Home Toeval Hebben helden niet gewoon mazzel?
Toeval

Hebben helden niet gewoon mazzel?

Als alles het gevolg is van omstandigheden, zou moraal een kwestie van geluk zijn. Jeroen Hopster vraagt zich af of het zo simpel is.

Door Jeroen Hopster op 04 maart 2024

held helden verzetsgroep Dalfsen Ommen verzet Tweede Wereldoorlog moreel geluk Verzetsgroep Dalfsen Ommen Lemelerveld in 1944. Beeld Wikimedia

Als alles het gevolg is van omstandigheden, zou moraal een kwestie van geluk zijn. Jeroen Hopster vraagt zich af of het zo simpel is.

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

In 1979 publiceerde de Amerikaanse filosoof Thomas Nagel het artikel ‘Moral Luck’. Dat artikel begint met de constatering van Immanuel Kant dat onze morele oordelen immuun behoren te zijn voor geluk of pech. De goede wil ‘schittert als een juweel’, stelde Kant, zelfs als die goede wil niet volstaat om zijn doel te realiseren. Met andere woorden: zolang mensen handelen vanuit hun goede wil, maakt het voor de morele beoordeling niet uit of ze hun doel nu bereiken of niet. De uitkomst van ons handelen ligt niet volledig binnen onze controle. Wat buiten die controle valt, valt buiten de sfeer van de (kantiaanse) moraal.

Jeroen Hopster (1987) is filosoof en schrijver. Hij is universitair docent ethiek aan de Universiteit Utrecht en doet onderzoek naar morele vraagstukken over techniek en klimaat. Voor Filosofie Magazine schrijft hij de maandelijkse rubriek ‘Moreel dilemma’. Over toeval schreef Hopster eerder De andere afslag (2018).

Dat uitgangspunt klinkt aannemelijk, stelt Nagel, maar kan niet consistent worden volgehouden. In de praktijk houden we mensen ook verantwoordelijk voor tal van zaken die buiten hun controle vallen. Sterker nog, ons vermogen tot controle is een stuk geringer dan we gewoonlijk denken. Raken we goed en wel van dat besef doordrongen, stelt Nagel, dan doet dat de moraal op haar grondvesten wankelen.

Moreel geluk

Op verschillende manieren ben jij, als moreel subject, onderworpen aan geluk of pech. Ten eerste met betrekking tot de vraag als welke persoon je ter wereld komt: je karakter, je neigingen, je temperament. Ben je van nature dapper? Meegaand? Heb je een sterk rechtvaardigheidsgevoel? De ene persoon is eerder tot moreel gedrag geneigd dan de andere, en dat heeft onder meer te maken met onze natuurlijke talenten en gebreken – zaken waar we zelf weinig aan kunnen doen.

Maar persoonlijkheidskenmerken zijn niet de enige vorm van wat Nagel ‘moreel geluk’ noemt. De omstandigheden waarin je verzeild raakt en de oorzaken die leiden tot de handelingen die je verricht heb je evenmin onder controle. Neem verzetsstrijders tijdens de Tweede Wereldoorlog. Dat zij in opstand kwamen tegen de Duitse bezetter lijkt misschien heroïsch, maar dat ze daar de mogelijkheid toe kregen, lag aan omstandigheden buiten hun invloedssfeer. Dat hun een morele aanprijzing – ‘heldhaftigheid’ – toekomt, is in die zin een vorm van toeval.

Even tussendoor… Meer lezen over de filosofie van toeval? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:

Meld u aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang elke woensdag het laatste filosofie nieuws, de beste artikelen van de week en af en toe een aanbieding.
Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

Of neem het tegendeel: een kampbeul die carrière maakte in de jaren veertig. Die kampbeul had de pech dat hij onder verkeerde omstandigheden in de verkeerde samenleving werd geboren. Had hij in de jaren zestig carrière gemaakt, zo kunnen we met Nagel opperen, dan had hij wellicht een moreel onproblematische kantoorbaan gehad. Het afgrijzen dat de kampbeul ten deel valt is, in dat opzicht, eveneens een kwestie van toeval – van morele pech.

