‘Het leven gedraagt zich alsof het doorgaat’
Dood willen is een terugkerend onderwerp in de behandelkamer van de psychotherapeut. Soms is het een vluchtige gedachte van een patiënt, de andere keer is de gedachte hardnekkiger. Een patiënte die worstelt met in leven blijven, stelt zichzelf steeds doelen en leeft zo van een sportdoel naar een gezondheidsdoel naar een werkdoel. Sommige dagen zijn beter dan de andere, ze lacht ook wel eens. Maar haar grondtoon blijft donker en diep vanbinnen wil ze dat het afgelopen is. Eens in de zoveel weken deelt ze me schoorvoetend mee dat het van haar eigenlijk nog steeds niet hoeft. Ze vindt leven doodeng.
Als iemand zegt dood te willen, kan het voelen alsof er een taboe wordt doorbroken. Alsof het leven een gegeven is, en de dood een publiek geheim. Mensen die spelen met doodgaan maken leven optioneel, trekken het einde naar zich toe, confronteren degenen die willen leven met een realiteit die het leven plots zwaar maakt.
De psychoanalyticus Carl Jung (1875-1961) zei: ‘Het leven gedraagt zich alsof het doorgaat, en daarom denk ik dat het voor een mens beter is om verder te leven, om uit te kijken naar de volgende dag alsof hij eeuwen moet doorbrengen, dan leeft hij goed.’
Het leven gedraagt zich alsof het doorgaat. Met deze gedachte zet Jung het in leven kunnen blijven op scherp: we moeten de dood veronachtzamen om te kunnen leven. De vraag is alleen of mensen de dood uit hun bewustzijn weren omdat ze er bang voor zijn of omdat ze zich de dood niet kunnen voorstellen. Met andere woorden: kunnen we leven zonder te doen alsof het leven níét doorgaat? Kunnen we ons een wereld voorbij ons eigen bestaan voorstellen – een wereld zonder ons, terwijl onze wereld alleen maar bestaat met ons erin?
Mensen die dood willen veronachtzamen de dood niet. Hun onbewuste weert de dood niet af, integendeel: de dood is een verlossing, een oplossing, een verlangen. Zij kunnen zich heel goed een wereld voorstellen zonder zichzelf erin, omdat ze de wereld vaak al zo ervaren. Zoals anderen niet kunnen stilstaan bij de onmogelijke gedachte aan de dood, hebben zij geen idee hoe doorleven eruitziet. Mijn patiënte heeft het idee van de dood nodig om door te leven, het is haar veiligheidspal: er is een plek waar ze vrij is.
Het interessante is dat beide realiteiten even waar zijn: we leven door én we gaan dood. Beide realiteiten zijn tegelijkertijd ook even fictief, omdat beide berusten op een voorstelling, waarvan we geen idee kunnen hebben. Zoals levenslustigen zich geen voorstelling kunnen maken van het einde, kunnen levensmoeien zich geen voorstelling maken van het doorgaan.
Jung zei dat wanneer een patiënt bang is voor de dood en daardoor niet naar voren durft te kijken, hij verstijft van angst en sterft voor het zijn tijd is.
Misschien geldt dat voor mijn patiënte. Dat ze bang is voor de dood, omdat ze het gevoel van doodgaan al talloze keren heeft ervaren. Daardoor is ze bevroren van angst en durft ze niet meer naar voren te kijken, wat betekent dat ze is gaan sterven voor het haar tijd is.
Zo beschouwd is dood willen een manier om te overleven. Een mens maakt zichzelf psychologisch dood om het leven aan te kunnen. De hoop is dat iemand dit levend dood-zijn kan leren begrijpen van zichzelf, en dat er een kiem van verlangen en nieuwsgierigheid ontstaat naar hoe het voelt om te leven alsof het leven doorgaat.
De gevalsbeschrijvingen uit deze rubriek zijn nooit herleidbaar tot een bestaande patiënt of oud-patiënt.