Home Tijd Bang voor het einde? We vrezen juist dat de tijd eindeloos is
Tijd

Bang voor het einde? We vrezen juist dat de tijd eindeloos is

Door Femke van Hout op 2 juli 2025

The last of us apocalyps einde der tijden Abby Kaitlyn Dever
Abby (Kaitlyn Dever) kijkt uit op een post-apocalyptiscche samenleving in de serie ‘The last of us’ (2025). beeld HBO/Warner Bros Discovery
Filosofie Magazine 7 2025 waarom kunnen we de tijd niet terugdraaien banaan bananen
07-2025 Filosofie Magazine Lees het magazine

We verkondigen graag het einde van tijdperken, maar volgens Femke van Hout komt dat niet voort uit angst voor het einde. We zijn juist bang dat de tijd eindeloos is. ‘We proberen zin te geven aan de willekeur van de tijd.’

Ik studeerde in de Verenigde Staten toen Donald Trump in 2016 de verkiezingen won. De uitslagen waren net binnen, ik lag in bed en luisterde hoe een huisgenoot in de kamer naast mij een servies tegen de muur stuksmeet. In de weken daarna heerste op de overwegend Democratisch georiënteerde campus een mengeling van angst en strijdbaarheid: het gevoel dat we ons bevonden in wat de kranten beschreven als ‘het einde van een tijdperk’. Het was de eerste keer dat ik zo bewust een einde van een tijdperk meemaakte. Van mijn ouders had ik natuurlijk verhalen gehoord over de val van de Berlijnse Muur. En ik herinnerde me vaag het geschokte gezicht van mijn kleuterlerares op 9/11.

Nu, bijna tien jaar na Trumps eerste verkiezingsoverwinning en ruim een half jaar na zijn tweede, lijken verhalen over het einde – van tijdperken, van de mensheid of zelfs van de wereld – over elkaar heen te buitelen. Vanwege de oorlog in Oekraïne, de opmars van extreemrechts, de gevaren van kunstmatige intelligentie of de klimaatcatastrofe.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.
Geen abonnee? Bekijk de abonnementen Log in als abonnee

Maar in wezen zijn eindeverhalen van alle tijden – of ze nu de vorm aannemen van de Dag des oordeels, de pest, een pandemie, een atoombom of klimaatverandering. De Duitse filosoof Walter Benjamin zag het gevoel op de rand van de afgrond te balanceren als de ‘chronische conditie’ van de mensheid. We denken altijd dat onze eigen tijd een beslissende tijd is, dat we uitgerekend in óns leven moeten kiezen tussen de dood of de gladiolen. Als we elke keer dat we een einde van een tijdperk afkondigen gelijk zouden hebben, zou de mens zich volgens Benjamin al honderden jaren in continue transitie moeten bevinden.

Misschien is de vraag of we ons wel of niet aan het eind van een tijdperk bevinden dan ook niet de juiste. Misschien is de vraag eerder waaróm we steeds opnieuw naar een einde zoeken. Het verlangen naar een einde legt volgens mij een diep verlangen bloot om ertoe te doen, om zin te geven aan de willekeur van de tijd.

Aanslag op de Twin Towers in New York, 2001. beeld Susan Meiselas/Magnum Photos/ANP

Kringloop

‘Wij hongeren naar eindes en crises,’ schrijft de Britse literatuurwetenschapper Frank Kermode in zijn invloedrijke boek The sense of an ending (1967). Volgens Kermode slaan apocalyptische verhalen niet zozeer op de angst dat de wereld eindig is, maar juist op de angst dat de tijd structuurloos en eindeloos is. De mens, schrijft hij, wordt altijd geboren in medias res – op een willekeurig moment in de tijd – en gaat ook ‘in het midden’ dood. ‘We projecteren onszelf (…) voorbij het Einde, zodat we al terugkijkend de structuur van de tijd in zijn geheel kunnen zien, iets wat we niet kunnen doen vanaf onze plek in het midden.’

