Home Vriendschap zonder vriendinnen

Vriendschap zonder vriendinnen

Door Hans Achterhuis op 24 september 2021

Vriendschap zonder vriendinnen
Cover van 10-2021
10-2021 Filosofie magazine Lees het magazine

Paul van Tongeren legt de betekenis van vriendschap in de klassieke filosofie fraai bloot, maar doodgewoon zijn de vriendschappen die hij bespreekt allerminst.

Nooit had ik kunnen denken dat ik de deconstructie­methode van traditionele filosofische teksten door Derrida nog eens op een recent boek zou toepassen. De Franse filosoof bestudeerde de grote teksten van met name de westerse filosofie om de spanningen en tegenstrijdigheden die ze bevatten op het spoor te komen. Het aangrijpingspunt voor zijn methode zocht Derrida in tekstuele kenmerken die vaak als marginaal worden beschouwd: de titel, een voorwoord, herhalingen, copyright van een tekst. Juist die marginale zaken kunnen zwakheden en gebreken van een tekst goed zichtbaar maken.

Met veel aandacht las ik Doodgewone vrienden van Paul van Tongeren, waarin hij via beroemde traditionele filosofische beschouwingen nadenkt over het fenomeen van de vriendschap. Ondanks mijn enthousiasme voor de hermeneutische methode, waarmee Van Tongeren de betekenis van klassieke teksten fraai blootlegt, bleef er iets knagen. Wat zat mij dwars, wat miste ik? De laatste, op het oog inderdaad marginale opmerking uit het voorwoord, gaf mij de sleutel voor een deconstructie: ‘Hoewel sommige auteurs uit het verleden vrouwen ongeschikt achtten tot vriendschap, moge duidelijk zijn dat waar ik van “vrienden” spreek of de hij-vorm gebruik, dat nooit bedoeld is om vrouwen en vriendinnen uit te sluiten.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Dit soort plichtplegingen zijn vaak standaardformules om aan de feministische kritiek op de sterk masculiene wijsbegeerte tegemoet te komen. Je leest er dan ook meestal overheen. Maar juist bij een zo persoonlijk thema als vriendschap waarschuwt zo’n tekst de lezer. De zachte en vriendelijke bewoordingen van Van Tongeren vestigen er juist de aandacht op dat geen van de door hem besproken auteurs vrouwen als mogelijke vrienden erkent. Er is geen enkele vrouw aanwezig in Doodgewone vrienden. Van Tongeren behandelt uitsluitend vriendschappen tussen mannen. Zelfs aan een bespreking van de relatie tussen Lou Salomé en Friedrich Nietzsche waagt hij zich als eminent kenner van het werk van de laatste niet. Alle filosofen die hij bespreekt, sluiten bovendien vrouwen uit van hun nadenken over vriendschap. De dooddoener dat vrouwen ook ‘doodgewone’ mensen zijn, helpt hier niet. Sterker nog: de titel geeft mij een verdere opstap voor mijn deconstructie. In de filosofische traditie die Van Tongeren voor zijn analyses kiest, treffen we namelijk nergens ‘doodgewone vrienden’ aan. Het is niet zo simpel dat je bij vrouwvijandige teksten gewoon waar ‘hij’ staat ook ‘zij’ kunt lezen of dat je eminente denkers uit de maatschappelijke elite gemakkelijk als ‘doodgewoon’ kunt typeren.

Bij Plato gaat het over heersende mannen die via de knapenliefde vriendschap zouden bedrijven, bij Aristoteles over aanzienlijke burgers van de polis die via vriendschap verbonden zijn, bij bisschop Augustinus met zijn angst voor seksualiteit en zijn afkeer van vrouwen om een veilige verbintenis van christenvrienden door God. Daarna ontmoeten we rijke Romeinse burgers die over vriendschap en het lot nadenken via Cicero, Montaigne, een hoge Franse edelman die treurt over zijn overleden vriend, en Kant, de beroemdste verlichtingsfilosoof, die de plichten analyseert die bij vriendschap horen. Doodgewone vrienden, laat staan vrouwen, kom je, ook bij Nietzsche als laatst behandelde denker over vriendschap, nergens tegen.

