Elize de Mul maakte een schuldenlijstje: ze onderzocht hoe vaak en wanneer ze zich schuldig voelt. Vaak, heel vaak, concludeert ze. Waarom zijn we zo schuldbewust, vraagt ze zich af? En hoe kan het anders en beter?
Gewapend met een notitieblokje en een pen besluit ik eens een normale werkdag lang te noteren hoe vaak, en waarom, ik een schuldgevoel bij mezelf kan vaststellen. De lijst blijkt rap te groeien.
Het kopje koffie bij de kiosk bijvoorbeeld – want we willen toch sparen voor die verre reis? Heb ik dat kopje koffie wel echt nodig of is dit puur gemakzucht en gewoonte? En als ik toch bezig ben: hoeveel afval zou de massa forenzen per dag eigenlijk genereren met al die kopjes koffie en thee? De visualisering van al die bekertjes en plastic dekseltjes (die ik voor mijn geestesoog tussen zeehonden en schildpadden in een plasticsoep zie drijven) doet me duizelen. En afzien van het kopje koffie.
Eenmaal in de trein ben ik me ineens bewust van het gegeven dat ik de treinreis zit weg te scrollen. Die tijd kan ik wel beter besteden. Ik leg mijn telefoon opzij en probeer een tijdlang heel aandachtig in het moment te zijn terwijl ik naar de landschappen kijk, en pak even later een werkgerelateerd boek uit mijn tas.
Tekst loopt door onder afbeelding
Fotografie: Bram Budel
Tijdens de werkdag krijg ik een e-mail: onze volkstuin ligt er wat onverzorgd bij, willen we hem nog wel aanhouden? Dit met het oog op grote belangstelling voor de grond. Met een steen in mijn maag – we hadden natuurlijk meer tijd aan die tuin moeten besteden, ontzeg ik anderen nu een droom? – mail ik terug dat we het weer zullen oppakken en dat het wat druk was de laatste tijd. Ik zeg schoorvoetend een afspraak met een vriendin die ik al veel te lang niet heb gezien af en neem me voor de vrijgekomen tijd aan de tuin te besteden.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Eenmaal thuis een lege koelkast. Weekboodschappen hebben we zondag niet gedaan, omdat het een papaweekend was van mijn vriend. Alle liefde en tijd voor zijn dochtertje proppen we, schuldig vanwege de beperkte tijd die we samen hebben, in die twee dagen en daardoor schiet het huishouden er soms bij in. Vermoeid van het werk (en met een schuldgevoel, want ongezonder én duur) kiezen we vandaag toch maar voor thuisbezorgd.nl.
Tijdens het eten vertel ik mijn vriend over mijn dag en laat hem een lange lijst met schuldmomenten zien. We lachen erom en zetten een film op. Maar na nog geen tien minuten kijken we elkaar aan. ‘Misschien kan ik beter even nog wat aan mijn studie doen’, zegt mijn nu ook schuldbewuste vriend. Ik knik en klap mijn laptop open om dit artikel te schrijven.
Uitgeput
Eenmaal in bed voel ik me lichtelijk uitgeput en ook ietwat ongelukkig. De dag analyserend kom ik tot de conclusie dat schuldgevoelens zich op de meest uiteenlopende manieren voordoen. Maar waar komen deze gevoelens van schuld vandaan?
Schuld lijkt zijn oorsprong op het eerste gezicht in onszelf te hebben. We kunnen er individueel andere concepties van schuld of schuldwerkelijkheden op na houden dan anderen om ons heen. Zo paste laatst een vriend van me een week op mijn huis, planten en katten. Tot zijn schrik ontstond er tijdens zijn verblijf per ongeluk kortsluiting in mijn nieuwe smart-tv. Wat hij ook probeerde, het beeld bleef zwart. Ik suste zijn paniekerige app-berichtje meteen; ongelukjes gebeuren nou eenmaal. Ik was eerder dankbaar dat hij een week lang zorg wilde dragen voor het huis en dat ik bij terugkomst twee blije katten aantrof. Maar een week later stond dezelfde vriend op de stoep met een bos bloemen, geld voor een nieuwe tv en tranen in zijn ogen. Hij bleek zich vreselijk schuldig te voelen. Hij had niet voldaan aan zijn idee van een goede huisoppasser en nam zichzelf het hele voorval kwalijk; hij was ervan overtuigd dat hij op de een of andere manier de kortsluiting had veroorzaakt. En dat terwijl ik die tv eigenlijk al was vergeten.
