Als ik op reis ben, gebeurt er iets geks met de tijd; die gaat dan plotseling traag en snel tegelijk. Je zou misschien verwachten dat de tijd zich juist naar de achtergrond beweegt. Ik heb immers geen deadline, geen lunchafspraak, geen belletje aan het einde van de middag. Hierdoor vergeet ik soms zelfs welke dag het eigenlijk is. Maar toch is de tijd juist extra nadrukkelijk aanwezig. Misschien valt het verstrijken van de tijd me zo op doordat elke reis onherroepelijk reiservaringen uit mijn jeugd oproept. Hierdoor is elke reis door de ruimte ook een reis door de tijd.
Zo’n ervaring beschrijft de Franse filosoof Henri Bergson in zijn boek De creatieve evolutie (1907): ‘Ik heb mijn herinnering, en die duwt iets uit dat verleden in het heden. Mijn zielstoestand, die voortgaat op de weg van de tijd, zwelt voortdurend aan met de duur die hij verzamelt. Hij maakt als het ware van zichzelf een sneeuwbal. Dat geldt des te sterker voor toestanden dieper vanbinnen, zoals sensaties, gevoelens en verlangens.’
Slippers
Bij mijn vakanties van vroeger kwamen er bijzonder veel ‘sensaties, gevoelens en verlangens’ kijken. Zoals het gevoel van misselijkheid. Ik had last van wagenziekte en zag daarom vaak op tegen de reis. We gingen meestal met de auto en reden dan vrijwel altijd naar Zuid-Frankrijk. Minimaal twee lange dagen zat ik in een steeds warmer wordende wagen. Steevast moest ik een paar keer overgeven. Daarom mocht ik op de meest geliefde plek zitten: voorin, waar het raampje open kon en ik mijn hoofd in de frisse wind kon steken.
Naar zee gaan, krabbetjes vangen, tot laat buiten spelen – de dagen regen zich aaneen
Als we na een lange reis aankwamen op de camping en mijn ouders zich bij de receptie meldden terwijl wij in de auto wachtten, keek ik nieuwsgierig uit dat raampje: hier zouden wij de komende zes weken dus verblijven. Al die vreemde mensen sloften van het campingwinkeltje naar de toilethokken alsof ze er al jaren woonden. Ik kon me niet voorstellen dat ik me daar ooit op mijn gemak zou voelen. Maar na een paar dagen was ik al helemaal gewend en slofte ik er even vertrouwd op mijn slippers rond.
Hoewel de tijd op zulke vakanties traag ging – dagen voelden als jaren – vloog die ook voorbij. Naar zee gaan, krabbetjes vangen tussen de rotsen, tot laat in de avond buiten spelen met mijn broers, geroosterde sardientjes eten op een pleintje; de dagen regen zich aaneen en voor ik het wist was de vakantie alweer ten einde. Hoewel deze beelden nostalgische gevoelens bij me oproepen, moet ik bekennen dat ik ze vooral voor me zie door de vergeelde foto’s in mijn fotoalbum. Mijn moeder schreef er tekstjes bij als: ‘Vakantie in Le Trémoul. Je speelde ’s avonds nog heerlijk buiten.’
Tegen de terugreis zag ik erg op, al werd die op het einde heel spannend. Hoe zou het in Nederland zijn? Hoe zou het huis erbij staan? Wie zouden er al terug zijn van vakantie? Hoewel ik zes weken lang nauwelijks aan Nederland had gedacht, verlangde ik opeens hevig naar huis. Mijn ouders en broers voelden vermoedelijk hetzelfde, want de terugweg ging veel sneller dan de heenweg – en niet alleen omdat terug altijd sneller voelt dan heen. ‘Laten we niet overnachten in Noord-Frankrijk, gewoon nog even doorrijden,’ zei mijn vader vaak, en iedereen was het met hem eens. Zodra de voordeur van ons huis openging, werd ik verrast door die muffige, maar daardoor niet minder zalige lucht van thuis. Enthousiast nam ik de overwoekerde perken in de tuin en de donkergroene kleuren van de planten en bomen in me op.
Al deze tijdservaringen uit het verleden klinken nog altijd door in de reizen die ik nu maak. Deze ervaringen verbinden het heden op een heel specifieke manier met het verleden. Ik vind het nog altijd spannend om weer thuis te komen na een lange reis, al weet ik dat ik teleurgesteld zal zijn, omdat het niet meer zo veel met me doet als vroeger. Dat ik niet de enige ben die dat soort verwachtingen heeft, blijkt uit de vragen van vrienden: ‘En? Hoe was het om weer thuis te zijn?’
