Aan zijn eerstejaars filosofiestudenten legde Jean-François Lyotard (1924-1998) graag uit dat sapere aude niet alleen ‘durf te denken’ betekent, maar ook ‘durf te proeven’. We denken dan misschien aan het keurige ‘proefondervindelijk’, maar hij bedoelde echt proeven, met de mond. ‘We laten iets bij ons binnendringen, we vermengen ons ermee, en tegelijkertijd houden we het op afstand, om het te kunnen benoemen, te kunnen beoordelen.’ Begeerte en wijsheid komen samen in de mond, zegt Lyotard, ‘die ook de plaats van het spreken is.’ Niet het brein, maar de mond is de plek van de filosofie. De wijsgeer beproeft zijn wijsheid in zijn mondigheid.
Maar proeven is niet alleen beoordelen, het is ook verlangen. Wie proeft laat zich op gedoseerde wijze leiden door zijn verlangen. Van mijn moeder kreeg ik het proeven met de pollepel ingegoten. Zo’n houten pollepel, die ze onderdompelde in het sap van de atjar ketimoen of de smoorkip. Ze blies er even over en goot het vocht vervolgens in het kuiltje van mijn opgehouden hand. Het water loopt me al in de mond als ik denk aan zo’n moment vlak voor ik het vocht van m’n hand afslurp.
Wie proeft, heeft zin en gaat uit van het lekkere. Dat kan tegenvallen, maar het zet de zinnen open, waardoor je kennis krijgt die het hoofd niet biedt. Proeven is concrete wetenschap. Wanneer wordt het filosofie?
Toen mijn kinderen nog klein waren deed ik met hen af en toe een proefspelletje – na het eten, want je moet geen honger hebben om rustig te kunnen proeven. Met hun ogen dicht liet ik ze na elkaar uiteenlopende smaken proeven, van zoet, zuur, zout, warm, koud, droog en nat, tot lekker én vies. Dat laatste vond ik ook belangrijk. Ik hoopte dan dat ze vies niet alleen vies vonden, maar ook echt proefden wat ze vies vonden.
Even tussendoor… Meer columns van Coen Simon lezen? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
Met vieze smaken is iets paradoxaals aan de hand. Een niet-menselijk dier hoeft maar één keer iets smerigs te proeven om het voor altijd uit zijn hoofd te laten er nog eens aan te likken. Wat overigens niet wil zeggen dat alles wat dieren lekker vinden ook goed voor ze is, maar dat terzijde. Het menselijke van menselijke dieren is met betrekking tot smaak juist dat ze het vieze ook kunnen waarderen, het walgelijke zelfs kunnen verheffen. Dat geeft niet alleen een ander perspectief op goede smaak, maar ook op menselijkheid, waar de mens de mond zo vol van heeft.
Coen Simon is schrijver en hoofdredacteur van Filosofie Magazine.