Home Niet-westerse filosofie ‘Hij die de Tao volgt, doet dagelijks minder en minder’ | recensie
Niet-westerse filosofie

‘Hij die de Tao volgt, doet dagelijks minder en minder’ | recensie

‘Als hij het niet-doen heeft bereikt, is er niets meer dat niet wordt gedaan.’ Patricia de Martelaere over de paradoxen van het taoïsme.

Door Jan Bor en Michel Dijkstra op 23 mei 2006

tao taoïsme Lao Zi beeld Bas van der Schot

‘Als hij het niet-doen heeft bereikt, is er niets meer dat niet wordt gedaan.’ Patricia de Martelaere over de paradoxen van het taoïsme.

05-2006 Filosofie magazine Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

‘Hui Zi zei tot Zhuang Zi: ‘Uw woorden zijn nutteloos’. Daarop zei Zhuang Zi: ‘Pas als iemand het nutteloze kent, kan er met hem over nut gesproken worden. Hemel en aarde zijn zonder twijfel zowel ruim als groot, maar wat de mens ervan benut, beperkt zich tot de ruimte die z’n voeten innemen. Maar zou de mens dat nut er nog van hebben, indien men alles terzijde van z’n voeten weg zou graven tot aan de Gele Bron [de onderwereld – JB en MD]?’ Hui Zi antwoordde: ‘Geenzins.’ Waarop Zhuang Zi zei: ‘Nu, dan is het ook duidelijk dat het nutteloze nuttig is.’ Dit fragment uit het Chinese geschrift de Zhuangzi is een sprekend voorbeeld van de paradoxale denktrant van het taoïsme, een mystieke levensfilosofie.

Over deze belangrijke stroming uit de klassieke Chinese wijsbegeerte verschenen in ons taalgebied tot op heden weinig filosofische studies. Met de publicatie van Taoisme. De weg om niet te volgen door de Belgische filosofe Patricia de Martelaere is daar nu verandering in gekomen. Het valt toe te juichen dat een denker van het kaliber van De Martelaere de moeilijke taak op zich genomen heeft om een wijsbegeerte die zo radicaal van de westerse tradities verschilt als het taoïsme, toegankelijk te maken voor een breed publiek.

In al haar werk toont De Martelaere haar grote veelzijdigheid als schrijfster en filosofe. Vanaf 1984 publiceerde zij een indrukwekkende hoeveelheid essays, poëzie en romans waaronder Het onverwachte antwoord dat in 2005 voor de Librisprijs werd genomineerd. Haar stijl is eigenzinnig en onacademisch. De filosofe schreef al eerder over het oosterse denken in het slotessay van haar bundel Wereldvreemdheid (2001) en in haar essay voor de Maand van de Filosofie 2002, getiteld Wat blijft.

Taijiquan

Aanleiding tot het schrijven van het overzichtswerk Taoïsme vormde De Martelaeres decennialange beoefening van de oosterse vechtkunst taijiquan. Ze ziet de sport als haar eerste, praktische kennismaking met het taoïsme. Juist omdat de ‘theoretische’ taoïstische geschriften in haar ogen onlosmakelijk verbonden zijn met de praktijk, met een bepaalde lichaamservaring, voelde de schrijfster in het begin weerzin om over de Chinese filosofie te schrijven. Later sloeg haar huiver om in enthousiasme en raakte ze geboeid door de Chinese wijsgerige verhandelingen: ‘Ik begon collega-filosofen lastig te vallen op het binnenplein en in de koffiekamer van het Instituut voor Wijsbegeerte; ik wilde weten wat zij van deze geheel andere zienswijze dachten, maar ik merkte dat ik er ternauwernood in slaagde duidelijk te maken wat deze zienswijze inhield.’ Haar boek vormt een poging om deze duidelijkheid wel te verschaffen.