Tekst loopt door onder afbeelding
Fotografie: Bram Budel
Hoewel een redelijk ‘onschuldig’ voorbeeld, is de televisieanekdote illustratief voor de moderne schuldcultuur, die zich kenmerkt door individualisme, verantwoordelijkheidsdrang en rationalisatie. Het wetenschappelijk denken, een erfstuk uit de Renaissance en Verlichting, heeft zich in het dagelijks leven genesteld. Alles heeft een verklaring, een reden. En als er iets voorvalt, dan heeft, logischerwijs, iets of iemand dat veroorzaakt. De moderne mens is een fervent noodlot-ontkenner en zoekt koortsig naar verklarende redenen voor alles. Dit werkt verantwoordelijkheidsdenken in de hand. Als alles een causale oorzaak heeft, dan kunnen we iets of iemand aanwijzen die voor die oorzaak verantwoordelijkheid draagt. Dit kan om een individu gaan – de buurman, de minister-president, je partner – of om abstractere entiteiten – de NS, mijn auto, de politiek, de banken. In een individualistische samenleving zoeken we zoals mijn vriend bij het televisievoorval de schuld echter vooral ook bij onszelf.
Ook ik voel me, zo liet mijn schuldenlijstje me beseffen, regelmatig schuldig. Dit schuldgevoel beslaat de meest uiteenlopende dingen, zoals mijn gezondheid, milieuproblematiek, werk, relaties. De verbindende factor is echter een zeker idee van hoe ik zou moeten zijn. Iemand die haar gezondheid serieus neemt, bijvoorbeeld, die zich bekommert over de staat van de planeet, dieren en toekomstige generaties, die alles uit haar carrière haalt, liefhebbend en warm is voor haar geliefden.
In een individualistische samenleving zoals de onze, staat het individu op zichzelf. We moeten onszelf ontwikkelen, voor onszelf opkomen, onszelf staande houden, de beste versie van onszelf zijn, en zelf ons hele leven niet alleen uitstippelen maar ook nog uitvoeren, liefst zo perfect mogelijk op alle fronten. Deze individualistische ik-cultuur wordt ook wel aangeduid als een schuldcultuur. In een schuldcultuur gaat het er niet in eerste instantie om wat je sociale omgeving denkt, zoals dit gebeurt in meer collectivistische maatschappijen (zogenoemde schaamteculturen), maar is het eigen geweten van het grootste belang. De vrijheid om jezelf te ontwerpen brengt een haast verlammende verantwoordelijkheid met zich mee. En wanneer de realiteit niet strookt met je ideale zelfontwerp, dan spelen er gevoelens van schuld op. Door wiens ogen bekijk ik mezelf eigenlijk als ik me schuldig voel over het toevoegen van een plastic koffiedeksel aan een oceanische plasticsoep? Door de ogen van nog ongeboren generaties? Door de ogen van dieren die eronder lijden? Door de ogen van ‘de wereld’? Nee, ik bekijk mezelf door mijn eigen ogen, terwijl mijn ideaal-ik teleurgesteld haar hoofd schudt. Hoe kan ik met de kennis die ik heb, of met die afspraak die ik met mezelf maakte, nou tóch zo handelen, doen, of dit of dat veroorzaken?
Hierdoor beperken we ons ironisch genoeg op allerlei fronten. We zijn vrij, maar laten en doen dingen onder druk van ons individuele geweten. Zo wilde ik tijdens mijn treinreis eigenlijk even ontspannen, maar won mijn geweten – je wilt toch wel een goede werknemer zijn? – de strijd met deze behoefte en zette ik mezelf toch aan het werk. Wanneer deze strijd al het dagelijks handelen begint te bepalen, dan zorgt dit uiteindelijk voor stress en uitputting. We falen dan immers continu opnieuw en opnieuw.
Zelfbeschadiging
De prechristelijke mens kon schuld nog neerleggen bij de goden, die het leven voor hen konden verpesten. Het christendom keerde dit om: het is niet god die de schuld draagt voor onze imperfecties, maar de mensheid zelf. De aandacht voor het individu, die door de Renaissance en de Verlichting op het wereldtoneel werd geduwd, werd in de eerste instantie toegejuicht. Vrijheid, immers, en rationaliteit, en zelfbeschikking! Dat is allemaal fijn, maar met die nieuw-verworven vrijheid en de ideologie van zelfontplooiing komt ook een last mee: een enorme individuele verantwoordelijkheid. We hebben ons lot in eigen hand. Maar is dat wel zo?
