1. Inleiding: ‘De heerser moet leren om niet goed te zijn’
Filosofie is makkelijker als je denkt. Maar samen leven ook? Een korte inleiding in de filosofie van politiek.
In een democratie wordt de staat geregeerd door de burgers, maar toch zien we politiek vaak als iets dat ergens anders gebeurt: in de gemeenteraad, in Den Haag of in Brussel. Maar is politiek alleen voor politici? Word je van politiek een beter mens? Draait politiek om idealen of om praktische oplossingen? Kortom, wat is politiek eigenlijk?
‘Regeren door middel van de deugd kan vergeleken worden met de Poolster; hij blijft op zijn plaats en de menigte sterren volgt hem,’ aldus de Chinese wijsgeer Confucius (ca. 551-479 v.Chr.). Om het volk te doen gehoorzamen zijn volgens hem geen strenge wetten of straffen nodig, maar hoeven leiders alleen het goede voorbeeld te geven. Ook de Griekse filosoof Plato (ca. 427-347 v.Chr.) vindt dat heersers over voldoende kennis en zelfbeheersing moeten beschikken. Zijn ideale staat wordt daarom geleid door een koning die tevens filosoof is.
‘Politieke kwesties zijn te belangrijk om aan politici te worden overgelaten’
De Italiaanse denker Niccolò Machiavelli (1469-1527) is een andere mening toegedaan. Hij bekleedde een hoogstaande positie in de republiek van Florence, en wist als geen ander dat machtsbehoud onmogelijk is zonder manipulatie en meedogenloosheid. ‘Een man die zich altijd en overal goed betoont, gaat noodzakelijk te gronde te midden van zovelen die niet goed zijn. Daarom moet een heerser wanneer hij zich wil handhaven, leren om niet goed te zijn.’
Maar moet een samenleving eigenlijk altijd een leider hebben? Volgens de Zwitserse verlichtingsfilosoof Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) is het beter als autonome burgers gezamenlijk tot een ‘collectieve wil’ komen, waarin het algemeen belang van de staat is vertegenwoordigd. Vervolgens kunnen ze van elkaar afdwingen dat eenieder de regels van deze collectieve wil naleeft.
Volgens de Duits-Amerikaanse filosoof Hannah Arendt (1903-1976) kan autoriteit niet zonder gezag, maar zijn ‘politieke kwesties (…) veel te belangrijk om aan de politici te worden overgelaten.’ Voor haar is politiek wat de mens tot mens maakt. Alleen door ons over gemeenschappelijke kwesties te buigen, geven we onszelf vorm en ervaren we de vrijheid om de wereld veranderen.
Is dat vormgeven van jezelf hetzelfde als het najagen van geluk? De neoliberale filosoof en schrijver Ayn Rand (1905-1982) zou zeggen van wel. Zij stelt individuele vrijheid boven alles: egoïsme zorgt ervoor dat iedereen krijgt wat hij verdient, en de overheid moet daarbij zo min mogelijk in de weg zitten.
De Duitse denker Jürgen Habermas (1929) zet liever samenspraak centraal: politiek zou volgens hem in het teken moeten staan van redelijke argumenten en verbindende communicatie, waarbij burgers zelf met elkaar in gesprek gaan. Samenleven doen we immers samen. Of wat denk je zelf?
Tekst loopt door onder afbeelding
2. Gedachte-experiment: Blinde rechtvaardigheid
Wetenschap toetst met experimenten de feiten, filosofie toetst met experimenten het denken.
Stel je voor dat jij, samen met een diverse groep andere burgers, mag beslissen hoe de samenleving voortaan wordt vormgegeven. Natuurlijk wil iedereen een zo rechtvaardig mogelijke samenleving, maar over wat rechtvaardigheid precies is, valt behoorlijk te twisten. De een vindt dat iedereen in alle gevallen gelijk moet worden bedeeld, terwijl een ander het terecht vindt dat mensen die harder werken daarvoor beloond worden. Bovendien zal iedereen vooral bezig zijn de samenleving naar hun eigen voordeel in te richten. Hoe kom je dan ooit tot een consensus?
De Amerikaanse filosoof John Rawls (1921-2002) bedacht hiervoor een beroemd geworden gedachte-experiment. Wat nou als de burgers die samen over het lot van de samenleving beslissen, zich achter een ‘sluier van onwetendheid’ bevinden? Deze sluier ontneemt iedereen het zicht op diens eigen geslacht, etniciteit, religie of rijkdom. Ook contextuele feiten, zoals de politieke, economische en culturele situatie in de maatschappij, worden erdoor verborgen. Alleen algemene kennis over politicologie, economie en psychologie blijft over.
Kun je zonder levenservaring over waarden praten?
