Home Vrijheid ‘Geluk vind je niet waar je het doorgaans zoekt, volgens Agamben’
Vrijheid

‘Geluk vind je niet waar je het doorgaans zoekt, volgens Agamben’

Door Doortje Lenders op 10 maart 2025

Giorgio Agamben Homo sacer
Afbeelding van Giorgio Agamben in Saint-Romain-au-Mont-d’Or, Frankrijk. beeld Thierry Ehrmann/Flickr
De Italiaanse filosoof Giorgio Agamben staat bekend als een doemdenker. Maar zijn denken is eigenlijk een optimistische zoektocht naar geluk, zegt Ype de Boer.

Dit artikel krijg je van ons cadeau

Wil je onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? Je bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en je hebt direct toegang.

Hoe vinden we geluk? Om die vraag draait het denken van de Italiaanse filosoof Giorgio Agamben (1942), aldus Ype de Boer, docent metafysica en filosofische antropologie aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. In zijn nieuwe boek Een filosofisch rariteitenkabinet neemt De Boer ons mee op ‘Agambens zoektocht naar geluk’, zoals de ondertitel luidt. Dat maakt dit boek nog geen zelfhulpboek, zegt hij: ‘Agamben is juist kritisch op de “geluksindustrie” die ons wijsmaakt dat geluk te verkrijgen is via producten en stappenplannen. Maar hij geeft niet alleen kritiek. Hij probeert ook te onderbouwen wat dan wel waar geluk zou zijn.’

Agamben zoekt het ware geluk niet ‘waar men het doorgaans zoekt’, in de woorden van de Italiaanse filosoof. De Boer: ‘Agamben is een poëtische denker, in de zin dat hij zoekt naar nieuwe manieren om het mensenleven te verbeelden.’ Agamben introduceert allerlei figuren om het leven te begrijpen, zoals de axolotl, Pinokkio en de priester, maar hij behandelt ook Auschwitz. Al die figuren en plaatsen verzamelt De Boer in zijn rariteitenkabinet.

Wie het werk van Agamben een beetje kent, zal hem niet snel associëren met geluk. Heeft zijn filosofie niet ook een donkere kant?
‘Agamben is kritisch tegenover iedere vorm van institutionalisering. Hij meent dat we ons naar een situatie bewegen waarin alle aspecten van het leven onderworpen zijn aan “apparaten”: dingen die ons handelen, denken en voelen reguleren. Voorbeelden hiervan zijn het rechtssysteem en de media-industrie, maar ook de coronamaatregelen waar Agamben felle kritiek op had. In die zin is hij een soort doemprofeet.

Volgens Agamben maken de apparaten ons wijs dat we ze nodig hebben om een betekenisvol leven te hebben. Zonder hen zou het leven naakt, kaal, ongevormd, wild en gewelddadig zijn, zoals in de natuurtoestand die filosoof Thomas Hobbes beschrijft. De apparaten, zoals de staat of religie, beloven dus een goed leven, maar veronderstellen daarbij dat het leven in zichzelf niet goed genoeg is. Die veronderstelling rechtvaardigt het bestaan van instituten.

Agamben is politiek dus cynisch, maar daar staat een groot ontologisch optimisme tegenover. Zijn werk is altijd ook een poging om een uitweg te vinden, en die uitweg heet: het gelukkige leven.’

Hoe begrijpt Agamben dat gelukkige leven?
‘Hij kan niet zeggen: we vervangen dit instituut door een beter instituut en dan zijn we gelukkig, want het probleem is juist institutionalisering. In plaats daarvan hebben we volgens Agamben een totaal nieuwe benadering van het leven nodig. Als de onderliggende denkfout is dat het leven waardeloos zou zijn zonder apparaten, dan moet die fout eerst worden rechtgezet: het leven moet begrepen worden als iets wat in en uit zichzelf altijd al vorm, betekenis en waarde genereert. In het besef daarvan schuilt volgens Agamben waar geluk.

Om die levensbenadering duidelijk te maken, gaat Agamben te rade bij wat doorgaans juist als minderwaardige kanten van het leven worden gezien. Hij kijkt naar het gras, het plantaardige leven dat traditioneel lager staat aangeschreven dan dierlijk en menselijk leven. Maar ook naar de houten pop Pinokkio, die maar niet voldoet aan het ideaal van een “echt jongetje”. En naar de gevangenen in Auschwitz; zonder het afschuwelijke te verbloemen dat zich daar heeft afgespeeld, vraagt Agamben zich af wat we uit die levens kunnen leren over wat het is om mens te zijn.’

Hoe kunnen we zelf leven op de nieuwe manier die Agamben voorstelt?
‘De methode die Agamben hanteert om machtsapparaten te bevragen noemt hij “filosofische archeologie”. Dat is een technisch en moeilijk proces, waarvoor filosofen en historici nodig zijn. Maar er zijn ook alledaagsere manieren om een glimp op te vangen van het gelukkige, zelfvormende leven.

Het meest sprekende voorbeeld is spel, en dan vooral kinderspel. Stel je voor dat een kind een vliegtuigje vouwt van een juridisch contract. Dat contract heeft een geïnstitutionaliseerde betekenis en je zou kunnen denken dat het waardeloos wordt als die betekenis wegvalt. Maar het kind laat zien dat het tegendeel waar is: dat contract draagt allerlei betekenissen in zich, waaronder die van materiaal voor een vliegtuigje. Kinderen erkennen de regels en protocollen van de volwassen wereld nog niet. Daarmee laten ze zien dat die regels en protocollen nooit werkelijk gegrond zijn in de dingen zelf. De dingen laten juist heel veel verschillende betekenissen toe.’

Even tussendoor… Meer lezen over Agamben en andere hedendaagse denkers? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:

Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

Is elke vorm van institutionalisering of structuur slecht volgens Agamben?
‘Agamben zegt niet dat er geen gewoonten of patronen mogen bestaan, maar hij bekritiseert de starheid van de bestaande apparaten. Het gelukkige leven gaat erom dat je openstaat voor hoe de dingen, andere mensen en jijzelf altijd uitnodigen tot nieuwe betekenissen en manieren van gebruik. Levend vanuit dat inzicht vindt er een minimale, maar cruciale verschuiving plaats, waardoor, in de woorden van Agamben, “alles hetzelfde blijft, maar net een beetje anders”.’