waarom mensen iets doen. 

Een voorbeeld is het afbinden van voeten in China. De mensen die uiteindelijk de Chinezen succesvol wisten te beïnvloeden waren de missionarissen, die om de cultuur gaven. Dat was voor de bevolking ook duidelijk, onder meer omdat de missionarissen hun best hadden gedaan om goed Chinees te leren. Ze kwamen zelfs tot een verbazingwekkend begrip van de confucianistische klassieken, terwijl de mensen in China dachten dat hun manier van denken erg moeilijk te begrijpen was. 

Die benadering kun je nu ook toepassen. Neem de ondergeschikte positie van vrouwen in veel culturen. Als je alleen maar zegt dat iemand dan een vreselijke beschaving heeft, als je zelfs vraagt hoe iemand zo kan leven, dan zal hij niet luisteren. Je respecteert iemand immers niet, je neemt hem niet serieus. Respect levert meer op.’
 

Levensexperiment

De ruimte om kritiek te geven op andere culturen is volgens Appiah ook groter als het gaat om culturen of gebruiken afkomstig uit een ander land. ‘Als je zoals ik het gevoel hebt dat het belangrijk is om verschillende levensexperimenten in de wereld te hebben, dan is het ook belangrijk om verschillende natiestaten te cultiveren met eigen kenmerken. Je kunt heel goed verdedigen dat je redelijke eisen stelt aan toegang tot een land. Natuurlijk, als mensen vluchten omdat ze bedreigd worden met de dood of als hun leven op een andere manier op het spel staat, laat je ze zonder meer binnen. Maar veel migranten zijn geen asielzoekers op de vlucht. Dan is het heel redelijk om bepaalde eisen te stellen, bijvoorbeeld in de omgang met vrouwen. Je kunt goed verdedigen dat er bepaalde bijna onbetwistbare kenmerken van jouw experiment of living zijn. Je kunt best aan mensen uitleggen dat je verwacht dat ze met je meedoen, tenzij ze goede redenen hebben om af te wijken.’

Fotografie: Michel Mees
 

Trans people

De ruimte om eisen te stellen is er voor Appiah ook omdat hij identiteiten niet beschouwt als wezenskenmerken, als bijvoorbeeld een aangeboren kern. ‘Identiteiten zijn sociaal; daarom hoort de betekenis ervan toe aan ons allen. De mensen die de identiteit hebben, maar ook de mensen die die niet hebben. Daarom moet je met z’n allen kunnen onderhandelen over identiteiten. Zo ben ik een groot voorstander van de vele veranderingen in het voordeel van de trans people, maar ik vind niet dat zij het alleenrecht hebben om de betekenis van gender vast te leggen. Ze vragen een plaats in het systeem, maar ik heb daar ook een plaats in. We moeten samen een systeem zien te vinden dat voor iedereen werkt. 

Dit geldt net zo goed voor ras, ook al een sociale constructie. Het is niet louter aan zwarte mensen om te bepalen wat een zwarte identiteit is, en aan blanken om de blanke identiteit te bepalen. Je kunt niet zeggen dat ik de identiteit mag vaststellen omdat het mijn identiteit is. Een andere reden waarom je over identiteiten moet kunnen onderhandelen is dat ze bepaald gedrag voorschrijven. Identiteiten kunnen op die manier onderdrukkend zijn voor de mensen die de identiteit hebben. Ze laten soms te weinig ruimte voor individualiteit. In een beschaafde samenleving moet er ruimte zijn voor een eigen idee over wat het betekent om Amerikaan te zijn, of homo, of zwarte. Dus als het gaat om identiteiten, is het idee van take it or leave it helemaal verkeerd. Identiteiten zijn niet zomaar diepe essenties die als zodanig alle ruimte moeten krijgen. Wie dat zegt, begrijpt ook de ontologie van de identiteit niet. Er is geen natuurlijke identiteit, we maken identiteit altijd samen – en iedereen moet ruimte krijgen om mee te praten.’

