Home Denker des Vaderlands Paul van Tongeren: ‘Wij zijn verscheurd tussen orde en chaos’
Denker des Vaderlands

Paul van Tongeren: ‘Wij zijn verscheurd tussen orde en chaos’

Om zijn denkwereld te leren kennen reisde journalist Marc van Dijk mee met Denker des Vaderlands Paul van Tongeren naar Kreta. Tijdens hun interviews onder de sterrenhemel doemde naast het geluk ook het nihilisme op.

Door Marc van Dijk op 26 maart 2021

Paul van Tongeren filosoof Denker des Vaderlands betekenis beeld Martin Dijkstra

Om zijn denkwereld te leren kennen reisde journalist Marc van Dijk mee met Denker des Vaderlands Paul van Tongeren naar Kreta. Tijdens hun interviews onder de sterrenhemel doemde naast het geluk ook het nihilisme op.

Cover van 04-2021
04-2021 Filosofie magazine Lees het magazine

Na de eerste collegedag zijn we terug op het kleine dakterras van het huis in Kritsa op Oost-Kreta, ons thuis voor deze week. Boven de daken uit klinken de geluiden van het dorp: af en toe een auto die door een naburig straatje omhoogkruipt, blaffende honden en voortdurend het getsjilp van krekels. Het loopt tegen tien uur in de avond, maar nog altijd is het zo’n 23 graden. Boven ons een diepdonkere hemel waarin de sterren fonkelend stralen.

Paul van Tongeren stopt zijn broekspijpen in zijn sokken en smeert zich in om de muggen op afstand te houden. We praten na over het openingscollege, waarin hij Aristoteles (384-322 v.Chr.) ‘in zekere zin religieus’ noemde. Had Aristoteles een god, of goden? ‘Ik doelde met name op de onderliggende overtuiging dat “het goed in elkaar zit”. Dat is het belangrijkste filosofische vooroordeel van Aristoteles en de meeste oude Grieken.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Wát zit goed in elkaar?
‘De hele werkelijkheid. Van de sterrenhemel – die ook vanavond weer een hoge mate van perfectie uitstraalt – tot aan de kleinste diertjes die in de aarde krioelen. En dan het wonderlijke gegeven dat de mens zich daartussen bevindt en dat allemaal kan zien. Aristoteles is zo ongeveer de oerwetenschapper. Hij snijdt eigenhandig dieren open om ze te ontleden. En in dat wetenschappelijke enthousiasme kán hij niet anders dan twee dingen constateren. Ten eerste: het zit allemaal wonderlijk goed in elkaar. Ten tweede: het is wonderlijk dat ik dat kan zien, en inzien, dat ik dit allemaal kan kennen. Aristoteles ervaart in een diepe zin van het woord dat de werkelijkheid uiteindelijk goed is.’

En dat is dus ‘in zekere zin religieus’?
Ja, uit die houding klinkt iets wat volgens mij met de kern van religie te maken heeft. Aristoteles ziet met zijn grenzeloze wetenschappelijke nieuwsgierigheid hoe ingenieus het allemaal in elkaar zit. De werkelijkheid verwondert hem mateloos en stemt hem dankbaar. Aristoteles hield zich niet zo bezig met godsbeelden. Hij hield zich bezig met de werkelijkheid. Die is voor hem uiteindelijk goddelijk.’

Er slaat een hond aan, vlakbij, alsof hij geschrokken is van wat er net gezegd werd. Andere honden reageren.

‘Ik voel me verwant met Aristoteles’ religiositeit van de dankbare verwondering’

Van Tongeren vervolgt: ‘Goddelijk niet in de zin van een pantheïsme, maar eerder op de manier waarop wij iets wat we schitterend of verrukkelijk vinden “goddelijk” kunnen noemen. Zo’n religiositeit van dankbare verwondering is iets waarmee ik me wel verwant voel, terwijl ik er tegelijkertijd ook wel een probleem mee heb. Behalve Aristoteles is Nietzsche voor mij een belangrijke inspiratiebron. En die zegt niet dat de werkelijkheid goed in elkaar zit. Integendeel, die zegt dat de werkelijkheid chaos is.’

