Het telescreen was het meest repressieve instrument dat George Orwell kon bedenken voor zijn sciencefictionroman 1984. Een propagandascherm dat altijd aanstaat, waarmee de eigenaar tijdens het zenden kon worden bespied. ‘Je wist nooit op welk moment je bekeken werd. Je moest leven alsof elk geluid dat je maakte werd gehoord en elke beweging nauwlettend gevolgd.’ Wat zou Orwell van Apples behulpzame robot-assistent Siri gevonden hebben, die nu in talloze levens een bijna vanzelfsprekende aanwezigheid is?
Orwell had de excessen van imperialisme, stalinisme en fascisme voor ogen toen hij zijn boek voltooide in 1948, precies zeventig jaar geleden. Hij schetst hoe totalitaire regimes technologie misbruiken om burgers onder de duim te houden. De subtiele dictatuur van internetreuzen had hij niet kunnen voorspellen, maar 1984 kan net zo goed worden gelezen als een waarschuwing voor de gevaren van Facebook en Google als voor Poetin en Xi Jinping.
‘Overheden hadden vroeger niet de mogelijkheid hun burgers constant onder surveillance te houden. Toen de boekdrukkunst werd uitgevonden, kon de publieke opinie makkelijker worden gemanipuleerd. De komst van de televisie en de technische mogelijkheid om tegelijk te ontvangen en te zenden, was het einde van het privéleven,’ stelt Orwell.
‘De smartphone is ons telescreen,’ waarschuwt historicus Niall Ferguson. ‘Sterker nog: je telefoon heb je altijd bij je. In tegenstelling tot het telescreen kan hij zelfs je gedachten lezen, je handelingen voorspellen voordat je ze uitvoert. Alleen is Big Zuckers surveillance niet bedoeld om een onderdrukkend regime in stand te houden, maar om geld te verdienen.’
Grimmig
Orwell schetste een uitzichtloze toekomst. Hoofdpersoon Winston Smith woont in een door kernoorlog geruïneerd Groot-Brittannië. Het land is een totalitaire dictatuur geworden, waar de staat iedereen in de gaten houdt en een eeuwigdurende oorlog voert om de bevolking te temmen. Tegen de regels in begint Winston een relatie met Julia en droomt hij over verzet, maar na verraad weet de partij hem volledig te breken. ‘Hij hield van Big Brother’, zijn de laatste woorden van het boek.
Het einde van 1984 is bewust zo grimmig: Orwell waarschuwt dat dergelijke totalitaire systemen niet van binnenuit te bestrijden zijn, omdat een omwenteling onmogelijk is gemaakt: het regime smoort objectieve feiten. In 1984 gaat het zelfs zover dat de partij de geschiedenis constant naar haar hand zet, want ‘wie het verleden beheerst, beheerst de toekomst’. ‘Geschiedenis was een palimpsest, schoongeschraapt en zorgvuldig opnieuw ingevuld zo vaak als nodig was.’ Zelfs de liefde tussen Winston en Julia raakt uiteindelijk gecorrumpeerd.
Om te voorkomen dat zo’n dystopie ontstaat, moeten we ons niet blindstaren op dictatoriale regimes, toont Orwell; waakzaamheid is al eerder geboden. ‘Dit is het tijdperk van de totalitaire staat,’ maande hij al in 1941. ‘We denken daarbij vaak aan Duitsland, Rusland of Italië, maar je moet onder ogen zien dat dit fenomeen wereldwijd kan optreden.’ Niet voor niets laat hij zijn verhaal zich afspelen tegen het decor van de puinhopen van zijn eigen Londen.
Orwell (1903-1950) had zelf actief bijgedragen aan de instandhouding van een repressief systeem, net zoals Winston Smith, die in de archieven de geschiedenis vervalst. Orwell was in Birma in dienst geweest van de koloniale politie, die hij als de bezettingsmacht van het Britse Rijk was gaan zien. ‘In die baan zie je het vuile werk van het Imperium van dichtbij’, schreef hij in zijn memoires. ‘In Birma werd ik gehaat door grote aantallen mensen – de enige periode in mijn leven dat ik daarvoor belangrijk genoeg was.’
Woordenlijst
Orwell muntte een vocabulaire dat nu nog gebruikt wordt om totalitaire regimes te beschrijven. Een greep uit de belangrijkste begrippen.