Twee gelijkgestemde mannelijke zielen staan niet meer symbool voor vriendschap

Is dat bezwaarlijk? Van Tongeren stelt met recht dat we de psychologische genese van een tekst niet moeten verwarren met zijn filosofische betekenis. Maar dat ze volstrekt los van elkaar zouden staan, vindt hij kennelijk ook niet aannemelijk. Hij besteedt in elk geval uitgebreid aandacht aan de biografieën van de meeste denkers die hij bespreekt. Dat helpt kennelijk om hun ideeën over vriendschap te situeren.

Daarnaast heeft Van Tongeren geen oog voor de maatschappelijke condities en vraagstellingen van waaruit de filosofen die hij bespreekt hun denkbeelden over vriendschap ontwikkeld hebben. Om maar één voorbeeld te noemen van een filosoof die ik net als Van Tongeren bewonder: Immanuel Kant dineerde bijna dagelijks met vrienden die hij zorgvuldig als gespreks­partners uitkoos. Daar was nooit een vrouw bij. Volgens zijn eigen beroemde uitspraak had namelijk ‘het hele schone geslacht’ de stap naar mondigheid nog niet gezet, waardoor vrouwen nooit als vrienden en tafelgenoten in aanmerking konden komen. Dat desondanks de ideeën van Kant over vriendschap nog relevantie kunnen hebben, ben ik met Van Tongeren eens, maar dat ze onvermijdelijk door hun sociale en psychologische ontstaansgrond gekleurd worden, lijkt mij eveneens het geval. Dat geldt ook voor de andere behandelde denkers.

Wie, zoals Plato in de Lysis, vertrekt vanuit de begeerte van oudere mannen voor schone jongenslichamen, belandt bijvoorbeeld in een totaal andere discussie over vriendschap dan de door Aristoteles besproken burgers van de polis. Dat verschilt weer sterk van de vooraanstaande rijke Romeinse burgers die in het keizerrijk de collectieve betrokkenheid bij de samenleving verloren en zich in de filosofie van de Stoa wapenden tegen de grillen van het lot, die de kwetsbaarheid van vriendschap laten zien.

Waar het mij om gaat is dat zowel de sociale condities als de persoonlijke verhoudingen van waaruit wij tegenwoordig filosofische vragen over vriendschap stellen in de laatste eeuw (Van Tongeren stopt bij Nietzsche) sterk veranderd zijn. Vrouwen zijn met elkaar of met mannen in vele vormen van vriendschap en liefde verbonden, en lichamelijkheid en seksualiteit spelen hierbij een steeds grotere rol. De twee gelijkgestemde mannelijke zielen die we als samen opwandelende vrienden op het omslag van het boek vinden, staan niet meer symbool voor vriendschap.

Actuele vragen

Er bestaat tegenwoordig een veelheid aan filosofisch denkmateriaal dat Van Tongeren voor een meer actuele visie op vriendschap had kunnen gebruiken. Zo vind ik het vreemd dat hij bij zijn opmerkingen over de kwetsbaarheid van vriendschap Martha Nussbaum niet noemt. Met recht verwijst de Amerikaanse filosofe naar een lange narratieve traditie, allereerst de Griekse tragedies, waarin genuanceerder en rijker over vriendschap wordt gedacht dan in de klassieke wijsbegeerte. Bovendien is daarin bij de tragedieschrijvers ook ruime aandacht voor de rol van vrouwen. Van Tongeren waagt geen enkel stapje in de richting van dit soort narratieve filosofie. Naast Nussbaum noem ik Arendt. Hannah Arendt schrijft niet alleen over vriendschap bij Aristoteles en Augustinus, op wiens werk zij promoveerde, maar reflecteert ook op de vele vriendschappen die zij koesterde. Between Friends is niet voor niets de titel van haar correspondentie met haar intieme vriendin, de romanschrijfster Mary McCarthy.

Deconstructie in de geest van Derrida laat de spanningen en tekortkomingen zien in teksten die de moeite van het bestuderen waard zijn. Minder belangrijke teksten kunnen gewoon bekritiseerd en eventueel afgeserveerd worden. Doodgewone vrienden verdient een deconstructie. Na mijn eerste destructieve stap ligt de verdere taak hiervoor bij de auteur. Dat zou een rijke wijsgerige tekst kunnen opleveren, waarin Van Tongeren als Denker des Vaderlands actuele vragen rond vriendschap in zijn denken betrekt.