Home De beste ideeën Het scheermes van Ockham
De beste ideeën

Het scheermes van Ockham

Door Sebastien Valkenberg op 10 juli 2012

scheermes van Ockham
Cover van 07/08-2012
07/08-2012 Filosofie magazine Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.


Het scheermes van Ockham

Willem Ockham (1288 – 1347)
Het scheermes van Ockham zegt niet dat we nooit op zoek mogen naar complexe verklaringen, tenzij we daartoe genoodzaakt zijn.

Wat is het?
‘Het scheermes’ stelt dat bij wetenschappelijke theorieën geen aannames  mogen worden toegevoegd die niet noodzakelijk zijn.

Hoe passen we het toe?
Het  scheermes scheidt zin van onzin. Voorbeeld: we hoeven bij kanker niet te zeggen dat die wordt veroorzaakt door ‘pessimisme’. Erfelijkheid of ongezonde levensstijl zijn doorgaans voldoende.

Hoe letterlijk valt de gangbare visie te nemen dat we leven in een onttoverde wereld? Ondanks de enorme wetenschappelijke vooruitgang, tieren bijgeloof en pseudo-wetenschap nog welig. Gelukkig kunnen we ons wapenen tegen zulke uitglijders. De Gentse wetenschapfilosoof Maarten Boudry, coauteur van De ongelovige Thomas heeft een punt (2011), wijst op de heilzame werking van het scheermes van Ockham.

Boudry gebruikt de wijsgerige canon zoals een timmerman zijn gereedschapkist. 2500 jaar (wetenschaps)filosofie heeft namelijk een verfijnd instrumentarium opgeleverd dat helpt om zin van onzin te onderscheiden. Tot onze intellectuele basisuitrusting behoort zonder meer het scheermes van Ockham. Beschouw dit principe gerust als de pendant van het meeste essentiële stuk gereedschap van de timmerman: de hamer. Kennelijk heeft de hoge leeftijd – ruim 650 jaar – niet tot slijtage geleid. In een vraaggesprek legt Boudry uit waarom een principe van een veertiende-eeuwse scholasticus in deze eeuw nog onverminderd actueel is.

Voordat we het scheermes van Ockham gaan toepassen op de actualiteit: wat houdt dit principe precies in?
‘Aan Willem van Ockham, een franciscaner monnik uit Engeland, wordt de uitspraak toegeschreven: ‘In argumentationibus entia non sunt multiplicanda sine necessitate’. In het Nederlands: ‘Binnen redeneringen moeten de onderdelen niet zonder noodzaak worden toegevoegd.’ In de wetenschapsleer wordt deze norm ook wel aangeduid met de term ‘parsimonie’ – zoek naar eenvoudige en economische verklaringen –, maar het scheermes is een veel mooier beeld.

Overigens is het is onduidelijk hoe Ockham het precies bedoeld heeft, maar deze kwestie is slechts een bijkomstigheid. Maar weinig filosofen maken zich druk om de juiste historische interpretatie. Het gaat er om dat we hier een universeel instrument hebben, dat toepasbaar is in alle situaties waarin we op zoek zijn naar verklaringen. Eigenlijk is het scheermes een waarschuwing tegen theorieën die te vergezocht zijn.’

U presenteert het als een remedie tegen bijgeloof en pseudo-wetenschap. Maar veel mensen ervaren dit helemaal niet als iets problematisch
‘Natuurlijk zijn niet alle vormen even ernstig. Ik onderscheid daarom twee manieren waarop mensen schade kunnen oplopen. De eerste is van epistemologische aard, omdat ze overtuigingen bezitten die niet stroken met de werkelijkheid. Tot op zekere hoogte kan dat vrij onschuldig blijven. Als mensen horoscopen raadplegen, gaan ze er vanuit dat de stand van hemellichamen op de een of andere manier samenhangen met de gebeurtenissen op aarde. Die opvatting hoeft geen nadelige gevolgen te hebben zolang mensen hier weinig gewicht aan toekennen. Bedenk wel dat irrationele overtuigingen de neiging hebben om zich verder uit te breiden: om hieraan vast te houden moeten mensen steeds meer onwaarschijnlijke zaken veronderstellen. Anderzijds loopt iedereen rond met onware overtuigingen, de ene gevaarlijker dan de ander. Dat moeten we per geval bekijken. Maar ik ga ervan uit dat de waarheid ons lief is. In dat geval is het onverstandig om de raad van Ockham in de wind te slaan.’

