Home Wat is ware liefde?
Liefde

Wat is ware liefde?

Is liefde een gebrek, een begeerte naar iets wat we missen? Of juist onbaatzuchtigheid, meevoelen met anderen zonder eigenbelang? Liefde volgens de Bijbel, Socrates, Montaigne en Schopenhauer.

Door Jan Sietsma op 25 april 2013

wat is ware liefde agapè agape beeld Joost Stokhof

Is liefde een gebrek, een begeerte naar iets wat we missen? Of juist onbaatzuchtigheid, meevoelen met anderen zonder eigenbelang? Liefde volgens de Bijbel, Socrates, Montaigne en Schopenhauer.

Cover van 05 -2013
05 -2013 Filosofie magazine Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

1. Platonische liefde: eros

In het Symposium van Plato komt een aantal mensen in het huis van Agathon bijeen om diens overwinning bij een poëziewedstrijd te vieren. De aanwezigen, onder wie de komedieschrijver Aristophanes en de filosoof Socrates, spreken af dat ze, in plaats van het op een zuipen te zetten, allemaal een lofrede op Eros, de god van de liefde, zullen houden.

Door verschillende sprekers wordt Eros bezongen als een persoonlijke, maar ook algemene oerkracht die aanzet tot verschillende vormen van voortreffelijkheid en onsterfelijkheid, hetzij in de vorm van kinderen, hetzij in die van verrichtingen op het gebied van de kunsten en de wetenschappen. De gangbare betekenis van eros als seksuele begeerte is, kortom, aanzienlijk opgerekt.

Socrates is de zesde spreker in Plato’s dialoog. Hij beaamt dat eros veel meer is dan slechts seksuele begeerte, maar voert het begrip nog veel verder dan de andere sprekers. Liefde is niets minder dan een leerschool voor de beoefening van de wijsbegeerte. Liefde zet ons namelijk aan tot steeds diepere beschouwing. De wijsgeer voelt zich aangetrokken tot mooie lichamen, maar zal inzien dat gedachten mooier en meer bestendig zijn dan fysieke bevalligheid. Hij zal zo via de wetenschap opklimmen, tot hij inzicht verwerft in de meest volmaakte vorm van schoonheid: de schoonheid op zichzelf – onveranderlijk, eeuwig. De idee schoonheid. Het ideaalbeeld van liefde is voor Plato een passie voor wijsheid en schoonheid.

2. Christelijke liefde: agapè

Net als het Symposium is het Nieuwe Testament in het Grieks geschreven, maar het woord ‘eros’ en de afleidingen ervan komen er weinig in voor, hoewel de boodschap van het evangelie uiteraard wel in het teken van de liefde staat: ‘Heb boven alles God lief en uw naaste zoals uzelf.’ De schrijvers en redacteuren kozen voor een ander woord: ze verzelfstandigen het werkwoord agoistein (‘liefhebben’) tot agapè, ‘liefde’.

Nu is het niet onaannemelijk dat de keuze voor dit woord ingegeven zal zijn door een afkeer van de Griekse eros (lees: homoseksuele smeerlapperij), maar het belang dat ze hechten aan dit neologisme bestaat vooral in de bijzondere aard van de liefde die ze tot uitdrukking willen brengen. De volstrekt onbaatzuchtige liefde van God komt van boven en daalt op de aarde neer.

De platoonse eros, die opklimt, is volgens het christendom in zekere zin slechts met zichzelf bezig. Wie de liefdesladder bestijgt, doet dit vanuit een gemis, om uiteindelijk, als alles meezit, de idee van het Schone te aanschouwen, terwijl de liefde van God reeds overal is. Wanneer wij als mens kunnen liefhebben, zoals God ons liefheeft, dan komt dat door God, omdat er eenvoudigweg geen liefde buiten God is.

3. Michel de Montaigne: vriendschap als ware liefde

In een christelijk-stoïsche eeuw waarin ondergoed ’s nachts verplicht werd, de vrouw nog altijd een afgezant van de duivel was en de versterving van het lichaam werd gepredikt, neemt Michel de Montaigne (1533-1592) een verdacht nuchter standpunt in: ‘Elke beweging op deze wereld neigt naar en vindt haar voltooiing in het paren: dit is iets waar alles van doortrokken is, het punt waar alles om draait.’

De verticale verhoudingen uit de Middeleeuwen heeft hij volledig verlaten en hoewel hij ook de opstijgende koers van Plato naar het universele niet aflegt, hernieuwt hij het klassieke liefdesidee van philia, ‘vriendschap’. Montaigne was getrouwd, maar de grote ‘liefde’ in zijn leven was een collega-jurist, Étienne de la Boétie (1530-1563).

Montaigne beschrijft ware vriendschap als een relatie die losstaat van alle mogelijke belangen en waarin, naar de woorden van Aristoteles dat vrienden twee lichamen in één ziel zijn, alles gemeenschappelijk is: ‘Wensen, gedachten, meningen, goederen, vrouwen, kinderen, eer en leven.’

Bijna dertig jaar – ‘slechts rook en duisternis, één lange vreugdeloze nacht’ – heeft het gemis  Montaigne achtervolgd. In zijn Essays komt hij uiteindelijk tot een antwoord op de vraag waarom hij van hem hield: ‘Omdat hij het was, omdat ik het was.’

4. Arthur Schopenhauer: medelijden is echte liefde

In het hart van Schopenhauers filosofie staat de these dat alles wat bestaat, leeft en ademt de belichaming is van een redeloze, blinde, doelloze en onverzadigbare wil tot leven die oneindig is in zijn streven. Onder die ‘wil’ verstaat Schopenhauer zowel het geheel van onze psychische processen als het principe dat deze aanstuurt. Hoewel er zeer veel beweegredenen, emoties, stemmingen en ervaringen zijn die ons, buiten ons bewuste zelf om, in hun greep kunnen krijgen en houden, is het toonbeeld hiervan de seksuele begeerte, de eros.

De drijfveren die tot handelen kunnen aanzetten, zijn volgens Schopenhauer egoïsme, kwaadaardigheid en medelijden. De meest fundamentele drijfveer, ‘zowel in de mens als in het dier, is het egoïsme, dat wil zeggen de drang naar leven en welzijn’. Schopenhauer noemt deze natuurlijk, grenzeloos en kolossaal – ‘Het overheerst de wereld.’ Maar in de mens is tevens de drijfveer van het medelijden aanwijsbaar: het verlangen om anderen niet te schaden en hen bij te staan, soms met het gevaar het eigen welzijn op het spel te zetten.

Bij medelijden lost het onderscheid tussen ik en een ander op; wie medelijden kent, identificeert zich op een bepaalde manier met de ander: ‘In hem lijd ik mee, hoewel zijn huid mijn zenuwen niet omvat.’ Alleen door de kloof tussen ik en de ander te slechten kan ‘zijn lijden voor mij een motief tot handelen worden’. En dat medelijden, die liefde, noemt hij agapè. ‘Mijn leer zou men de ware christelijke filosofie kunnen noemen.’