Je weet dus niet welke bevoorrechtte of juist achtergestelde plaats je zal innemen in de toekomstige samenleving: of je minister wordt of als dakloze eindigt. Gevrijwaard van eigenbelang zullen jij en je medeburgers besluiten om de samenleving in te richten volgens de meest universeel rechtvaardige principes. Rawls noemt deze principes justice as fairness, of ‘rechtvaardigheid als redelijkheid’. Het eerste principe verkondigt dat iedereen de vrijheid moet krijgen om zelf te beslissen hoe ze willen handelen en leven. Onderdrukking van bepaalde groepen is niet toegestaan, want je kunt net zo goed zelf tot de onderdrukte groep blijken te behoren. Het tweede principe bestaat uit twee delen. Ten eerste moet iedereen gelijke kansen krijgen. Mocht er toch sprake zijn van ongelijkheid, dan stelt het tweede deel van dit principe dat deze ongelijkheid altijd ten gunste van de minst bedeelden in de samenleving moet zijn – positieve discriminatie dus. Meer dan dat is er volgens Rawls niet nodig voor een rechtvaardige samenleving.
Echt?!
Zowel liberalen als socialisten kunnen zich vinden in Rawls’ principes van rechtvaardigheid als redelijkheid. De theorie lijkt daarmee inderdaad universeel te zijn. Toch kan je je afvragen of het er werkelijk zo aan toe zou gaan achter de sluier van onwetendheid. Want hoe weet je wat rechtvaardigheid is, zonder je daarbij te baseren op voorgaande levenservaringen? En is rationaliteit werkelijk het enige wat van belang is bij morele kwesties? Veel van onze waarden zijn gebaseerd op culturele of religieuze overtuigingen. Zouden we achter een sluier van onwetendheid nog wel over waarden kunnen praten?
Tekst loopt door onder afbeelding
3. Paradox: intolerantie is het gevolg van tolerantie
Kun je denken dat je denkt zonder dat je denkt? Filosofie is moeilijker als je denkt in paradoxen.
Ik kreeg een keer de opvoedtip om een ‘ja-dag’ te introduceren. Op zo’n dag stem je in met elk verzoek. Mag ik een ijsje? Mag ik gamen? Mag ik laat opblijven? Mag ik tandenpoetsen overslaan? Allemaal: ja! Je voelt op je klompen aan dat zo’n dag helemaal uit de hand kan lopen. Mag ik je bril op? Mag ik dat legokasteel (van 400 euro!)? Mag ik autorijden? Mag ik morgen weer een ja-dag? Je zou van tevoren bepaalde beperkingen kunnen opleggen, maar is het dan nog een echte ja-dag?
Tijdens de Tweede Wereldoorlog schreef Karl Popper (vooral bekend als wetenschapsfilosoof) het boek The open society and its enemies, waarin hij onderzoekt hoe politieke systemen kunnen ontaarden in totalitarisme. In een tijd waarin zowel Hitler als Stalin aan de macht waren, was zijn pleidooi voor liberale democratie bijzonder urgent. In dit boek stuit hij op verschillende ‘paradoxen’, waarmee hij eigenlijk onmogelijkheden bedoelt. Sommige van die paradoxen liggen wat meer voor de hand. De vrijheid van één mens botst onherroepelijk met de vrijheid van een ander. Het is daarom onvermijdelijk dat individuele handelingsvrijheid op een of andere manier beperkt moet worden. Dit is de ‘paradox van vrijheid’.
Tekst loopt door onder afbeelding
Een minder voor de hand liggende paradox is de ‘paradox van tolerantie’, die Popper slechts in een eindnoot noemt. Als je elke politieke mening toestaat, dan kan dat ontaarden in totalitarisme, want dan moet je ook politieke meningen toestaan die pleiten voor intolerantie, en in een democratie kan dat op een gegeven moment leiden tot het invoeren van intolerant beleid. Zo kan een tolerant politiek systeem intolerant worden. Daarom stelt Popper dat intolerantie niet getolereerd moet worden. Intolerantie is het onvermijdelijke gevolg van tolerantie.
Zijn argument wordt nogal eens uit de kast gehaald bij pogingen om organisaties en zelfs politieke partijen te verbieden. Je hoeft immers alleen maar te laten zien dat er sprake is van intolerantie om een verbod te rechtvaardigen. In de meeste gevallen wint uiteindelijk de vrijheid van meningsuiting, die belangrijker wordt geacht dan het bestrijden van intolerantie. Alle politieke idealen ten spijt, moeten we vaak kiezen tussen tolerantie en vrijheid.