Zo ervaren we het niet. Althans, de wereld oogt toch niet alsof het één grote chaos is?
‘Inderdaad. We hebben onze zaken redelijk geordend. Je kunt op je telefoon kijken om te weten wat voor weer het wordt. Dat werkt omdat we onze kennis, onze techniek, onze verwachtingen en onze verlangens op elkaar hebben afgestemd. Maar dat complete stelsel waarop we massaal vertrouwen is volgens Nietzsche ingekaderd in een geheel van interpretaties dat zelf geen fundament heeft.

Op sommige momenten kun je ineens het broze karakter van die constructie beseffen. In een beeld van Nietzsche: soms kan dat geheel van theorieën en technieken waarmee we onze wereld begrijpen plotseling verschijnen als een bouwsel zo subtiel, maar ook zo fragiel als een spinnenweb.’

Dat is geen prettige gewaarwording.
‘Zeker niet. Het doet mij denken aan de situatie van Aniek, een jonge vrouw die ik ken. Zij lijdt aan een zeer ernstige vorm van autisme en haar leven is bij vlagen erg zwaar. De wereld verschijnt voor Aniek op elk moment als een puzzel. Ze moet constant de puzzelstukjes weer bij elkaar zien te krijgen om te zien wat ook alweer de voorstelling is. Soms lukt dat helemaal niet. Dan kan het uren duren voordat ze kan opstaan. Soms is de paniek zo groot dat ze niet eens meer kan praten. Als je dat meemaakt, zie je hoe wonderlijk het is dat het voor de meesten van ons allemaal op zijn plaats staat, voortdurend.’

Ja, zelfs als we even in de war zijn, kunnen we doorgaans nog functioneren. Ook dan weten we nog steeds wel wat boven en beneden is.
‘Precies, en dan zijn we weer terug bij Nietzsche, want die schrijft juist dat er iets gebeurd is waardoor we uiteindelijk elke oriëntatie zullen verliezen: er is dan geen rechts en links, geen boven en beneden meer. De horizon is uitgewist. Die gebeurtenis duidt hij aan als “de dood van God”. Dat betekent niet zozeer dat we ongelovig zijn geworden of zoiets. Nee, “de dwaze mens”, de figuur die Nietzsche opvoert als boodschapper, richt zich tot mensen die al niet meer in God geloven. Dus voor hen is de dood van God geen nieuws.

Als de dwaze mens niettemin een schokkende boodschap brengt, is dat omdat het hem gaat om de plaats van die “God” in dat hele systeem – iets wat juist die ongelovigen niet zien. “God” staat dan voor het fundament van het gebouw, de sluitsteen van het gewelf, de kern van het systeem van interpretaties waarmee we de werkelijkheid aan ons onderworpen hebben. Dat betekent dat het geheel van interpretaties waardoor we ons thuis voelen in de wereld op instorten staat; we krijgen in de gaten dat er geen orde bestaat. De dwaze mens zegt dan ook: “Vallen we niet voortdurend, achterover, opzij, naar voren, alle kanten op?”’

Als je tijdens een heldere nacht naar de sterren kijkt, zoals vanavond, kan het je plotsklaps duizelen. Ik ben er zelf weleens van in paniek geraakt: het besef dat we op een brok steen door een onverschillig universum bewegen.
‘Dat is de huivering waar ook de zeventiende-eeuwse denker Blaise Pascal over spreekt; maar volgens hem is de mens, die niets voorstelt in dat immense heelal, die niet meer dan een strootje is, wel een dénkend strootje, en daarin schuilt dan toch de grootheid van dat nietige wezen. Bovendien staat bij hem tegenover de huiveringwekkende leegte steeds weer het vertrouwen op een genadige God die volgens een bijbeltekst “zelfs het geknakte riet niet zal breken”. Nietzsche noemt dat vertrouwen Pascals “zelfmoord van de ratio”. Hij probeert nog radicaler de leegte te schetsen, zonder troost, zonder toevluchtsoord.’

