Home Vrouwelijke denkers Begrip van eigen buik
Vrouwelijke denkers

Begrip van eigen buik

Trudy Dehue schreef een kritische geschiedenis van zwangerschap. Ze laat zien dat vrouwen en hun vruchten zelden ongemoeid zijn gelaten.

Door Ira Pronk op 28 april 2023

echo zwanger zwangerschap kind moeder beeld Volodymyr Hryshchenko/Unsplash

Trudy Dehue schreef een kritische geschiedenis van zwangerschap. Ze laat zien dat vrouwen en hun vruchten zelden ongemoeid zijn gelaten.

FM5 cover vergeten Filosofie Magazine
05-2023 Filosofie magazine Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Een van de wonderlijkste dingen aan zwangerschap is dat je het proces niet kunt zien gebeuren; je kunt immers niet door een buik heen kijken. Onzichtbaar voor iedere buitenstaander en de zwangere vrouw zelf ontwikkelt zich vanuit enkele cellen een compleet wezen van weefsel, bloed en botjes. Vrouwen werden vóór het bestaan van moderne technieken pas na zes à zeven maanden voor het eerst hun vrucht gewaar. Die begint dan voelbaar te draaien en te bewegen. Dat voelt voor de vrouw, in de woorden van een vroedkundige die Trudy Dehue aanhaalt in haar nieuwe boek, als ‘een vlieg in je hand, maar dan in je buik’. Toch heeft dat mysterie nauwelijks geleid tot nederigheid en ontzag, laat Dehue zien in Ei, foetus, baby. Een nieuwe geschiedenis van zwangerschap. Zwangere vrouwen en hun vruchten zijn zelden ongemoeid gelaten.

Dehue (1951), emeritus hoogleraar wetenschapsonderzoek aan de Rijksuniversiteit Groningen, werd bekend dankzij haar veelgeprezen boeken De depressie-epidemie (2008) en Betere mensen (2014). Daarin beschrijft ze hoe de uit feiten opgetrokken ‘realiteit’ van respectievelijk depressie en de gezondheidsindustrie niet zo vanzelfsprekend is als die lijkt. Feiten, stelt Dehue, zijn ‘samengebalde argumenten’; ze zijn uitkomsten van menselijke overwegingen en classificaties, en daardoor nooit neutraal. Dehue toont de constructie van feiten rondom belangrijke onderwerpen en probeert daarmee het maatschappelijk debat aan te zwengelen. Dat geldt ook voor dit boek, dat een pleidooi is ‘om mensen die kunnen dragen en baren evenveel recht te gunnen op lichamelijke integriteit als alle anderen’. Een feministisch boek dus? Ach, als het om mannen zou gaan zouden we dat gewoon een mensenrecht noemen, verzucht Dehue in de inleiding. 

Keizersnede

Centraal in haar kritische geschiedschrijving staat het begrip ‘epistemische onrechtvaardigheid’ van de Britse filosoof Miranda Fricker. Volgens Dehue moeten we de onrechtvaardigheid van een gebrek aan kennis niet onderschatten: ‘Wie het aan informatie ontbreekt, ontbreekt het aan macht over het eigen bestaan.’ Dehue beschrijft hoe haar eigen katholiek opgevoede moeder in 1946 geen flauw benul had van wat er in haar buik gebeurde. ‘Zo kwam het,’ schrijft Dehue, ‘dat mijn moeder vanaf haar zevende maand elke ochtend verwachtingsvol onder de dekens keek of de baby daar al lag.’ Alleen als vrouwen inzicht hebben in zwangerschap en in de taal en de technieken eromheen die de betekenis ervan inkleuren, kunnen ze werkelijk de regie hebben over hun vermogen om leven op de wereld te zetten, meent Dehue.

Even tussendoor… Meer lezen over kennis en (on)rechtvaardigheid? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:

Meld u aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang elke woensdag het laatste filosofie nieuws, de beste artikelen van de week en af en toe een aanbieding.
Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

Aan de hand van minutieus literatuur- en archiefonderzoek reconstrueert Dehue de geschiedenis van zwangerschap. Daarbij wisselt ze analyses van bronmateriaal af met persoonlijke verhalen over zichzelf, haar grootmoeders, ouders en zussen. Waar nodig voorziet ze haar analyses van snedig commentaar. De zorgvuldigheid waarmee Dehue te werk gaat is prijzenswaardig.

De geschiedenis die Dehue in een zeer levendige stijl optekent is gerust grimmig te noemen. Zwangerschap was voor vrouwen lang een ‘even onvermijdelijke als gevaarlijke aangelegenheid’. Geweld tegen zwangere vrouwen lijkt de gemene deler in een groot deel van de geschiedenis. Zo is het woord ‘keizersnede’ afkomstig van de Romeinse keizer Julius Caesar, die de ingreep bij stervende zwangeren verplichtte vanuit zijn streven naar een grote bevolking. De ingreep kwam ook daarna veelvuldig voor en was tot in de twintigste eeuw vrijwel altijd dodelijk. 