Big Brother: de alom aanwezige verpersoonlijking van de partij. Overal afgebeeld op posters met ‘Big Brother is watching you’, met ogen die je lijken te volgen. Het wordt nooit duidelijk of Big Brother echt bestaat. Tegenwoordig ook wel vergeleken met Little Brothers: surveillance door de massa met behulp van alom aanwezige telefooncamera’s, beveiligingssystemen, drones of Facebook-posts.
Telescreen: televisiescherm dat altijd aanstaat en waarmee ook kan worden teruggekeken. Omdat nooit duidelijk is wanneer je in de gaten wordt gehouden, gaat iedereen uit van constante surveillance.
Thought Police: de gevreesde geheime politie op zoek naar thought crime, verboden gedachten.
Newspeak: de nieuwe taal die dissidente gedachten uiteindelijk onmogelijk moet maken. Woorden worden zo beperkt en concreet mogelijk gehouden (bad wordt ungood). Onwelgevallige concepten verdwijnen uiteindelijk helemaal doordat ze ondenkbaar worden.
Doublethink: de vaardigheid om twee tegen-
strijdige concepten tegelijkertijd te geloven als de partij dat voorschrijft. Zo wordt Winston gedwongen te geloven in 2+2=5.Memory hole: bijnaam van de afvoer naar de verbrandingsovens waar de originelen van vervalste documenten worden vernietigd.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werkte hij bovendien voor de afdeling van de BBC die zich op de overzeese gebiedsdelen richtte – niet veel meer dan een propagandamachine voor de koloniale machthebber. De ironie dat juist de kritische Orwell voor een propagandazender werkte kon hij zijn lezers uitleggen: hij koos het minste van twee kwaden. ‘In een wereld waarin fascisme en socialisme elkaar bestrijden moet ieder weldenkend persoon kiezen’, schreef hij in 1941. ‘Je kunt een ziekte waaraan je sterft niet puur esthetisch zien; je kunt niet emotieloos blijven als iemand probeert je strot door te snijden.’
Enkele jaren eerder had hij aan den lijve ondervonden dat hard werk en goede bedoelingen toch kunnen uitmonden in leugens, toen hij als vrijwilliger vocht aan de kant van de marxisten in de Spaanse Burgeroorlog. ‘Ik hoorde verhalen over strijd van plekken waar niet was gevochten, en totale stilte waar honderden waren gesneuveld. Manschappen die moedig hadden gevochten zag ik weggezet worden als lafaards en verraders, en anderen die nooit een schot hadden gelost werden helden van denkbeeldige overwinningen. Dit beangstigde me, omdat objectieve waarheid lijkt te vervagen. Het is mogelijk dat die leugens, of soortgelijke leugens, de geschiedenis in gaan.’
Filterbubbel
Vandaag de dag zou Orwell nog steeds voorbeelden hebben kunnen aanwijzen. In China, waar de overheid lastige zoektermen als ‘Arabische Lente’ of ‘1989’ blokkeert. Down the memory hole ermee: ‘Het verleden gewist, het wissen vergeten, de leugen wordt waarheid.’ In Rusland, waar Poetin de aanwezigheid van militairen op de Krim ontkent, maar wel het schiereiland annexeert. Of de ‘alternatieve feiten’ van Trump, die keihard volhoudt dat zijn inauguratie de drukst bezochte ooit was, hoewel foto’s het tegendeel bewijzen. 2+2=5.
Denk ook aan de ‘filterbubbel’: het probleem dat we in bepaalde (onjuiste) feiten blijven geloven doordat we ons digitaal hebben afgezonderd van conflicterende verhalen. Ontvriend, geblokkeerd, ontvolgd. Kortzichtig op z’n best, ronduit gevaarlijk als we daardoor niet meer weerbaar zijn tegen gemanipuleerde berichten.
Facebook-oprichter Mark Zuckerberg moest het zelf toegeven in de nasleep van het Cambridge Analytica-schandaal, waarbij Amerikaanse kiezers met leugens bestookt werden. ‘We hebben onze verantwoordelijkheid niet breed genoeg opgevat,’ erkende hij. ‘We hebben niet goed nagedacht over hoe de mogelijkheden misbruikt kunnen worden. Nepnieuws, buitenlandse inmenging in verkiezingen, haatzaaien, nog afgezien van privacyschendingen door ontwikkelaars.’
Orwell zag het destijds al gebeuren, en niet alleen in totalitaire staten. ‘Gebeurtenissen waarvan men vindt dat ze niet hadden moeten plaatsvinden, blijven onbesproken en worden uiteindelijk ontkend’, schreef hij in 1945. Voorbeelden zijn makkelijk te noemen: de burgerslachtoffers van Dresden of Hiroshima, de rol van Nederland in de internationale slavenhandel, de genocide op de inheemse bevolking van Azië, Afrika en Amerika.