Tegelijkertijd zou je kunnen zeggen: het is je eigen vergissing die je op zo’n moment uit balans brengt, niet die sterrenhemel. Die sterren staan er altijd al; die zijn niet veranderd.
‘Er is misschien niks veranderd aan de werkelijkheid, los van jouw waarneming ervan. Maar wat is dat voor een werkelijkheid die ik op geen enkele manier waarneem? Als je je realiseert dat de werkelijkheid waarover je spreekt altijd een werkelijkheid is zoals die wordt gezien, begrepen en geduid door ons, dan zie je hoe de werkelijkheid wel degelijk radicaal kan veranderen.

‘Nietzsche is voor mij ook een belangrijke inspiratiebron. Die zegt dat de werkelijkheid chaos is.’

Heb jij weleens op een berggraat gelopen? Ik heb dat één keer gedaan. Zo’n scherpe graat die naar twee kanten schuin afloopt, prachtig mooi om te zien. Maar als je er loopt, kun je soms plotseling alleen nog maar het gevaar zien en bevangen raken door de angst om eraf te vallen. De wereld is en blijft gewoon wat ze is – ja, maar jij ziet ineens hoe gevaarlijk ze is. Nietzsche heeft de mens eens voorgesteld als slapend op de rug van een tijger. Je ziet dat beeld ook wel in jugendstilachtige reclames: een vrouw in negligé of naakt, dromend op de rug van een tijger. Nogal onveilig dus, maar in totale onwetendheid van het gevaar. Stel dat die vrouw wakker wordt – is de werkelijkheid dan niet veranderd?’

Misschien kunnen we haar maar beter laten slapen.
‘Er zijn volgens Nietzsche twee reacties mogelijk. De mens die vertrouwt op denken en kennen, de filosoof, roept: “Word wakker, kijk uit!” Maar het beeld maakt onmiddellijk duidelijk wat het gevolg zal zijn. Nietzsches sympathie gaat daarom eerder uit naar de kunstenaar die zegt: “Stil! Laat haar liggen!”

Direct daarna schrijft Nietzsche dat het mogelijk toch ingewikkelder ligt. Die filosoof, stelt hij, is zelf óók een kunstenaar – alleen dan zonder het te willen. “Waarschijnlijk dróómt de filosoof alleen maar dat hij wakker schudt,” schrijft Nietzsche. Dat wil zeggen: de filosoof dénkt misschien wel dat hij wakker schudt, maar klopt die pretentie wel? Als hij echt tot zichzelf en tot anderen door zou laten dringen dat de werkelijkheid chaos is, dan zou dat besef ons vernietigen. De tijger zou ons bespringen. Maar gelukkig doet de filosoof dat niet: ook hij houdt zich vermoedelijk nog vast aan illusoire ideeën over orde in de werkelijkheid. Dat “kennen” van hem is met andere woorden misschien ook maar gewoon een creatieve interpretatie waarmee hij zich staande probeert te houden in een chaotische werkelijkheid.’

Blijft overeind dat er geen reden is voor paniek onder de sterrenhemel. Dankzij onze wetenschappelijke kennis kunnen we er gerust op zijn dat de sterren geen pure chaos vertegenwoordigen, maar dat er orde te ontdekken valt.
‘Als je zegt: die huivering bij de sterren is een denkfout, een illusie, dan kun je dat alleen maar volhouden doordat je de waarneming uit het andere, wetenschappelijke perspectief beschouwt als zekere kennis van de “ware” werkelijkheid. Nietzsche laat zien wat er gebeurt als je beide ervaringen als verschillende interpretaties ziet, die allebei een vorm van kennis zijn. Dan is die nuchtere wetenschappelijke kennis ook een interpretatie en wordt de huivering bij een blik op de sterren tevens een waarheidsmoment.’