Hagiografen vermelden dat Lao Zi 81 jaar in de buik van zijn moeder bleef en als oude man ter wereld kwam

De Martelaere heeft ervoor gekozen om het taoïsme niet aan de hand van een aantal kernthema’s te behandelen, maar door het bespreken van fragmenten uit de twee canonieke werken: de Zhuangzi van de gelijknamige auteur Zhuang Zi en de Dao De Jing van Lao Zi. Het is haar opzet om vanaf een betrekkelijk concreet niveau naar steeds grotere abstractie op te klimmen en zo aan te geven waar het in het taoïsme om gaat. Het grote voordeel van deze benadering is dat De Martelaere’s overzicht één doorlopend essay is geworden met een indringende intellectuele spanningsboog. Behalve door de heldere bespiegelingen munt Taoisme. De weg om niet te volgen uit door grote stilistische kwaliteiten. De Martelaere schrijft prachtig soepel en hoogst elegant proza. Met haar zinnen die volkomen natuurlijk over de pagina vloeien, koppelt ze filosofische precisie aan literaire bevlogenheid. 

Oud kind

Over Zhuang Zi en Lao Zi, de twee belangrijkste taoïstische denkers, is vrijwel niets met zekerheid bekend. Lao Zi, wiens naam Oude Wijze of Oud Kind betekent, leefde vermoedelijk in de vijfde eeuw voor Christus maar het is geenszins zeker of hij echt heeft bestaan. Hagiografen vermelden dat hij 81 jaar in de buik van zijn moeder bleef en als oude man ter wereld kwam. Lao Zi werkte enige tijd als archivaris aan het keizerlijk hof voordat hij besloot zich uit de bewoonde wereld terug te trekken. Op het laatste moment hield een wachter Lao Zi tegen met de vraag of hij zijn wijsgerige gedachten wilde opschrijven. Zo ontstond de Dao De Jing, het Boek van de Weg en de Deugd. Dit filosofische gedicht is één van de bekendste en meest vertaalde Chinese geschriften.

Zhuang Zi (370-280 voor Christus) heeft waarschijnlijk wel echt bestaan. Hij leefde in een woelige tijd, de periode van de ‘Strijdende Staten’. Volgens een historicus werkte Zhuang Zi als klerk in een laktuin en schreef hij een groot boekwerk dat op de leer van Lao Zi gebaseerd was. Het is echter de vraag in hoeverre de Zhuangzi, het werk dat later onder zijn naam van hand tot hand ging, daadwerkelijk door hem is geschreven. Kenmerkend voor de aan Zhuang Zi toegeschreven teksten zijn een excentrieke stijl en bizar taalgebruik. Deze karakteristieken maken zijn geschriften zeer moeilijk leesbaar.

Even tussendoor… Meer lezen over het taoïsme? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief

Meld u aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang elke woensdag het laatste filosofie nieuws, de beste artikelen van de week en af en toe een aanbieding.
Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

Aan de hand van deze basisteksten duidt Patricia de Martelaere het kernbegrip ‘Tao’ als een per definitie onbenoembaar principe. Alle woorden die men gebruikt om uit te leggen wat Tao is, verhullen het alleen maar. De volgende formulering komt misschien het dichtst in de buurt: Tao is het niet-zijn dat aan het zijn en het niet-zijn van de wereld voorafgaat. Het eerste ‘niet zijn’ staat niet voor de totale afwezigheid van alles wat is. In zijn onkenbaarheid omvat Tao namelijk zowel het zijn als de ontkenning ervan. Het is het volle en het ledige tegelijk, het vol-ledige. Tao is het mysterie waaruit de wereld ontstaan is; het doordringt alle dingen maar is zelf een niet-ding.

Juist dit fundamenteel paradoxale karakter van Tao maakt het mogelijk een glimp van het mysterie doormiddel van woorden te suggereren. Dit is wat de taoïstische teksten keer op keer proberen. Net als in de rijke literatuur van het zenboeddhisme wijzen de schrijvers steeds op iets dat buiten de greep van de taal ligt. Dat is niet iets wat je nóg niet weet, maar iets dat je principieel niet kunt weten. Het taoïstische ‘discours’ is erop gericht de beperktheid van de ratio te tonen. Alleen als de mens het denken loslaat is hij in staat de Tao te kunnen volgen en terug te keren tot wat hij vroeger was, tot zijn Oorspronkelijke Natuur. 

Wu wei

Om zich weer af te stemmen op Tao moet de mens niet-handelen, ofwel wu wei in het Chinees. De Martelaere probeert het niet-handelen op een persoonlijke manier te doordenken. Uitgangspunt is een citaat uit de Zhuangzi: ‘Niet kennen, niet kunnen, dat zijn de valkuilen van het menszijn. En toch proberen sommige mensen te ontsnappen aan het onvermijdelijke.’ Naar aanleiding van dit citaat denkt ze verder: ‘Maar bestaat er dan geen manier om aan deze onvermijdelijke beperktheid te ontsnappen? Het antwoord kan niet liggen in het doen van iets, want ieder doen is onvermijdelijk het doen van iets, en dus met uitsluiting van al het andere. (…) Het niet-doen is daardoor de Tao van alle Tao’s: geen specifieke weg die kan worden gegaan, maar een weg die samenvalt met de stilstand en de aankomst, en daardoor met alle wegen.’