Als kind stelde ik me de tijd vaak voor als een felblauwe lijn die tussen de sterren door schoot en in het heelal verdween. Ergens moest die lijn eindigen, dacht ik. Maar wat bevond zich dan achter dat einde? Een ander soort eindeloosheid? Deze drang om als het ware ‘achter’ het einde van de tijd te komen, hoort volgens Kermode bij culturen waarin de tijd als lineair wordt gezien. Bij culturen met een cyclische tijd is dat anders. Daarbinnen wordt de tijd beschouwd als een herhalende kringloop en krijgen individuele momenten betekenis omdat ze overeenkomen met momenten uit andere cycli. Maar in het geval van lineaire tijd is de tijd een eindeloze opeenvolging van momenten, die pas betekenis krijgen als we voelen dat die eindeloosheid op de een of andere manier doorbroken gaat worden, als blijkt dat al die opeenvolgende momenten ergens heen gingen.

Door verhalen krijgt de tijd een richting, een climax en een eindpunt

In het Westen is het beroemdste eindeverhaal het Bijbelse einde der tijden, waarin God voor eens en altijd zal bepalen wie naar de hemel gaat en wie niet. Het was een voorspelling die op mij als tienjarige kerkganger een diepe indruk maakte. (Ik stelde me dan voor hoe Jezus zich plotseling lachend los zou maken van zijn kruis, waarna alles goed zou komen.)

Ook al geloven veel mensen niet meer in zo’n Bijbelse Apocalyps, volgens Kermode onderscheiden ze in hun leven wel voortdurend ‘kleine eindes’. Breek- of keerpunten waarop er iets onherroepelijk verandert, zoals het einde van een relatie, een andere baan, de dood van een geliefde, een identiteitscrisis. Zo’n klein einde is weliswaar niet absoluut (de tijd gaat nog steeds door), maar het geeft de tijd wel vorm en betekenis. De tijd, die voorheen onverschillig doortikte, is nu verdeeld in een verleden dat kan worden achtergelaten en een toekomst die iets nieuws belooft. Juist dat opdelen van de tijd is precies wat verhalen doen, zegt Kermode. Verhalen ‘humaniseren’ de tijd, maken die tot iets betekenisvols. Tijd krijgt een richting, een climax en een eindpunt.

Mentale spijker

Mijn vader is een goede verhalenverteller; hij weet precies wanneer hij moet ophouden. Ook al vroegen mijn zus en ik nog zo vaak ‘en toen?’, hij stopte altijd bij de climax. Zoals wanneer hij vertelde hoe mijn grootvader zonder waarschuwing op het bureau van zijn baas sprong en zei: ‘Hier sta ik boven.’ De reactie van de baas heb ik nooit vernomen. Of de avond dat diezelfde grootvader tijdens de Tweede Wereldoorlog net niet gevonden werd door de Duitsers. Pas veel later hoorde ik dat hij aan het onderduiken continue hartkloppingen en angstaanvallen had overgehouden.

Ook de grote Russische schrijver Lev Tolstoj stopte precies op tijd met vertellen, zegt Kermode. Zijn roman Anna Karenina (1878) opent met Oblonski, een man die door zijn vreemdgaan zijn gezin in het ongeluk heeft gestort. En het eindigt met Lewin, een tobberige, emotionele man die tot zijn eigen verbazing ontdekt dat hij gelukkig is met zijn vrouw en kind. Tolstojs tijdgenoot Dostojevski vond het een onzinnig einde. Volgens hem was het personage Lewin zo volatiel dat hij zich sowieso de volgende dag alweer miserabel zou voelen, ‘zich vast en zeker verwondend aan een mentale spijker die hij zelf heeft gefabriceerd’. Maar dat maakt volgens Kermode niets uit. ‘Het gaat ons om het einde, niet van Lewins leven, maar van het verhaal: Anna Karenina.’ Dat verhaal, dat begon met een ongelukkig gezin, heeft net als een hedendaagse romcom het geluk nodig om kloppend te zijn.

