Willen we meer of minder Europa? De Duitse denker en politicoloog Ulrike Guérot vindt dit een armoedige vraag. Ze legt uit waarom het tijd is om de Europese eenwording nu eens echt compleet te maken.
Als je politicoloog en filosoof Ulrike Guérot (1964) hoort praten, zou je bijna vergeten dat het anti-Europese sentiment nog steeds aan terrein wint, zo bevlogen praat ze over de Europese Republiek en zo voor de hand liggend klinken haar oplossingen voor de problemen voor de huidige Europese Unie. En ze weet waar ze over praat. Ze vervulde tal van functies in de Europese politiek, bekleedde leerstoelen over Europa, werkte voor de voormalige president van de EU-commissie Jacques Delors en is directeur van European Democracy Lab, een denktank die zich richt op de toekomst van de Europese democratie. Daar gaat haar nieuwe boek Red Europa! ook over. En ze blijkt niet de enige die enthousiast is over de Europese Republiek. Sinds haar boek verschenen is, is ze op tournee door Europa om lezingen te geven voor een overwegend jong publiek.
Tekst loopt door onder afbeelding
Fotografie: Martin Dijkstra
U vindt dat Europa een republiek moet worden. Waarom?
‘We hebben het lang alleen over liberalisme gehad. Nu is de republiek terug. De republiek is “wij”. Het is niet meer alleen het “ik” van het liberalisme. Het klinkt misschien prachtig als je zegt dat iedereen vrij is om zijn of haar leven zo in te richten als hij of zij zelf wil, maar wanneer je uit een arm workingclass-gezin komt, zijn jouw kansen om carrière te maken gewoon erg klein. Je wordt hoogstwaarschijnlijk een loser. De vrijheid van het huidige liberalisme is niet genoeg. Het motto van de Franse Revolutie was niet voor niets “vrijheid, gelijkheid en broederschap”. Zonder een zeker mate van gelijkheid bestaat er geen vrijheid.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
We hebben nu 25 jaar achter de rug waarin het motto was: “Ik doe lekker wat ik wil en het kan me niet schelen wat er met de gemeenschap gebeurt”, met als gevolg gemeenschappen die steeds verder uit elkaar vallen. Er is steeds minder publiek bewustzijn. Dat zie je bijvoorbeeld aan het feit dat belasting zo’n slechte naam heeft. Het is vooral iets waar je onderuit moet zien te komen, weggegooid geld. Terwijl belasting goed is. Het is voor gemeenschappelijke voorzieningen zoals scholen, straten, speeltuinen enzovoort. Het gaat om de res publica, om de publieke zaak, om de republiek dus. Gelukkig heb ik de indruk dat er op dit moment een kentering gaande is: steeds meer mensen gaan inzien dat de publieke zaak ertoe doet. Zogenaamde realisten vertellen ons dat mensen steeds nationalistischer worden, maar ik merk dagelijks iets anders als ik weer een Europese stad aandoe – vandaag Amsterdam, gisteren München, daarvoor Berlijn en Wenen. Ik heb vertrouwen in de jonge, enthousiaste mensen die graag willen praten over de mogelijkheden van een nieuw Europa.
Toch kan ik moeilijk ontkennen dat ook de jeugd gespleten is. Want als je niet mee kunt komen – je bent niet hoogopgeleid, je woont niet in een stedelijke omgeving, maar op het platteland in Nederland, Polen of Frankrijk –, dan is de verleiding van het populisme groot. Ik wil deze mensen zeker niet wegzetten als dom. Ik deel hun kritiek op het huidige Europa op veel punten.’
Wat is die goede kritiek van de populisten? Wat zijn de fouten in het bouwwerk Europa?
‘Je hoort mij niet zeggen dat de bouwers van Europa het fout hebben gedaan. Ze hebben de gemeenschappelijke munt en markt geregeld. Dat was goed. Ze hebben dingen opgelost die belangrijk waren in het verleden. Maar nu stagneert het al een poos en wordt het echt tijd om het laatste deel van het parcours af te maken.
