Home Rechtvaardigheid ‘Ik bewonder u om uw eerlijkheid, maar u moet het nooit meer doen’
Rechtvaardigheid

‘Ik bewonder u om uw eerlijkheid, maar u moet het nooit meer doen’

Tijdens een strafrechtzaak heeft de rechter de rol van Socrates, zegt advocaat Hugo ter Brake, alleen vervult hij die niet naar behoren. ‘De rechter is niet zo geïnteresseerd in de waarheid’.

Door Frank Meester en Maarten Meester op 22 november 2012

rechter hamer wetboek

Tijdens een strafrechtzaak heeft de rechter de rol van Socrates, zegt advocaat Hugo ter Brake, alleen vervult hij die niet naar behoren. ‘De rechter is niet zo geïnteresseerd in de waarheid’.

09-2001 Filosofie magazine Lees het magazine

‘Als je in het civielrecht beweert dat de planeet Mars jouw eigendom is en de wederpartij gaat daar niet tegenin, is Mars van jou’, zegt Hugo Ter Brake, advocaat en docent strafprocesrecht aan de VU: ‘Partijwaarheid, heet dat. Het strafrecht, waarmee ik me bezighoud, richt zich op het vinden van de materiële waarheid, de echte waarheid, hoe het feitelijk gebeurd is. Als de verdachte zegt: ik heb mijn moeder vermoord, terwijl de rechter daar niet van overtuigd is, moet hij hem vrijspreken.’

Wat is volgens u de uiteindelijke waarheid: het vonnis of de materiële waarheid?
‘Ik zeg altijd: ik hoef niet te weten wat er echt gebeurd is, dat is alleen maar lastig. Als ik niet weet of de verdachte schuldig is, kan ik me beter inleven in degene die er over moet oordelen, de rechter.’

Zo gezien is uw werk als advocaat puur sofisme.
‘Nou, de advocaat doet ook wel eens juist moeite om de waarheid boven water te halen. Neem de zaak van die politieagent die een Bossche hooligan heeft doodgeschoten. Zijn advocaat heeft proberen aan te tonen dat hij uit zelfverdediging handelde. Dan zie je dat de advocaat wel zijn best doet de waarheid te achterhalen.’

‘Soms weet niemand het. Ik had onlangs een liquidatiezaak in het coffeeshopmilieu. Een schutter had door het portier van een raam iemand doodgeschoten. Een stuk of vijf mensen hadden het van dichtbij gezien. Zij kwamen ieder voor zich met nauwkeurige verklaringen. Maar wel allemaal verschillend! Iedere getuige had een ander beeld van de schutter. In eerste instantie had de rechtbank vijftien jaar opgelegd. Later besloot het hof tot vrijspraak.’

‘Ook bij incestzaken kom je er niet altijd achter hoe het zit. Daar heb je te maken met verdrongen waarheden. Mensen gaan echt geloven dat ze geen incest gepleegd hebben. Als dochterlief na tien jaar eens aangifte doet, weet pa het werkelijk niet meer. Of de dochter heeft de incest ingebeeld, dat komt ook voor. De waarheid is problematisch omdat niemand de absolute wijsheid heeft. Doordat we die niet kennen moeten we het zo aanpakken als we nu doen. Een beetje rommelen.’  

Opsporingsambtenaar

Kun je niet zeggen dat de waarheid het product van de zitting is? De officier van justitie klaagt aan, de advocaat verdedigt en juist doordat die twee elkaar tegenspel bieden komt de waarheid boven tafel.
‘Zo heeft de wetgever dat wel gezien. Alleen werkt de praktijk anders. De wetgever heeft het strafproces zo ingericht dat de waarheidsvinding tijdens de zitting plaatsvindt. Vroeger werd iedere getuige daar gehoord, zodat iedere burger kon controleren of de rechtspraak goed functioneerde. Zo’n zitting duurde natuurlijk lang.’

‘In 1927 is het de auditum-principe aanvaard. Dat betekent dat bewijs van horen zeggen toelaatbaar is. De opsporingsambtenaar schrijft in het proces-verbaal op wat de verdachte en getuigen hem hebben verteld. Dat dient vervolgens als bewijs. Daardoor zijn de Nederlandse zittingen verschraald tot papieren zittingen, waarbij de materiele waarheid geacht wordt zich in de papieren te bevinden.’

Vroeger was het beter?
‘Nou, het was socratischer. Misschien is het goed om eerst de rollen in een strafzaak duidelijk te maken. Iedere rollenspeler heeft een andere benadering van de waarheid. De officier van justitie is de aanklager. Hij zoekt de waarheid gericht op het bewijs van het feit, het misdrijf. Hij laat de politie getuigenverklaringen afnemen, sporenonderzoek doen en noem maar op. Het resultaat daarvan komt in een dossier. De advocaat zoekt naar de waarheid die juist ontlastend is. Hij kan ook getuigen laten horen. Zo komt er een dossier met vaak tegenovergestelde standpunten.’