Vanuit haar beoefening van taijiquan stelt De Martelaere dat het in het taoïsme ook gaat om het bewaren van qi, de levensenergie of adem die in de verte vergelijkbaar is met het Griekse concept ‘pneuma’. Ieder mens heeft een hoeveelheid qi die van dag tot dag vermindert omdat je ouder wordt. Als men zich nutteloos kwaad maakt, gestrest is of dingen probeert te veranderen die toch niet te veranderen zijn, verspilt men alleen qi. De taoïstische wijze bewaakt zijn qi als een kostbare schat en probeert altijd zijn gelijkmoedigheid te bewaren.

Het niet-handelen betekent niet dat je de hele dag op je stoel kunt blijven zitten en niets meer hoeft te doen, maar dat je afstand doet van je eigen ik: in de Zhuangzi wordt wu wei geïllustreerd door enkele verhalen over ambachtslieden die zo in hun werk opgaan dat hun handen met de gereedschappen en het materiaal versmelten. Een ander verhaal over het niet-handelen gaat over een slager die al tientallen jaren hetzelfde mes gebruikt, zonder dat het bot wordt. Voordat hij aan het werk gaat, maakt de slager zijn geest leeg en laat vervolgens het mes zelf zijn werk doen. De Dao De Jing verwoordt wu wei op een minder bloemrijke manier dan de Zhuangzi: ‘Hij die de Tao volgt, doet dagelijks minder en minder. Naarmate hij minder en minder doet, bereikt hij uiteindelijk het niet-doen. Als hij het niet-doen heeft bereikt, is er niets meer dat niet wordt gedaan.’

Tao is het mysterie waaruit de wereld ontstaan is; het doordringt alle dingen maar is zelf een niet-ding

Wat voor het menselijk handelen geldt, gaat ook op voor de taoïstische ethiek. De hoogste deugd is een deugd, juist omdat zij geen deugd is. Zij ontstaat spontaan door het volgen van Tao. De aanhanger van het taoïsme is menslievend, juist omdat hij zich er niet van bewust is. Hij laat iedereen in zijn waarde en zorgt voor alle levende wezens. ‘Goed’ en ‘kwaad’, ‘nuttig’ en ‘nutteloos’, ‘juist’ en ‘onjuist’ zijn tegenstellingen waarvan de taoïstische mens zich heeft bevrijd. Omdat hij de Tao volgt, handelt hij vanuit de bron van goed en kwaad. Zo doet hij goed zonder in conventionele zin ‘goed’ te zijn.

Patricia de Martelaere heeft in haar overzichtswerk op overtuigende wijze uiteengezet dat het taoïsme inderdaad een weg is om niet te volgen. Als je het mysterie graag wil bereiken, zit je jezelf met je verlangen in de weg. De beste houding is om het eigen ‘ik’ los te laten en het leven te nemen zoals het komt. De Martelaere concludeert dat het taoïsme van alle wereldbeschouwingen die zij kent tegelijk de mildste en de meest meedogenloze is.

Het taoïsme is mild omdat het geen normatieve uitspraken doet over de richting van het menselijk leven. Men hoeft niet een bepaalde religieuze of ethische weg te bewandelen om verlost te worden, want Tao valt met alle wegen samen. Het taoïsme is meedogenloos omdat het de mens volkomen op zichzelf terugwerpt en oproept om alle conceptuele vastigheid op te geven. Volgens De Martelaere is hiermee niet het laatste woord gezegd, omdat het taoïsme je ook leert mee te gaan met de stroom van goede en slechte gebeurtenissen van het leven. Als je je niet tegen de vergankelijkheid van alles verzet, kun je een diep inzicht in de realiteit verwerven.

Taoisme, Patricia de Martelaere - Paperback - 9789026318061

Taoïsme. De weg om niet te volgen
Patricia De Martelaere
Ambo
175 blz.
€ 22,99