Tekst loopt door onder afbeelding
Fotografie: Bram Budel
De Duitse filosoof Martin Heidegger stelt dat onze schuld vooral voortkomt uit de moderne illusie dat onze mogelijkheden rationeel te plannen en te voltooien zijn. Als in de wereld geworpen wezens staan we echter nooit gehéél aan het roer, ook al kunnen we onszelf deels ‘ontwerpen’. Dit betekent dat we nog zo ons best kunnen doen op ons zelfontwerp, maar dat er altijd elementen zijn waar we gewoonweg geen controle over hebben. Schuldgevoelens komen in deze visie niet zozeer voort uit gebeurtenissen in de ‘buitenwereld’; schuld komt van binnenuit. We schaden onszelf door de illusie aan te hangen dat alles, ook ons eigen leven, controleerbaar is. Dit betekent immers dat we – geconfronteerd met de chaotische werkelijkheid – keer op keer gedoemd zijn te falen.
Waarom doen we dit onszelf aan? In de ogen van Friedrich Nietzsche is de mens een wreed wezen. Met het ontstaan van samenlevingen is de mens meer en meer beperkt in het botvieren van deze wreedheden op anderen. We hebben wetten, regels, instituten, die stuk voor stuk een erosie voor het menselijk machtsgevoel betekenen. De wreedheid, die nou eenmaal in onze natuur zit, keert zich hierdoor volgens Nietzsche naar binnen. Als een vogel in een kooi die zichzelf de veren uittrekt, beschadigen we dan maar onszelf. Stoïcijns filosoof Miriam van Reijen stelt dat de mens zichzelf beschadigt door zichzelf normen op te leggen. Die normen komen regelmatig niet met de werkelijkheid overeen en dit zorgt dan weer voor gevoelens van schuld. Ze zijn belastend, en we zijn zélf degenen die onszelf ermee belasten.
Ik ben me heel bewust van het milieu, maar ben wél deels afhankelijk van de samenleving waarin ik leef, waardoor ik toch weer met kilo’s plastic uit de supermarkt terugkeer, af en toe kopjes koffie drink uit plastic bekertjes, en ik op de een of andere manier naar mijn werk moet zien te komen. Ik wil een enerverend leven leiden en veel en ver reizen. Maar dan stap ik met een zwaar gemoed in dat vervuilende vliegtuig en begint mijn vakantie met een schuldgevoel. Aan al deze handelingen kleeft een schuldgevoel, voortkomend uit zelfopgelegde normen. De hel, dat ben ik dus eigenlijk zelf.
Selfmade lijdensweg
Van Reijen stelt, net als Nietzsche, dat dergelijke schuldgevoelens weinig productief zijn, of zelfs overbodig. Ze veranderen immers niks aan de gegeven situatie: de kapotte tv, te weinig tijd voor je partner, het milieu et cetera. Is aan deze selfmade lijdensweg dan geen einde te maken? Wellicht wel. Zo stelt Heidegger dat de mens allicht gedoemd is te falen in het behalen van zijn illusie van de beheersbaarheid der dingen. Maar de mens kan zich wél tegen dit falen bewapenen. We kunnen immers proberen ons te ontdoen van dit valse machts- en controlegevoel en onze beperkingen en ons lot trachten te aanvaarden. We kunnen niet de gehele verantwoordelijkheid dragen voor ons leven en dat van anderen.
Tekst loopt door onder afbeelding
Fotografie: Bram Budel
Nietzsche stelt dat we in plaats daarvan een ander soort verantwoordelijkheid op ons moeten nemen. Die van een onvoorwaardelijke affirmatie van het leven: amor fati, heb je levenslot lief! Nietzsche pleit voor een verdraaglijke mens. Niet zozeer in de zin dat we allen beleefde en correcte individuen moeten zijn, maar dat we lust moeten uitstralen, lust tot leven. Je schuldig voelen is geen affirmatie van het leven, maar juist een ontkenning ervan. Door ons te richten op hoe dingen anders moeten of hadden of zouden kunnen zijn, houden we ons niet bezig met het leven zoals het nu ís. We moeten leren omgaan met de oncontroleerbare en negatieve dingen in het leven. Ontdoen we ons van de individuele norm, dan wordt deze taak al een stuk makkelijker. We hoeven dan immers niet continu te falen omdat we ons leven langs een onbereikbaar ideaalontwerp leggen.
Op naar een schuldloze samenleving dus. Dat klinkt in eerste instantie gevaarlijk. Zet een maatschappij zonder schuld mensen niet aan tot egocentrisch en wellicht zelfs crimineel gedrag? En maakt schuld niet ook dat we de ‘juiste’ handelwijze kiezen, zet het niet aan tot goede acties? Van Reijen stelt van niet. Schuldgevoelens zijn niet de enige motivatie om op een bepaalde wijze te handelen. De mens kan ook handelen uit liefde of mededogen, of vanuit het adagium ‘wat gij niet wilt dat u geschiedt…’ Wat dan rest is een mens die verdraaglijk tracht de zijn, voor de ander, maar vooral ook voor zichzelf.