Plato: het ongevederde dier
Wat onderscheidt de mens wezenlijk van het dier? Deze kwestie wordt ook wel de antropologische differentie genoemd en houdt filosofen al eeuwen bezig. Ook Plato deed een poging een dergelijk onderscheid te maken en definieerde de mens als het ongevederde dier dat op twee poten loopt. De cynicus Diogenes hoorde dit aan en wierp Plato een kaalgeplukte haan voor de voeten. ‘Zie hier’ riep hij triomfantelijk tot de toehoorders ‘de mens van Plato’.
Hoewel de weerlegging van Diogenes retorisch sterk is, is de definitie van Plato niet zo gek. Zo zorgt het feit dat we op twee benen zijn gaan lopen ervoor dat onze handen vrij kwamen om gereedschappen te maken en gebruiken. Bovendien veranderde ons primaire zintuig daardoor van de reukzin naar het gezichtsvermogen. Bovendien moesten we onze creativiteit gebruiken om ons aan te passen aan onze omgeving, bijvoorbeeld middels kleding en huisvesting.
Descartes: de diermachine
Volgens René Descartes is er binnen de mens een strikt onderscheid tussen lichaam en ziel. Het menselijk lichaam ziet hij als een machine, die werkt volgens de wetten van de natuur. De ziel is onstoffelijk en daarom niet onderhevig aan natuurwetten. Als de bestuurder van de lichamelijke machine stelt de ziel ons in staat om in vrijheid keuzes te maken. Het dualisme van Descartes werd door de Britse filosoof Gilbert Ryle ook wel beschreven als de doctrine van de geest in de machine.
Heel anders is dit bij dieren. Hoewel de lichamen van dieren namelijk net als menselijke lichamen machines zijn, ontbreekt het dieren aan een ziel. Descartes beschrijft dieren dan ook als automaten. Hoewel dieren wel het gedrag dat gepaard gaat met pijn of plezier simuleren, kunnen ze geen pijn of plezier ervaren. Daar heb je namelijk een ziel voor nodig.
Jonas: het individuele dier
Hans Jonas is een leerling van de Duitse filosoof Martin Heidegger. Hoewel zijn filosofie geïnspireerd is door het denken van zijn leermeester, wijkt hij op een aantal onderwerpen duidelijk af. Zo rekent hij af met Heideggers idee dat er een wezenlijk onderscheid te maken is tussen mens en dier.
Volgens Jonas valt dit niet te rijmen met de inzichten uit het Darwinisme. Dat leert ons namelijk dat er continuïteit bestaat tussen verschillende levensvormen. Volgens Jonas wordt ieder levend wezen gekenmerkt door vrijheid en individualiteit. Dit geldt volgens Jonas voor planten en eencellige levensvormen, en zeker ook voor dieren. De verschillen in vrijheid en individualiteit tussen verschillende levensvormen zijn volgens Jonas geen wezenlijke, maar graduele verschillen.
Nagel: de mysterieuze dier
Hoe is het om een vleermuis te zijn? In plaats van met ons gehoor en gezichtsvermogen zouden we de wereld navigeren met echolocatie. Kunnen we ons daar echt iets bij voorstellen? Volgens de Amerikaanse filosoof Thomas Nagel niet. In zijn artikel What is it like to be a bat? beschrijft hij hoe het onmogelijk is je te verplaatsen in het bewustzijn van een compleet andere diersoort.
Hiermee wil Nagel het belang van subjectieve ervaring laten zien. Hoewel we alle objectieve feiten over echolocatie kunnen weten, onttrekt de subjectieve ervaring van hoe het is om op die manier waar te nemen zich aan ons voorstellingsvermogen. Dit laat volgens Nagel ook zien waarom we bewustzijn niet kunnen verklaren in louter materiële termen. Daarmee kan je immers onmogelijk recht doen aan de subjectieve ervaring die kenmerkend is voor ieder wezen met bewustzijn.
Peter Singer: het morele dier
Een handeling is moreel juist, als die zoveel mogelijk genot en zo weinig mogelijk pijn oplevert. Dat is de kerngedachte van het utilisme. Maar hoe zit het met dieren? Moeten we die meenemen in deze overweging? Jeremy Bentham, de aartsvader van deze ethische stroming, dacht van wel. Dieren kunnen volgens Bentham immers net zo goed genot en pijn ervaren als mensen.
De Australische filosoof Peter Singer knoopt aan bij de gedachten van Jeremy Bentham in zijn boek Animal Liberation. Ook hij stelt dat maximalisatie van geluk het belangrijkste uitgangspunt van ethiek moet zijn, en dat we dieren daar niet van uit kunnen sluiten. Op welke basis zouden we dat immers moeten doen? Als we bijvoorbeeld intelligentie als uitgangspunt nemen, zoals nu vaak gedaan wordt, maken kinderen even weinig aanspraak op een morele behandeling als honden en mensapen.