De literatuurlijst achter in het boekje Alleen van de Duitse schrijver en journalist Daniel Schreiber is indrukwekkend, en datzelfde geldt voor zijn citaten: kernachtig en goed gekozen, waardoor je meteen verder wilt lezen in de vele beschouwingen over vriendschap, romantische liefdesrelaties, verlies, gemis en eenzaamheid. Hulde aan de intellectueel die zich nergens een belerende nerd betoont, maar in toegankelijke bewoordingen over zijn leven als (onvrijwillige) vrijgezel in coronatijd schrijft – eerlijk over zijn illusies, vluchtgedrag en teleurstellingen, en over het moeizame doorleven en doordenken hiervan. Niet om zich aan zingeving te wagen, maar om zich te vergewissen van de onoplosbaarheid van waarschijnlijk cultureel bepaalde en ongemerkt geïnternaliseerde levensproblemen. Zelfhulpliteratuur in de letterlijke betekenis van het woord: de lezer wordt deelgenoot gemaakt van de wijze waarop de auteur zichzelf probeert te helpen.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Nergens pretendeert Schreiber tot de ultieme fenomenologie van het alleen-zijn te komen, noch tot een universeel vriendschapsideaal. Integendeel. Hij confronteert een jubelend afgestoft, klassiek denken over vriendschap – waarin mensen hun gelijke zoeken, zich bij voortduring in elkaar herkennen en elkaar beschouwen en bejegenen als hun andere, zelfs betere ‘ik’ – met onderzoeken en visies waarin niet alleen het toeval een veel grotere rol krijgt toebedeeld, maar zeker ook de viering van het verschil. Niet het eigen spiegelbeeld zou aantrekkelijk behoren te zijn, niet de continue bevestiging van eigen gevoelens, waarnemingen en meningen, maar de frisse blik die door deze narcistische tendensen heen breekt en je met een nieuwe blik naar jezelf en de wereld laat kijken.
Zelfmedelijden
Helaas verzandt Schreiber geregeld in wel erg particulier geklets over zijn voorbije liefdesleven en zijn vele vrienden en vriendinnen. Bijna allemaal hebben ze een relatie, vaak ook een gezin, en in veel gesprekken – online of telefonisch – moest de alleenstaande Schreiber aanhoren hoe zwaar de lockdowns op werk- en familieleven drukten, terwijl niemand nou eens vroeg hoe hij de beperkingen beleefde. Verderop in het boekje relativeert hij dit zelfmedelijden enigszins.
Met wreed optimisme sporen we elkaar ons op successen te richten
Mooi zijn de beschrijvingen van het aanleggen en verzorgen van tuinen en van de ontdekking hoeveel troost en plezier breien hem brengt. Subtiel laat hij deze activiteiten overgaan in metaforen voor de omgang met het eigen solitaire leven, waarin afscheid wordt genomen van het ‘wrede optimisme’ waarmee mensen elkaar aansporen om de blik toch vooral op dierbare en leerzame ervaringen gericht te houden. Op talenten, successen, sociale bindingen en (toekomst)wensen – dit laatste met de overtuiging dat er nog heel veel is om voor te werken en al doende te realiseren.
Daarnaast neemt hij afscheid, met evenveel inzet, van de gelaten gedachte (het verdorde hart, met een verwijzing naar Roland Barthes) dat een liefdesrelatie niet eens meer verlangd wordt. Ook dit kan een artificieel afweermechanisme zijn, om de pijn te verdoven dat hij begeerte en duurzame intimiteit ‘toch niet waard is’. Apart. Want Schreiber lijkt zichzelf uitermate bijzonder te vinden, juist waar hij zich zo kwetsbaar toont en uitvoerig rept over zijn verslavingen, eetstoornis, de vele therapieën die hij volgde en de (online) ontmoetingen met lotgenoten. Hij suggereert dat de schaamte over zijn eenzaamheid wordt geïntensiveerd door de existentiële schaamte daaronder, namelijk die over zijn queer-zijn.
Gelukkig gezinsleven
Het is ongetwijfeld belangrijk om een appel te blijven doen op de lezer die misschien wel denkt tolerant te zijn, maar nog steeds geen benul heeft van de dagelijkse ervaringen van mensen in deze minderheidspositie. Onbedoeld wekt Schreiber echter de indruk dat queer-eenzaamheid vele malen zwaarder te dragen is dan die van singles die ooit wél een gelukkig gezinsleven hadden, maar hier bijvoorbeeld door dood of scheiding geen toegang meer toe hebben. Niets over vluchtelingen die vruchteloos wachten op gezinshereniging, over het isolement van ex-gedetineerden die nauwelijks een weg in de samenleving kunnen (her)vinden en over mantelzorgers die thuis moeten blijven bij een chronisch zieke, nauwelijks aanspreekbare geliefde.
Heel even wordt er bij andermans onzichtbare eenzaamheid stilgestaan. Waarna Schreiber durft in te zien dat hij als vriend, passant en medemens ook geregeld zal tegenvallen. Toch lijkt hij met dit doodnormale inzicht om een applausje te bedelen: wat een dappere exercitie! Precies dat laatste, samen met een stuitend gebrek aan humor, maakte dat in elk geval deze lezer opgelucht bij de lange literatuurlijst belandde: na deze on-amusante amuse tijd voor iets voedzaams. Was er maar weer meer tijd alleen.
Alleen
Daniel Schreiber
vert. Jos van Kan
Nieuw Amsterdam
176 blz.
€20,-