In onze tijd is de wetenschappelijke kijk dominant.
‘Inderdaad, en dat is onderdeel van wat Nietzsche “nihilisme” noemt. Dat valt niet samen met hoe we die term tegenwoordig doorgaans gebruiken, als synoniem voor het verval van waarden. Voor Nietzsche is dat verval slechts een laat effect van een lange geschiedenis die als zodanig nihilistisch is, en die begint met het oprichten van die waarden. De notie van de “waarheid” speelt daarin een centrale rol. De stelling dat er een ware werkelijkheid is achter of onder de werkelijkheid van de alledaagse ervaring en dat die ware werkelijkheid samenvalt met wat de wetenschappelijke blik ziet, dat is voor Nietzsche een voorbeeld van nihilisme. De duizelingwekkende werkelijkheid die wij ervaren onder de sterren is in die uitleg “alleen maar” een uiterst subjectieve en onjuiste interpretatie van iets dat “eigenlijk” uitstekend te verklaren valt.’

Nou, dat is toch fijn?
‘Ja, fijn, want dan ben je ook meteen van die ervaring van leegte en zinloosheid af; dat is dan slechts een subjectieve illusie. Denk je dat je op die manier nog ergens over in verwondering kunt raken? Dat is dan nergens meer voor nodig.’

We kijken, met kans op een angstige huivering, nog even naar de sterren. Na een tijdje doorbreekt Van Tongeren de stilte: ‘De twee lijnen in ons gesprek zijn eigenlijk ook de hoofdlijnen van mijn onderzoek en mijn werk. Dat is al vanaf het begin zo geweest. Het was geen plan, het is zo gelopen. Mijn ene specialisme is de deugdethiek van Aristoteles; het andere is de filosofie van Nietzsche en de laatste jaren vooral de thematiek van het nihilisme daarin. Ik heb me weleens afgevraagd of ik daarmee niet op een uiterst problematisch spoor zat. Of ik niet beter op één van die twee kon focussen, in plaats van op twee onverenigbare denkwerelden, de orde tegenover de chaos. Maar één persoon heeft me er min of meer toe aangezet om die weg te gaan.’

Wie?
‘Theo Zweerman. Hij was geen grote of bekende denker, maar ik beschouw hem wel als mijn voornaamste leermeester. Hij was mijn belangrijkste docent filosofie tijdens mijn theologiestudie. Ook toen ik allang geen student meer was, bleef ik hem bezoeken. Hij was franciscaan en woonde toen in een klooster in Megen, heel sober, in een soort hokje op zolder. Hij was ongelofelijk aandachtig en luisterde altijd met pen en papier, meeschrijvend met het gesprek.

De laatste keer dat ik hem bezocht was hij heel ziek, stervende. Zijn buik was opgezwollen door de kanker, de rest van zijn lichaam was sterk vermagerd. Maar hij zat nog kaarsrecht in zijn stoel. Toen ik wegging, moest en zou hij gaan staan om mij te om­armen, hoeveel pijn het hem ook zichtbaar deed. Ik denk dat hij besefte dat het de laatste keer zou zijn dat we elkaar zagen. Ik wist dat eigenlijk ook, maar ik wilde het nog niet zien.

We spraken die laatste keer over die twee lijnen in mijn onderzoek, en ik zei dat ik me afvroeg wat ik daarmee moest. Hij zei: “Zorg dat je ze alle twee blijft vasthouden. Dan komen ze uiteindelijk wel bij elkaar.” Ik vond dat prachtig. Voor mij heeft het een beetje de lading van een testament gekregen. Een testament kan een opdracht zijn.’

Dit is een bewerkt fragment uit Het wonder van betekenis (zie boek-info).

Het wonder van betekenis. Op zoek naar wijsheid met Paul van Tongeren
Marc van Dijk
Boom
160 blz.
€ 15,-

Op vrijdag 24 maart 2023 gaat Paul van Tongeren in gesprek over zin, betekenis en waarde met voormalig Theoloog des Vaderlands Thomas Quartier op het Denkwerk Festival in Nijmegen.

Meer lezen over waarde en zingeving? Bestel nu de speciale uitgave Omdat je het waard bent.