‘In werkelijkheid,’ schrijft Henry James in de proloog van zijn roman Roderick Hudson (1875), ‘houden relaties nooit op, en het eeuwige probleem van de kunstenaar is om (…) de cirkel te tekenen waarin ze dat gelukkig wel lijken te doen.’ Ook ik trek constant zulke cirkeltjes in mijn eigen leven. Ik zie nu kraakhelder in waarom mijn relatie met mijn ex voorbestemd was om te eindigen, ik bedenk me dat ik als kind al had willen schrijven (en kijk nu eens!) en ik hoor mezelf instemmen met mensen die zeggen dat we de tweede overwinning van Trump hadden kunnen zien aankomen. De cirkel van het verhaal creëert een schone breuk tussen wat nog bij het verhaal hoort (zoals het onderduiken van mijn grootvader) en wat erbuiten staat (mijn grootvaders angststoornis).

Berlijners vieren de val van de Berlijnse muur, 1989. Beeld Stf/EPA/ANP

Wanhopige hoop

Misschien vind ik verhalen met een duidelijk einde daarom zo aanlokkelijk. Soms wens ik bijvoorbeeld om het einde van de ziekte van mijn moeder, die al meer dan twintig jaar worstelt met ongeneeslijke kanker. Ik wil niet dat ze doodgaat, maar soms wil ik wel weten wanneer ze dood zal gaan, zodat we ons daarop kunnen voorbereiden. Eenzelfde verlangen zie ik terug bij sommige mensen die zich veel bezighouden met het klimaat. Na alle doemscenario’s, protesten en de opeenstapelende ellende van hongersnoden, uitstervende soorten en klimaatvluchtelingen hopen sommigen dat de klimaatapocalyps maar gewoon plaatsvindt. Dan hoeven we tenminste niet meer te wachten en niet meer te discussiëren of het einde wel komt; het is er gewoon.

Elk einde draagt de belofte van een nieuw begin in zich. En juist daarom verlangen we er soms zo naar. Het doet denken aan de Sloveense filosoof Slavoj Zizek, die in 2016 zei dat hij op Trump zou stemmen als hij kon, in de hoop dat dat een politieke schok zou veroorzaken: ‘Dat is mijn wanhopige, erg wanhopige hoop. Dat als Trump wint (…) dat dat tot een soort groot ontwaken zal leiden. Nieuwe politieke processen zullen in gang worden gezet.’ Ik herken dat: als het maar erg genoeg wordt, zo erg dat we een eindpunt bereiken, dan komt er echte verandering. Dan komt er een nieuw begin.

Ondertussen is Trump aan een tweede termijn bezig. Hoewel er sprake is van ‘nieuwe politieke processen’, is het grote ontwaken waar Zizek op doelde uitgebleven. Ook op persoonlijk niveau weet ik dat opnieuw beginnen niet kan: als mijn moeder sterft, zal ik nog steeds met de consequenties van haar ziekte moeten leven. En de klimaatramp voltrekt zich niet in één keer, ergens in de toekomst, maar is nu al bezig, uitgesmeerd over een lange periode. Dat betekent onrust, doden, woon- en voedseltekorten en verschuivingen in huidige machtsstructuren, maar het leven gaat ook door. Er zijn nog steeds banen, rekeningen, huwelijken, verjaardagen, ruzies, machtsverhoudingen en – helaas nog steeds – klimaatverandering.

Dit is volgens Kermode de moeilijkheid voor de moderne mens. Sinds de belofte van het Bijbelse einde der tijden niet meer aan de basis ligt van onze samenleving is de tijd in principe eindeloos geworden. We zoeken naar eindes door crises uit te roepen of door spectaculaire verhalen te vertellen over het einde van de wereld. Maar tegelijkertijd weten we ook dat er geen echt einde komt, dat de wereld blijft doordraaien. De moderne mens wacht op een einde dat waarschijnlijk nooit volledig zal aanbreken. Ik ben een oceaan van wachten,/ waterdun omhuld door ’t ogenblik, schrijft de Nederlandse dichter Vasalis. Zuigende eb van het gemoed,/ dat de minuten trekt en dat de vloed/ diep in zijn duisternis bereidt./ Er is geen tijd. Of is er niets dan tijd? We verzinnen eindes en weten dat we die verzinnen, en toch kunnen we niet zonder.