Ook de uitkomst van je handelen heb je niet onder controle. Neem twee chauffeurs die met hun auto door rood rijden, met dezelfde snelheid en op hetzelfde kruispunt. De ene chauffeur komt goed weg; de andere rijdt een overstekende voetganger aan, die blijvend verlamd raakt. Hoe moeten we de chauffeurs moreel beoordelen? De chauffeur die het ongeluk veroorzaakte roept woede op, en kan rekenen op een flinke straf; de chauffeur die geen ongeluk veroorzaakte zal nooit meer iets van het voorval merken. Beiden begingen precies dezelfde overtreding. Dat de ene chauffeur daarmee ongemerkt wegkomt, terwijl de andere er flinke straf en een levenslang schuldgevoel aan overhoudt, is puur een kwestie van geluk of pech.

Buiten onze controle

Al deze vormen van moreel geluk en morele pech wijzen op eenzelfde probleem: het lijkt onredelijk om jou verantwoordelijk te houden voor zaken die je niet of nauwelijks zelf in de hand hebt. Hoe meer we nadenken over de oorzaken die op ons handelen inwerken en de omstandigheden waarin we terechtkomen, des te minder blijft er nog over van ons ‘moreel actorschap’, ons eigen handelingsvermogen. Alles lijkt uiteindelijk het gevolg van omstandigheden buiten onze controle, invloeden op ons gedrag en karakter, en de toevallige uitkomst van onze handelingen. Het handelende ‘zelf ’, stelt Nagel, verdwijnt als speelbal van omstandigheden.

Hoogst problematisch, concludeert de Amerikaanse filosoof. We kúnnen de conclusie van deze deterministische zienswijze niet omarmen, stelt hij, want de menselijke moraal draait juist om het idee dat we wél een handelend zelf hebben, dat verantwoordelijk is voor zijn daden. Tegelijkertijd valt moeilijk te ontkennen dat vrijwel niets écht binnen onze controle valt. Nagel biedt geen oplossing, hij identificeert slechts het probleem. De moraalfilosofie moet zich staande zien te houden tegen de uitdaging van ‘moreel geluk’.

Oorlogsmemoires

Mijn grootmoeder was actief in het verzet, als koerierster van illegale kranten; eerst Het Parool, vervolgens Ons Volk. Ze verspreidde pamfletten waarin studenten werden opgeroepen om de loyaliteitsverklaring van de Duitsers niet te tekenen. Later bracht ze ook enige inlichtingen en wapens rond, en hielp een enkele onderduiker. Haar oorlogsmemoires, ondergebracht bij het NIOD, geven een indringend beeld van het studentenverzet. Zelf liep ze er nimmer mee te koop, maar ik was, als kleinzoon, best trots om zo’n moedige oma te hebben.

In 2005 schreef ik haar een brief waarin ik vroeg naar haar oorlogservaringen. Ik had, aanbeland in het laatste jaar van de middelbare school, net een mondeling examen afgelegd over de Tweede Wereldoorlog en had mij ingelezen over het verzet in Nederland, dat eerder uitzondering dan regel was. Met mijn examenstof vers in het achterhoofd schreef ik haar en sprak mijn bewondering voor haar uit, als dappere verzetsheldin. In reactie schreef ze:

‘Na het overlezen van je brief heb ik het gevoel dat ik wat moet rechtzetten. Wat ik deed kwam op mijn weg en die dapperheid moet ik wat relativeren. Kijk, begin ’42 kwam het bericht van [mijn verloofde] Watse zijn dood. Het kon me daarna niets meer schelen wat er met me gebeurde; dat wil zeggen, ik was niet bang om óók dood te gaan. (…) Daarnaast speelde gevoel voor avontuur een rol. Dat had [mijn zuster] Thea sterk – ik echter ook. En bovendien had ik het geluk bij de opzet van het studentenverzet betrokken te raken, en – nog belangrijker – Lex Althoff te leren kennen. Tenslotte het gevoel van wraakneming: de ellendelingen waren de oorzaak van het verlies van Watse. Deze elementen samen maakten dat je bereid was alles te doen. (…) Maar was ik dapper? Nee, eigenlijk niet, in mijn ogen.’

Dit was typisch mijn grootmoeder: geen valse bescheidenheid, maar een intelligente kijk op de loop der gebeurtenissen en haar eigen rol daarin. En ze had gelijk: ‘heldin’ was niet de juiste term, ‘dapperheid’ niet de beste karakterschets. Maar een voorbeeld voor anderen, dat was ze wel.