Het opvallendste probleem is dat niet duidelijk is wie er beslist: is dat de nationale regering of is dat Europa? Wie is er soeverein? Dat is niet goed geregeld. Neem het feit dat het monetaire beleid op Europees niveau gemaakt wordt, terwijl het fiscale en sociale op nationaal niveau wordt bepaald. Binnen een monetaire ruimte gelden nu ongelijke belastingen, lonen en sociale rechten. Daardoor zijn arbeid en kapitaal in wezen van elkaar losgekoppeld. Met alle gevolgen van dien. Het kapitaal kon op sommige plaatsen flink profiteren van die ene grote Europese markt, maar de arbeid die in elk land aan andere regels gebonden is vaak juist niet. Daar zijn veel burgers de dupe van geworden. Vooral Duitsland heeft ervan kunnen profiteren en een soort “neoliberale tempel” weten op te trekken waar andere landen zich naar hebben te voegen.
Het grote probleem hierachter is dat het Europese Parlement het principe van electorale gelijkheid niet kan garanderen. De verschillende afgevaardigden van de natiestaten in het parlement vertegenwoordigen niet eenzelfde aantal burgers. Dit alles blokkeert de weg naar een echte Europese democratie. Niet zo vreemd dus dat veel mensen niets voelen bij Brussel. Ze hebben geen invloed op wat daar besloten wordt en gaan zich ertegen verzetten. De middenpartijen noemen deze mensen populisten. Het populisme is niet het grootste probleem waarmee Europa te maken heeft; dat is het politieke midden zelf. Want door hen zijn we in een prerevolutionaire toestand beland: mensen zijn zich tegen het systeem gaan keren, omdat er een gebrek is aan alternatieven binnen de bestaande politiek.’
Wat moet er dan gebeuren?
‘Niet Europa, niet de natiestaten, maar de Europese burger moet soeverein worden. Dat betekent dat we de Europese Republiek moeten uitroepen op basis van “één persoon, één stem”. We beslissen dat we gelijk zijn tegenover de wet, of je nu in Nederland, in Duitsland of in Hongarije woont. Essentieel, want zonder die gelijkheid gaan de verschillende staten en hun burgers onherroepelijk met elkaar concurreren, zoals nu dus het geval is. Als we de EU eindelijk eens echt willen afronden, moeten we haar modeleren naar een democratie zoals we die op dit moment kennen op nationaal niveau. Dat betekent dat de nationale staten moeten opgaan in een Europese Republiek. Zoiets hebben we al eerder meegemaakt op kleinere schaal bij het ontstaan van staten als Italië en Duitsland. Wij als Duitsers waren ooit Saksen, Rijnlanders, Pruisen enzovoort, en 150 jaar geleden traden we binnen in wat het Duitse Rijk is gaan heten. Hoe kwam dat? Doordat we in 1867 algemeen kiesrecht kregen (weliswaar alleen voor mannen), volgens het principe van “één persoon, één stem”.
Dat is wat ik wil voorstellen voor Europa. En daarbij hoeven geen regionale tradities en gebruiken verloren te gaan; iedereen kan zijn eigen taal blijven spreken en zijn eigen kaas blijven eten. Nu zijn er toch ook binnen naties verschillende gebieden met hun eigen gebruiken, hun eigen taal en hun eigen cultuur?’
U nam het zojuist op voor populisten, maar dit is echt het laatste wat zij willen.
‘Ik zie mezelf als een surfer. Ik ga een eindje mee op de golf van de kritiek op Europa – een golf die wordt opgestuwd door populisten –, ik probeer gebruik te maken van de kracht ervan, maar dan neem ik een andere wending. Het huidige politieke midden bestempelt de kritiek op Europa als gevaarlijk populisme, eigenlijk vooral om hun eigen alternatiefloosheid – zelf spreken ze liever van realisme – te verdoezelen. Maar het gebrek aan democratie en inspraak dat veel Europeanen voelen is begrijpelijk en terecht. Ik bied een mogelijkheid voor een nieuw Europa waarin het niet uitmaakt of je op het platteland of in de stad woont, of je hoog- of laagopgeleid bent, of je van oorsprong uit Europa komt of ergens anders vandaan, man of vrouw bent, homo of hetero of wat dan ook. Mijn Europa is goed voor alle mensen die er verblijven.