‘De rechter moet de materiële waarheid vinden. Hij heeft de rol van Socrates, alleen vervult hij die niet naar behoren. Tijdens de zitting ziet de rechter de verdachte voor het eerst. Als die ontkent en er niet zoveel bewijs is, zou je verwachten dat de rechter gaat stoeien met de verdachte. Dat hij hem confronteert met belastend materiaal. U zegt nu wel dit maar waarom deed u dan dat? Dat gebeurt alleen helemaal niet! Rechters kennen de dossiers en zien wat daarin staat als een voldongen feit. Ze komen dan niet veel verder dan: “Blijft u bij uw verklaring?” Dan worden nog wat getuigenverklaringen voorgelezen en that’s it.’

Is dat beleid, of luiheid?
‘Ik denk dat de rechter niet zo geïnteresseerd is in de waarheid. Hij heeft een beeld van hoe de werkelijkheid in elkaar zit aan de hand van het dossier dat hij voor zich heeft. En hij wil er niet verder naar zoeken. Hij weet al hoe de zaak gaat aflopen en de zitting ziet hij meer als een formaliteit. Dat vind ik jammer. Als je als rechter een verdachte die ontkent, heel scherpzinnig ondervraagt geef je hem ook een belangrijke rol. Sterker nog: als die verdachte daar niet goed uitkomt, is dat een rede te meer hem te veroordelen.’

Die actievere rol van de rechter is tegen uw eigen belang als advocaat?
‘Ja. Ik denk wel eens: als een rechter nu doorvraagt maakt hij gehakt van mijn cliënt. Gelukkig doet hij het vrijwel nooit. De waarheid wordt in elk geval niet op de zitting gevonden. Of het socratische debat dan op papier plaatsvindt? Ja, maar dat papier is weer een weerspiegeling van het verhoor van de verdachte door de politie. Dat is het echte socratisch debat.’

Dan heeft u als advocaat weinig invloed?
‘Alles ligt op tafel en dan is het een kwestie van conclusies trekken. Toch kun je als advocaat de waarheidsvinding forceren door getuigen op te roepen. Piet Doedens heeft zich daarop toegelegd. Hij voert er tientallen op. Als je dat doet zie je de rechters ontevreden kijken. Dat gaat weer een middag duren…’

Houdt de advocaat dan de socratische geest hoog?
‘Ik zeg soms tegen de rechter: u moet zich schamen. Het zou de verdediging niet moeten zijn die de getuigen oproept, de rechtbank moet dat zelf doen. Voordat je iemand vijftien jaar gevangenisstraf geeft, wil je toch graag weten hoe die belastende getuige eruit ziet? Die wil je toch graag zelf vragen stellen? Rechters zijn eerlijk en onpartijdig, daar gaat het niet om, ze zijn alleen niet echt doortastend. Als getuigen op de zitting verschijnen, is het in 80 procent van de gevallen de verdediging die erom verzoekt, in 10 procent de officier van justitie en in 10 procent de rechtbank zelf.’
‘Mogelijk komt dat door de bureaucratie, en doordat rechters tegenwoordig heel veel zaken moeten doen. Misschien is de rechter daardoor te veel bezig met de vraag: wat moet ik er van vinden en welke straf kan ik opleggen? Zo schept hij wel ruimte voor sofistische advocaten om te schitteren. Je kunt dan prachtige sferen gaan opbouwen. Verdachten laten huilen. Juist die menselijke dingen hebben de meeste invloed op de zitting.’

Gebruikt u  retorische trucs?
‘Ik neem met de verdachten een paar vuistregels door. Een, de rechter heeft altijd gelijk. Die moet je nooit tegenspreken. Twee, probeer eens iets origineels te zeggen. De rechter hoort de hele dag dezelfde verhalen. Als je hem weet te verrassen kan dat net dat tikje geven dat nodig is. “Ik heb nu net gestolen. Ik heb het geld hard nodig en ik denk dat ik het weer ga doen.” Dat is zo ontwapenend eerlijk dat er een glimlach op het gezicht van de rechter verschijnt. Ik heb meegemaakt dat die zei: “Ik bewonder u om uw eerlijkheid, maar u moet het nooit meer doen.”’

‘Trucs hoeven niet per se verbaal te zijn. Een cliënt van mij maakte hennepproducten. Officieel vallen die onder de opiumwet. Toen heb ik een toga van hennep laten maken, een wereldprimeur. Aan het eind van mijn pleidooi liep ik naar de leden van het hof toe, en ging met mijn armen wijd voor hen staan. Hun monden hingen open van verbazing, want advocaten komen nooit zo dichtbij. Toen zei ik: “Als zij strafbaar is ben ik het ook. Dit gewaad is van hennep.”’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.