Ockham komt zo aan de beurt. U noemde nog een tweede vorm van schade die twijfelachtige overtuigingen kunnen veroorzaken.
‘Neem een zogenaamde natuurgeneeswijze als homeopathie. Hier is op zichzelf niets schadelijks aan. In een homeopathische middeltje zit niets; het bestaat gewoon uit water of suikerbolletjes. Maar het kan grote gevolgen hebben als mensen vervolgens de klassieke geneeskunde opzeggen. Stel dat een kankerpatiënt chemotherapie afzweert omdat hij naar een homeopathisch genezer gaat. Alles bij elkaar genomen kan ik me weinig vormen van bijgeloof voorstellen waarvan we de garanties hebben dat ze volkomen onschadelijk zijn. Het punt is namelijk dat mensen zich in hun gedrag laten leiden door hun overtuigingen. Als deze irrationeel zijn, kan ook iemand met de beste bedoelingen grote schade veroorzaken.’

Nu laten we het scheermes los op een verschijnsel als homeopathie. Hoe werkt het in de praktijk?
‘Homeopathie is gebaseerd op extreme verdunningen van stoffen. Dit gaat zover dat in het uiteindelijke middel niet één molecuul van de oorspronkelijke stof meer zit. Homeopaten erkennen dit overigens zelf ook. Maar als ze met dit probleem geconfronteerd worden, opperen ze de hypothese dat water een vorm van geheugen heeft. De verdunde stof zou op de een of andere manier een indruk hebben nagelaten op de watermoleculen, waardoor er toch een soort geneeskrachtige werking van uit zou gaan.

Vervolgens dwingt het scheermes van Ockham ons om de vraag te stellen: hoe kan het in vredesnaam dat watermoleculen een geheugen hebben? Dat zou het hele corpus van wetenschappelijke kennis volledig omver werpen. Dus als we desondanks aan dat raadselachtige geheugen willen vasthouden, moeten we compleet nieuwe natuur- en scheikundige principes introduceren.’

Terwijl we met de reguliere natuurwetenschap gewoon uit de voeten kunnen als mensen beweren dat ze baat hebben bij homeopathie?
‘Tal van zaken kunnen bijdragen aan een verbetering van de gezondheid. Zo is daar het placebo-effect: een middel kan effect hebben als patiënten die verwachting koesteren, ook  als er geen werkzame bestanddelen in zitten. Dit is een bekend verschijnsel in de wetenschap. Daarnaast hebben ziektes hun natuurlijke verloop. We weten dat ziektes fluctueren en dat mensen naar de dokter gaan als ze zich het slechtst voelen. De wet van regressie zegt dat ze zich een paar dagen later sowieso al beter voelen – in de meeste gevallen althans. Ten slotte speelt mee dat een homeopaat een luisterend oor biedt. Zulke empathie heeft ook zijn uitwerking, hoewel die meestal van tijdelijke aard is. Al deze factoren zijn in zekere zin allemaal oude koek; voor een verklaring hoeven we geen nieuwe aannames te doen.’  

Hoe simpeler de theorie, hoe beter. Is dat het idee?
‘Het ligt iets subtieler. Het scheermes van Ockham zegt niet dat we nooit op zoek mogen naar complexe verklaringen. Dit mag – máár alleen als we daartoe genoodzaakt zijn. Zo kunnen we ons inbeelden dat zogeheten dubbelblind gerandomiseerd onderzoek de verklaringen hierboven uitsluit – placebo-effect, natuurlijk ziekteverloop, luisterend oor – en nog steeds blijkt dat homeopathie werkzaam is. Als we blijven zitten met zo’n onverklaarbare rest, moeten we wel overstappen op complexere verklaringen. Maar in de praktijk doet zich dit niet voor.’

Klinkt eigenlijk heel vanzelfsprekend. Waarom gaat het in de praktijk dan toch zo vaak mis?
‘Mensen zijn betekenismachines: voortdurend zijn ze op zoek naar een verklaring voor wat er in hun omgeving gebeurt. Probleem is dat ze ook ongeduldig zijn. Als zo’n verklaring niet meteen voorhanden is, kunnen ze daar moeilijk mee overweg. Die afwezigheid is een ondraaglijke gedachte. Het blijkt moeilijk om deze impasse te laten bestaan. Liever beroepen mensen zich op geheimzinnige entiteiten – vaak bovennatuurlijk, maar lang niet altijd – dan dat ze erkennen dat er voorlopig geen verklaring is. Toch moeten we in zulke gevallen ons oordeel durven op te schorten. Daar herinnert het scheermes van Ockham ons steeds opnieuw aan. Het lijkt er met andere woorden op dat het voorlopig nog lang niet bot is.’