In dat Europa speelt onderwijs weer een belangrijke rol. Nu is onderwijs te vaak het leren van vaardigheden. Maar het moet dialectiek zijn. Het gaat om het besef dat het perspectief verandert als je bereid bent om andere standpunten in te nemen. Dus het gaat om de oude socratische dialoog. In mijn ideale onderwijssysteem speelt yoga trouwens ook een belangrijke rol. Wat mij betreft wordt yoga een vast onderdeel op alle Europese scholen. Ik doe zelf ook veel aan yoga en ik heb er veel aan voor alles wat ik doe in mijn leven. Misschien wel doordat je letterlijk de wereld eens van een andere kant bekijkt. Yoga kent verschillende omkeerhoudingen. De bekendste is die waarbij je op je hoofd staat. Dat is de wereld op z’n kop.’
Een Europa dat goed is voor alle mensen die er verblijven, dat klinkt als een utopie.
‘Dat is het ook. En dat is precies wat we nu nodig hebben. Je kent het beeld. Iemand wordt wakker in de woestijn. Hij gaat op pad zonder kompas. Hij loopt de hele dag. ’s Avonds komt hij weer aan op de plek waar hij die ochtend begon. Hij blijkt in cirkels te hebben gelopen. Een utopie is een kompas voor de gemeenschap. Natuurlijk, een utopie moet geen blauwdruk worden. Dat is gevaarlijk. Maar een utopie als het permanente streven is essentieel. Als dat er niet is, dan wordt het pas echt gevaarlijk. Want de jeugd heeft verlangens, is dorstig, is uit op verandering. Ik wil hun verlangens bevredigen. Daarom gaat mijn boek niet alleen over institutionele veranderingen, maar ook over een groter moment. Er zijn een heleboel nieuwe technische mogelijkheden; misschien hebben we daardoor de oude fysieke instituten als banken, parlementsgebouwen en gemeentehuizen niet meer nodig. Blockchaintechnieken worden nu gebruikt voor digitaal geld als bitcoin, maar zou het niet ook voor de democratie kunnen werken? Door paypal en andere mogelijkheden van online bankieren verdwijnen steeds meer banken. Stevenen we af op een postinstitutionele wereld? Hoe kun je al die krachten, die niet te remmen zijn, in goede banen leiden, zodat ze juist de wereld verbeteren?
De verandering van politieke instituten was in het verleden vaak het gevolg van de combinatie van technologische en maatschappelijke krachten. Door de industrialisatie trokken mensen massaal naar de steden, en deze nieuwe vormen van samenleven vroegen om een nieuwe politieke organisatie. Algemeen stemrecht is opgekomen, parlementarisme. Maar er kwam ook veel ellende. De Europese landen hadden kolonies en streden met elkaar op de wereldmarkt. Dat leidde tot oorlogen. En daarom hebben we in 1957 gezegd: “Kunnen we misschien een gemeenschappelijke markt beginnen om die oorlog te voorkomen?”
Op dit moment kruipen we weer door het oog van de naald: we gaan van die oude industriële samenleving en de servicemaatschappij die daaruit is voortgekomen naar een algoritmegemeenschap. Het is al bezig, maar wat het precies betekent weten we nog niet. En zeker niet of het goed of slecht is. Hoe kunnen we dat ten goede keren? Antwoord geven op die vraag is de taak die nu op tafel ligt.
De claim van Red Europa! is dus utopisch: kunnen we een collectieve leerervaring opdoen uit die laatste push van de modernisering, de industrialisatie, en kunnen we het nu anders aanpakken? Mijn antwoord is: yes, we can. We hebben die gemeenschappelijke markt en munt al. Nu moeten we het afmaken. En als we dat samen laten komen met die nieuwe modernisatiepush die op dit moment gaande is, in plaats van ze juist uit elkaar te laten drijven, dan kan er iets heel moois ontstaan. Daarvoor moeten we naar een Europese Republiek: Vive la République Européenne!’