Geen helden

Enkele jaren later werd mijn grootmoeder geïnterviewd door het Leidse universiteitsblad Mare. Ze was altijd huiverig om interviews te geven over de oorlog, en drukte de interviewer gelijk op het hart haar geen heldin te noemen. Ook erkende ze dat ze slechts met enorm geluk de oorlog had overleefd. Meerdere keren kroop ze door het oog van de naald:

‘Nadat ik in 1944 een microfilm met inlichtingen voor de Engelsen naar Brussel had gesmokkeld, kwam ik op de terugweg naar het station langs een razzia. Overal werden mensen tegen de muur gezet, maar wij mochten doorlopen. Idioot gewoon, maar zulke gekke dingen kon je beleven. Dat is mijn levensverhaal uit die periode: al die dingen zijn goed gegaan. Maar heel veel lieve vrinden zijn vermoord omdat ze wel pech hadden. (…) Naderhand heb ik het Verzetsherdenkingskruis gekregen. Hij ligt ergens in een la. Ik heb het ding nog nooit gedragen – ik zou niet weten wanneer. We waren helemaal geen helden. Je was blij dat je iets tegen de moffen kon doen. Het werd je gevraagd en daarom deed je het.’

De manier waarop mijn grootmoeder haar oorlogservaringen beschrijft lijkt naadloos te passen in het deterministische beeld. Nee, ze was geen heldin. Ja, geluk en pech waren er in de oorlog alom. De omstandigheden waren bepalend, ze deed wat ze moest doen. Ze kon eigenlijk niet anders.

Gepaste bewondering

En tóch, ook al bevestigt haar eigen beschrijving dat ‘moreel geluk’ een factor van betekenis is, doet dat geen enkele afbreuk aan de wijze waarop ik haar als voorbeeld beschouw, en haar bewonder voor haar houding en haar daden. De term ‘heldin’ heeft niet de juiste lading, en afgaand op haar relaas waren verlies, wrok, vriendschap en zucht naar avontuur bepalender dan dapperheid. De situatie drong zich aan haar op, ze voelde dat ze eigenlijk niet anders kon. Ze deed wat ze deed omdat ze terechtkwam in de situatie waarin ze terechtkwam. Had ze hetzelfde gedaan als die situatie zich niet had voorgedaan? Nee. Maar het toeval kwam op haar pad en ze greep de gelegenheid aan. Had een ander in haar situatie hetzelfde gedaan? Beslist niet iedereen. Niet alleen de omstandigheden waren bepalend, maar ook de persoon in die omstandigheden. Niet alle studenten volgden dezelfde weg als mijn grootmoeder. Anderen trokken zich terug of hielden zich stil. Weer anderen collaboreerden.

Nu zou je nog steeds kunnen zeggen dat mijn grootmoeder deed wat ze deed omdat ze precies die persoonlijkheid had, en precies in die omstandigheden terechtkwam. Gegeven dat zij was wie zij was, en dat gebeurde wat er gebeurde, had ze niet anders kunnen doen. Volgens mij kunnen we die these heel goed accepteren, en tóch gepaste bewondering blijven voelen. Een deterministische kijk relativeert lofprijzingen, maar ondermijnt ze niet. Zo’n kijk plaatst een terechte kanttekening en dwingt ons om in te zien dat er nu eenmaal een element van toeval in de moraal zit, in die zin dat we over veel zaken geen controle hebben. We hadden net zo goed geboren kunnen worden in een minder spannende tijd, of met minder avontuurzin. Maar de ondermijnende kracht van zulk existentieel toeval is beperkt. Ondanks alle relativeringen blijft er een duidelijke zin waarin mensen aan hun karakter kunnen werken, verschillende keuzes kunnen maken, en daarvoor ook verantwoordelijk kunnen worden gehouden. Er blijft voldoende over van de notie van ‘moreel actorschap’ om iemands houding en handelen met recht te kunnen prijzen of juist te verguizen.

Dit is een samengestelde en bewerkte voorpublicatie uit Toeval. Een onvoorziene filosofie van Jeroen Hopster, dat op 6 maart 2024 verschenen is bij uitgeverij Boom.

Toeval. Een onvoorziene filosofie
Jeroen Hopster
Boom
256 blz.
€ 24,90