Tekst loopt door onder afbeelding

Time flies
Vroeger ging de tijd op vakantie snel en langzaam tegelijk, en nu nog steeds. Hoe zou dat toch komen? Volgens Bergson bestaat er een verschil tussen kloktijd en gevoelstijd. Die laatste noemt hij ook wel durée, duur. Duur is de eerdergenoemde sneeuwbal: ervaringen uit het verleden stapelen zich op en beïnvloeden de ervaring van het heden. De kloktijd daarentegen tikt rustig door in hetzelfde tempo. Dat de gevoelstijd in tegenstelling tot de kloktijd nu eens snel en dan weer langzaam kan gaan is inmiddels een cliché. Time flies when you are having fun. Maar als vakantie zo leuk is, waarom gaat de tijd dan soms toch traag?
Volgens Bergson kent duur geen breuken en gaten; de sneeuwbal blijft doorrollen en aanzwellen. De ene ervaring gaat over in de andere. Hoe je het ook wendt of keert: er komt een voortdurende stroom van ervaringen op je af. Het helpt bijvoorbeeld niet om even al je zintuigen af te sluiten en niets te voelen, want zelfs dat is een ervaring. Toch denk ik dat we die voortdurende stroom van ervaringen niet als doorlopend ervaren. Ook in een stroom ervaren we breuken en onderbrekingen.

Henri Bergson: ieder zijn eigen tijd
Neem de heenreis. Ik ervaar dat ik aan het werk ben (het gewone leven), dat ik mijn spullen inpak (iets tussen het gewone leven en vakantie in), dat ik de trein neem (de reis) en intussen maak ik nog allerlei andere kleine dingen mee. Deze reis is een stroom die strikt genomen geen onderbrekingen kent, maar toch zijn er allerlei verschillende onderdelen in te ontwaren. Bovendien voelt de reis zelf als een onderbreking van de doorgaande stroom die het dagelijks leven is.
Vooral als ik achteraf aan vakanties terugdenk, besef ik dat een vakantie een uitzondering vormt op deze ‘normale’ tijd van het leven van alledag. De Duitse socioloog Norbert Elias geeft hier in Een essay over tijd (1985) een verklaring voor. Hij erkent dat er verschillen bestaan tussen de kloktijd en de gevoelstijd, maar ziet toch ook een overeenkomst. Tijd is in beide gevallen een opeenvolging van veranderingen; of je het nu hebt over steeds veranderende ‘sensaties, gevoelens en verlangens’ of over de veranderingen van de draaiende wijzer van de klok.
Als er maar één tijd zou bestaan, konden we tijd helemaal niet ervaren
Maar, zegt Elias, om die voortgang van de tijd te kunnen ervaren is één stroom van veranderingen niet voldoende. Als er werkelijk maar één stroom zou zijn, ervaren we geen tijd; we ervaren pas tijd wanneer we die met een andere stroom vergelijken. Dat doen we door een reeks gebeurtenissen in ons leven naast een andere reeks te leggen. Zo leggen we die bijvoorbeeld naast een reeks bewegingen van hemellichamen (‘Ik kon niet slapen toen het volle maan was’), naast die van een ander leven (‘Ik werd zwanger toen jij ging trouwen’) of naast de kalender (‘Ik ging op 1 juli op reis’).
Naïef
Op vakantie leggen we de reeks gebeurtenissen vaak naast een reeks gebeurtenissen uit ons alledaagse leven. Bij zo’n vergelijking, schrijft Elias, zijn ‘merktekens’ van belang. Die geven binnen een stroom de relatieve begin- en eindpunten aan en bakenen zo de ene periode van de andere af; hierdoor kunnen we verschillende periodes met elkaar vergelijken. Op vakantie zetten de klok en de kalender minder merktekens dan thuis: vergaderingen, deadlines en afspraken doen er niet meer toe. Maar de tekens die ze zetten – de heen- en terugreis – voelen als duidelijke onderbrekingen van de doorgaande stroom van de tijd. Vaak zetten ze de toon voor de hele vakantie en soms herinner je je ze zelfs nog je hele verdere leven.
Het is vaak op vakantie en niet in je alledaagse leven dat je ervaart hoe je in één keer een heel ander persoon kunt worden. Zoals iemand die met gemak op zijn slippers over de camping sloft en zich nauwelijks meer kan voorstellen dat hij twee dagen eerder nog zo naïef was dat hij geloofde dat hij dat nooit zou kunnen. Die onderbreking zorgt ervoor dat de tijd op vakantie niet alleen heel snel kan gaan – zeker als je het naar je zin hebt – maar ook juist langzaam.