Mannelijke geleerden eigenden zich zowel de zwangere vrouw als haar vrucht toe

Daarnaast werden vrouwen meestal verantwoordelijk gehouden in het geval van een buitenechtelijke zwangerschap of verkrachting. Vaderschap was niet zomaar aan te tonen en vrouwen werden zelden op hun woord geloofd. Een zwangerschapstest kwam er pas begin twintigste eeuw, waardoor vrouwen lang onzeker bleven over hun al dan niet zwangere toestand. Die leek overigens nog geenszins op de Clearblue-test die we nu in huis halen: een muis werd ingespoten met de urine van de mogelijk zwangere vrouw, waarna het diertje werd opengesneden om de eierstokken te bestuderen. 

Onderzoekers

De geschiedenis van zwangerschap, toont Dehue, is een geschiedenis van toe-eigening, van zowel de zwangere vrouw als haar vrucht. Al vroeg waren het namelijk niet de vrouwen, maar de mannelijke geleerden die de dienst uitmaakten. De man sprak vanuit de objectiviteit, in tegenstelling tot de vrouw, die vanuit haar lichaam zou spreken. Zo beweerde kerkvader Augustinus (354-430) dat het moment waarop de menselijke vrucht een ziel ontvangt van belang is – een inzicht dat door veel geleerden werd beaamd. Die ziel was aanvankelijk plantaardig, daarna dierlijk, om later menselijk te worden. Dehue, schertsend: ‘Die stadia voltrokken zich bij jongetjes ook eerder dan bij meisjes, wisten deze geleerden verder nog.’

We zijn een kloppend hartje als ziel gaan beschouwen

Die toe-eigening zie je terug in verloskundige praktijken, in de inmenging van de katholieke kerk bij bevalling en zwangerschapsbeëindiging, maar ook in de wetenschap. De studie naar de embryonale ontwikkeling kwam in de twintigste eeuw flink op gang, en ging niet zelden gepaard met minachting voor de vrouw en een schokkend gebrek aan moreel besef. Zo deed de Amerikaanse neuroloog Davenport Hooker van 1930 tot 1955 onderzoek naar de reflexen van levende embryo’s, waarvoor hij er ongeveer 140 verzamelde. Het onderzoek voltrok zich vaak op de operatietafel na een buiksnede, met het embryo nog verbonden aan de vrouw. Dehue benadrukt dat de mannelijke onderzoekers en hun prestaties de geschiedenisboeken in zijn gegaan, terwijl de vrouwen van wie de vruchten afkomstig waren vaak anoniem bleven.

Ook nu is het niet vanzelfsprekend dat vrouwen de regie hebben over hun vermogen leven op de wereld te zetten. Legale abortus staat in veel landen onder druk en geweld tegen vrouwen tijdens de zwangerschap of bij de bevalling komt wereldwijd veel voor. Dat maakt Dehues boek urgent en actueel. In Nederland is abortus de laatste jaren toegankelijker geworden, maar tegelijk is er nog altijd een sterke antiabortusbeweging. Daarnaast rust er ook hier nog altijd een taboe op onderwerpen rondom vrouwelijke reproductie. Hoe vaak hoor je een vrouw bijvoorbeeld vertellen over haar ervaring met abortus, terwijl die ingreep in Nederland toch zo’n 33.000 keer per jaar voorkomt?

Kindje

Dehues analyses worden nog relevanter als haar geschiedenis van de zwangerschap in onze tijd arriveert. Zo laat ze zien hoe er door de komst van nieuwe technologie al na zes weken een ‘kloppend hartje’ is te horen. Je zou daarbij haast vergeten, merkt Dehue kritisch op, dat die waarneming alleen mogelijk wordt door hoogfrequente geluidsgolven die door weefsel en vloeistoffen heen kunnen worden gestuurd. Bovendien zijn we dat ‘hartje’ als ziel gaan beschouwen. Dehue schrijft: ‘Het vroegere medium zocht naar een rimpeling op de spiegel van een kop thee als signaal, en de echoscopist naar geluid en beweging uit een computer en niet te vergeten het elektriciteitsnet waarop deze aangesloten is. De mensheid is zo bezien bij lange na nog niet “onttoverd”, zoals de socioloog Max Weber begin twintigste eeuw dacht dat gebeuren zou, want de aloude ziel is slechts tot materie gemaakt.’

Een kleine kanttekening bij een verder indrukwekkend boek is dat Dehue er goed aan had gedaan de limieten van haar onderzoek verder te bespreken. Zo kennen de begrippen ‘embryo’ en ‘foetus’ een lange juridische geschiedenis, die nog steeds een rol speelt in hoe we over die begrippen praten. En de socioloog Luc Boltanski beschreef in 2004 hoe de foetus en zwangerschap lang zijn ondergerepresenteerd in de kunst, literatuur en populaire cultuur. Hoe beïnvloedt dat onze kijk hierop? En is er ook een filosofische reden waarom we een zwangerschap zo snel opdelen in moeder en kind, terwijl ze vaak nog lang niet te scheiden zijn? Maar misschien is deze kritiek eerder een oproep voor meer grondige beschouwingen van zwangerschap. Want laten we niet vergeten: het onderwerp is lang buiten het intellectuele domein gebleven. Het is niet alleen verfrissend, maar ook essentieel dat Dehue hier verandering in heeft gebracht.

Ei, foetus, baby. Een nieuwe geschiedenis van zwangerschap
Trudy Dehue
Atlas Contact
400 blz.
€ 27,99