‘Handelingen worden niet beoordeeld als goed of fout op zich, maar op basis van wie ze verricht. Er is geen gruwel (marteling, gijzeling, dwangarbeid, massadeportaties, opsluiting zonder proces, moordaanslagen, het bombarderen van burgers) die niet moreel anders wordt gezien als “onze” kant het doet.’ Orwell nodigt lezers uit bij zichzelf te rade te gaan: misdaden vóélen zelfs anders als medestanders ze begaan.
Dat sentiment wijt Orwell aan wat hij ‘nationalisme’ noemt, tegenwoordig vaker tribalisme genoemd. ‘Dan bedoel ik de gewoonte om je te identificeren met een enkele natie of andere groep, die verheffen boven goed en kwaad, en geen andere plicht erkennen dan de belangen ervan nastreven.’ Het kan daarbij gaan om een staat of een etnische groep, een politieke overtuiging of een religie.
Voor Orwell zou het kritiekloos volgen van zo’n groep uitmonden in totalitarisme. Waarheid wordt immers ondergeschikt gemaakt aan ideologie. Ongemakkelijke feiten worden liever doodgezwegen. ‘Als vrijheid iets betekent, dan wel het recht om mensen te vertellen wat ze niet willen horen’, schrijft hij in een niet-gebruikt voorwoord voor Animal Farm, waarin hij er met vooruitziende blik voor pleit kritischer te kijken naar Stalin, die toen nog een medestander was in de strijd tegen Hitler. In Animal Farm, fileerde hij scherp de genadeloze politiek van de USSR. In 1984 ging hij nog een stap verder door niet terug te kijken op een specifieke periode in de geschiedenis, maar met sciencefiction een algemene voorspelling te doen over waar de wereld kan eindigen.
Rechtse commentatoren omarmden de boeken vol leedvermaak. Het ‘animalisme’ uit Animal Farm en IngSoc uit 1984 waren overduidelijk karikaturen van socialisme, dus de linkse Orwell moest wel van zijn geloof zijn gevallen, redeneerden ze. Onzin, schreef Orwell in een reactie. ‘Mijn nieuwe boek is níét bedoeld als een aanval op socialisme of het Britse Labour,’ verklaarde hij. ‘Ik meen dat totalitaire ideeën wortel hebben geschoten in de geest van intellectuelen overal en ik probeer deze ideeën tot hun logische consequenties door te redeneren. Het boek is gesitueerd in Groot-Brittannië om te benadrukken dat Engelssprekende volken er niet beter bestand tegen zijn dan andere en dat totalitarisme, mits het niet bestreden wordt, overal kan triomferen.’
Door de hand in eigen boezem te steken bewijst Orwell dat kritiek niet gelijkstaat aan verraad. Door tekortkomingen te beamen en daaraan te werken wordt een ideologie sterker, niet zwakker. Laat de informatieluchtbel barsten. Gefundeerd commentaar hoeft niet te leiden tot nihilistisch relativisme. In zijn BBC-tijd verkoos hij immers ook het imperialistische Groot-Brittannië boven het totalitaire nazisme, maar hij bleef oog houden voor het onrecht van zijn eigen land.
In tijden van ‘alternatieve feiten’, nepnieuws en filterbubbels heeft zijn advies niet aan kracht ingeboet. We hebben allemaal ons eigen memory hole gecreëerd waarin feiten verdwijnen die ons niet goed uitkomen. Orwell daagt ons juist uit om de rafelrandjes van onze ideologie op te zoeken, om ons wereldbeeld waar nodig bij te stellen, zonder onmiddellijk wanhopig te capituleren.
Voor Orwell was de boodschap zo belangrijk dat hij zijn gezondheid veronachtzaamde. Hij leed al jaren aan tbc, maar om te schrijven trok hij zich terug in de wildernis van het Schotse eiland Jura, zonder elektriciteit en met alleen een kolenkachel. Hij gaf later toe dat hij zich al maanden eerder in een sanatorium had moeten laten opnemen, ‘maar ik wilde dat verdomde boek afhebben’.
Op 21 januari 1950, een halfjaar nadat het boek was uitgekomen, overleed George Orwell op 46-jarige leeftijd.
Meer lezen over technologie? Bestel nu de speciale uitgave Technologie. De kunstmatige natuur van de mens.