Nog voor de eerste kennismaking met zijn werk wordt Schopenhauer, door zijn associatie met Nietzsche, beschouwd als een toegankelijk en gemakkelijk leesbaar filosoof. Geheel terecht is dit niet. Al kan men zich ook vragen stellen bij de toegankelijkheid van Nietzsches filosofie, feit blijft dat deze door haar fragmentarische en sterk literaire verwoording de indruk wekt van een onÂfilosofisch, aforistisch geheel. Schopenhauers geschriften daarentegen zijn, op enkele essayistische stukjes na, onveranderlijk opgesteld in een strenge betoogtrant, met een degelijke onderbouw van traditionele filosofische concepten en verwijzingen. Wie daaruit zou afleiden dat Schopenhauers filosofie even technisch en voor de leek even onverteerbaar is als bijvoorbeeld die van Kant of Hume, vergist zich echter evenzeer. Schopenhauer is namelijk voor alles, en misschien meer dan enig ander filosoof, een groot stilist. Hij slaagt erin zelfs in de meest complexe materies een soort evidente transparantie in de verwoording te behouden, een helderheid die zowel door de syntaxis als door de weloverwogen keuze van metaforen in de hand wordt gewerkt. Schopenhauer is ongetwijfeld de enige Duitse filosoof die er moeiteloos in slaagt Duits te laten klinken alsof het Engels was.
Patricia De Martelaere (1957-2009) was een Vlaamse filosoof en schrijver van essays en romans. Ze was hoogleraar filosofie aan de KU Leuven en KU Brussel en schreef onder meer over het taoïsme en het denken van Schopenhauer.
Schopenhauers systeem kan niet beter geresumeerd worden dan door de titel die hij van jongsaf voor zijn levenswerk had bedacht: De wereld als wil en voorstelling. De wil is de anonieme dynamiek die de hele werkelijkheid doordringt; hij is het Kantiaanse Ding an sich, het hart van de wereld, dat nooit rechtstreeks wordt waargenomen maar waarvan het kloppen tot in het kleinste onderdeel merkbaar is. De voorstelling is de orde van de fenomenen, de buitenkant van de wereld, de enige kant die voor de mens, als buitenstaander, zichtbaar is en waarop alle kennis en wetenschap zich moet baseren.
De mens is net als alles rondom hem een manifestatie van de wil, en zelfs – gezien zijn inventiviteit en polyvalentie – de hoogste manifestatie daarvan, maar hij heeft tot zijn eigen hart niet meer toegang dan tot het hart van de wereld. Om zijn eigen wil te kunnen kennen en herkennen als een onderdeel van de blinde wereldwil moet hij hem van buitenaf tegemoettreden en hem in zijn individualiteit het zwijgen opleggen. Om zijn eigen hart te kunnen horen als de echo van het wereldhart moet hij het onvoorwaardelijk stilleggen.
In de kunst komt het diepste wezen van de mens van buitenaf op hem toe
Dit is precies wat in de kunst gebeurt: het diepste wezen van de mens komt van buitenaf op hem toe als het onherleidbaar vreemde dat hij zich niet kan toe-eigenen maar waar hij veeleer zelf in moet opgaan. Terwijl het gewone leven de mens voortdurend dwingt zich te gedragen alsof het minst belangrijke – de vele verschijnselen van de wereld – voor hem van levensbelang is, toont de kunst hem, in een schok, het meest belangrijke – zijn eigen hart – alsof het hem niet betrof. De kunst toont ons de dingen zoals ze zouden zijn als wij er werkelijk toe behoorden en er niet buiten moesten staan om ze te zien. Haar wereld is totaal onmenselijk, niet omdat zij de mens heeft uitgesloten, maar omdat zij hem, integendeel, met huid en haar heeft opgeslokt.
De hoogste kunst is voor Schopenhauer ontegensprekelijk de muziek. De muziek verschilt van alle andere kunstvormen omdat ze, als enige, niets minder dan een rechtstreekse en onmiddellijke verklanking is van de wil zélf. In de muziek wordt het Ding an sich dus wel degelijk ‘kenbaar’, en dit op een meer objectieve manier dan via de ervaring van het eigen ik.
Dit is een bewerkte selectie uit de inleiding van Patricia De Martelaere bij De wereld als wil en voorstelling van Arthur Schopenhauer, dat in 2012 verscheen bij Wereldbibliotheek.

De wereld als wil en voorstelling
Arthur Schopenhauer
vert. Hans Driessen
inl. Patricia De Martelaere
Wereldbibliotheek
1259 blz.