Voor u – als man van vele identiteiten, als kosmopoliet – is het misschien eenvoudiger om zo te leven dan voor iemand die zich duidelijker met een groep kan identificeren.
‘Dat klopt. Ik kan me niet zoals anderen op m’n gemak voelen in het centrum van een identiteit. Voor mij is het onmogelijk de levensstijl aan te nemen die hoort bij het dorp van mijn moeder, een plek waar mijn voorouders al acht eeuwen wonen. Alleen al omdat ik bruin ben. Om dezelfde reden kan ik niet volledig Ghanees zijn.’

Lachend: ‘Maar ik klaag niet. Het is ook mijn temperament, ik zou daar niet kunnen aarden. We moeten een wereld maken waarin ruimte is voor verschillende mogelijkheden. Het is geen probleem als mensen willen leven als de amish, zonder auto, zonder geld. Dat moet kunnen, omdat niemand daar gevangengehouden wordt, en kinderen kunnen de gemeenschap verlaten. Evenmin moeten we mensen beletten in het klooster te treden. Dat is de basis van de liberale gedachte die Mill uitte in hoofdstuk 3 van On Liberty: iedereen is de baas in zijn eigen leven.’ 

Het is niet moeilijk om met die positie in te stemmen. Lastig wordt het pas als een deel van de mensen met een bepaalde identiteit slecht behandeld wordt in hun groep. 
‘Het is nog eenvoudig zolang de onderdrukten om hulp vragen. Dan moeten we ze helpen om uit hun omgeving te treden. Moeilijker wordt het als mensen zeggen dat ze niet weg willen. Lijden ze aan het stockholmsyndroom, gaan ze dan in tegen hun eigen wens? Ik denk het niet. Ik heb de neiging om mensen op te vatten als wezens die prima facie het vermogen hebben om te zeggen of ze gelukkig of ongelukkig zijn.

Maar…’

Appiah laat een stilte vallen. ‘Het probleem is vaak niet het valse bewustzijn. Het gaat er eerder om dat mensen die iets anders willen bang zijn. Ze denken dat ze niet echt geholpen worden door ons, en dat ze na hun verklaring evenmin meer verder kunnen leven in hun eigen omgeving. Je moet mensen dan ook alleen aanmoedigen om oprecht te spreken over hun toestand als je bereid bent ze echt te helpen. De gedachte dat je aan homo’s in Uganda vraagt om uit de kast te komen is waanzinnig. Velen van hen zullen gedood worden als ze dat doen. Als je ze aanspoort om dat te doen, moet je ook bereid zijn om ze asiel te verlenen.’

Nog even over Trump. Bent u pessimistisch of toch optimistisch?
‘Of ik optimistisch ben? Er zijn al tekenen dat de werkelijkheid weer binnensluipt. Trump zal vast verschrikkelijke dingen doen. Maar niet alle verschrikkelijke dingen die hij wil doen. Het is onze taak als Amerikanen om hem te beletten de allerergste dingen te doen. En we zullen dingen doen – geen revolutionaire, hoor, alles binnen de grenzen van politiek en wet. Ik heb ook een groot vertrouwen in instituties. De president is geen koning. 

En twee leidende figuren onder de Republikeinen, McConnell en McCain, zullen hem niet zomaar zijn gang laten gaan. Het is bijna onmogelijk die invloedrijke mannen, ook nog eens senatoren, te overtroeven. Maar misschien heb ik ongelijk, ik ben geen profeet.’

U benadrukt de positieve rol van eer. Zou dat gevoel ook een rol kunnen spelen bij de mensen die zich verzetten tegen Trump? 
‘Vooral bij McCain kan dat een rol spelen. Hij is een militair, afkomstig uit een militaire familie, en hij heeft meerdere jaren gevangengezeten in Vietnam. Met zijn gevoel van eer, van militaire eer, zal hij nooit toestaan dat Trump zijn plannen doorvoert om martelpraktijken in te zetten tegen het terrorisme. “I don’t give a damn what the president of the United States wants to do”, zei McCain. “We will not waterboard.” Dat lijkt me duidelijk.’

Lachend: ‘McCain zal zich eerder laten doodschieten.’