Voor politieke filosofen is hier een schone taak weggelegd. In plaats van meningen te verbieden moeten we op basis van redelijk argumenten overtuigend laten zien dat intolerante opvattingen leiden tot willekeurige ongelijkheid, onaanvaardbare onrechtvaardigheid, of onnodige onvrijheid. Dat klinkt misschien idealistisch, maar politiek kan niet zonder idealisme.
Door Barteld Kooi, logicus aan de Rijksuniversiteit Groningen.
4. Close reading: Machiavelli over politiek
Filosofie is ook makkelijker als je leest. Goed leest. Filosofische bronteksten zijn niet altijd even makkelijk te begrijpen. Daarom helpen we je in een close reading op weg met extra context en commentaar bij deze tekst van Niccolò Machiavelli over politiek.
Hoe prijzenswaardig het is als een machtig man*1 zijn woord houdt en rechtschapen en eerlijk leeft, begrijpt iedereen. Toch leert de ervaring*2 dat in onze dagen juist die machthebbers die zich aan hun woord weinig gelegen lieten liggen*3, grote dingen tot stand hebben gebracht en op sluwe wijze de geest van de mensen hebben weten te bespelen. En ten slotte zijn ze zelfs hen die zich op eerlijkheid baseerden, de baas geworden. (…)
Voor een heerser nu is het niet noodzakelijk dat hij alle bovengenoemde eigenschappen*4 bezit, maar wel moet hij de indruk wekken dat hij ze bezit. Ik durf zelfs te beweren dat deze eigenschappen, wanneer je ze bezit en altijd in praktijk brengt, schadelijk zijn, terwijl ze, wanneer je ze schijnt te bezitten, nuttig zijn*5. Dit geldt bijvoorbeeld voor barmhartig, betrouwbaar, menselijk, oprecht en godsdienstig schijnen, en het in werkelijkheid ook zijn. Maar je dient wat instelling betreft in staat te zijn om zo nodig op de tegenoverliggende eigenschap over te schakelen. En men moet goed voor ogen houden dat een heerser, vooral als hij pas aan de macht is, niet alle dingen in acht kan nemen op grond waarvan de mensen als goed beschouwd worden. Want om zijn machtspositie te handhaven*6, is hij dikwijls genoodzaakt te handelen in strijd met de betrouwbaarheid, de barmhartigheid, de menselijkheid en de godsdienstigheid. En daarom is het nodig dat hij mentaal bereid is een andere koers te gaan varen, als de grillen van het lot*7 en de veranderende situatie hem dat voorschrijven.
Bewerkt fragment uit: Niccolò Machiavelli, De heerser, vert. Frans van Dooren, Athenaeum – Polak & Van Gennep, 2002.
- In het boek De heerser (Il Principe) geeft de Italiaanse denker Niccolò Machiavelli (1469-1527) advies aan nieuwe vorsten over hoe ze macht kunnen verkrijgen en behouden. In dit fragment gaat hij in op de vraag of een vorst zich aan zijn woord moet houden.
- Machiavelli had zelf ervaring in de politiek. In de Florentijnse Republiek vervulde hij belangrijke functies in het binnenlands bestuur en de diplomatie. Hij zag van dichtbij hoe de constante strijd tussen machtige families de politiek in Florence instabiel maakte.
- Machiavelli heeft verschillende tijdgenoten op het oog, waaronder Francesco Sforza (1401-1466), die als aanvoerder van een huurlingenleger hertog van Milaan wist te worden.
- Hier verwijst Machiavelli naar positieve eigenschappen die hij eerder in De heerser bespreekt. Als je twee regels doorleest, noemt hij nogmaals een aantal voorbeelden.
- Machiavelli’s redenering hier draait om het behoud van macht. Het is nuttig, zegt hij, om bijvoorbeeld bekend te staan als eerlijk: je wordt dan gewaardeerd door je onderdanen en zo is het makkelijker om aan de macht te blijven. Maar soms moet je als heerser oneerlijk zijn, bijvoorbeeld wanneer je een tegenstander kunt uitschakelen met een list. Als de omstandigheden erom vragen, moet je je principes opzij kunnen schuiven.
- Politiek draait niet om moraal maar om macht, volgens Machiavelli. Hij geeft het woord ‘deugd’ daarbij een nieuwe betekenis. Politieke deugd gaat voor Machiavelli over daadkracht: het vermogen van een heerser om de macht te behouden in veranderende omstandigheden.
- Machiavelli ervoer in de onrustige tijd waarin hij leefde, dat ‘het lot de helft van onze zaken in handen’ heeft. Vaak vergelijkt hij ‘vrouwe Fortuna’ met een rivier, die vruchtbaarheid brengt, maar ook alles op haar weg kan vernietigen. De gepaste reactie op deze grillen maakt een heerser tot een goed heerser.