Opnieuw is de horeca gesloten door de overheid. Wat hebben filosofen met de horeca en publieke ruimte?
Jean-Paul Sartre
Jean-Paul Charles Aymard Sartre (1905-1980) was veelvuldig in het café te vinden. Voor deze existentialist was het café een bron van filosofische inspiratie. Veel filosofische voorbeelden van Sartre vinden dan ook hun oorsprong in het café. Een van de bekendste is de overdreven ober die doet voorkomen alsof hij eerst ober is en dan pas mens, en zo ‘te kwader trouw’ is. Het sluiten van de horeca zou voor Sartre een behoorlijke beperking van zijn handelen geweest zijn. Maar bij gebrek aan café’s had hij vast een andere bron voor filosofische reflectie gevonden. De mens blijft namelijk vrij ongeacht de omstandigheden, aldus Sartre.
Lees meer over Jean-Paul Sartre & Simone De Beauvoir en hun cafébezoeken.
Jürgen Habermas
De Duitse filosoof Jürgen Habermas (1929) ziet koffiehuizen en literaire salons als voorbeelden bij uitstek van het publieke domein. Het zijn ruimtes waar mensen met behulp van de rede en argumenten kwesties met elkaar bespreken en duiden. In Strukturwandel der Öffentlichkeit (1962) geeft Habermas het belang van een gezonde publiek ruimte aan. Die bevordert de omgang tussen mensen en stelt ons in staat onze ideeën en beweegredenen te spiegelen aan anderen.
Lees meer over Jürgen Habermas.
Hannah Arendt
De Duits-Amerikaanse filosofe Hannah Arendt (1905-1975) zag de publieke sfeer bij uitstek als een plek waar mensen vrijheid ervaren. In The Human Condition (1958) beschreef ze het actieve leven dat daar plaatsvindt. Waar mensen zich in de privésfeer bezig moeten houden met cyclische arbeid zoals eten koken en het huis schoonhouden, is het publieke de plek waar we onszelf vormgeven als persoon door met elkaar in gesprek te gaan, schreef Arendt. Het sluiten van de horeca is een beperking van ons menszijn, omdat we bij uitstek in het café ideeën uitwisselen en met elkaar in gesprek gaan.
Socrates
Socrates (470/469 v.Chr. – 399 v.Chr.) voerde zijn filosofische gesprekken vaak op pleinen, markten of andere publieke plekken. Veel van zijn dialogen vonden plaats na of tijdens een goede drinkpartij. Hij zocht gesprekspartners om een omschrijving te geven van een begrip zoals ‘rechtvaardigheid’, om dit vervolgens kritisch te bevragen. De vraag-en-antwoord methode staat bekend als de Socratische dialoog. Niet iedereen schatte dit op waarde, wat hem de bijnaam ‘de horzel’ opleverde. Uiteindelijk kreeg hij zelfs de gifbeker voorgeschoteld met als reden dat hij de Atheense jeugd bedierf met zijn publieke debatten.