Home Twist over Nietzsches zweep

Twist over Nietzsches zweep

Door Mariëtte Willemsen op 29 november 2012

07-2007 Filosofie magazine Lees het magazine

Nietzsches Nagelaten fragmenten zijn nu volledig vertaald naar het Nederlands. Schuilt in die soms schimmige teksten de ware Nietzsche? Of zijn ze vooral een hulpmiddel bij het lezen van zijn bekende werken?

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Een beroemde zin uit de Nachlass van Friedrich Nietzsche is: ‘Ich habe meinen Regenschirm vergessen’. Nietzsche heeft deze woorden, die tussen aanhalingstekens staan – alsof het een citaat betreft – in de herfst van 1881 genoteerd. Bij een conferentie in 1972 hield Jacques Derrida een voordracht waarin deze zin veel aandacht kreeg. De lezing is later verschenen onder de titel Éperons. Les Styles de Nietzsche (Sporen. De stijlen van Nietzsche) De paraplu-zin was een kolfje naar Derrida’s hand, omdat hij aanleiding gaf tot vragen waarop de antwoorden ons aan het wankelen brengen. Wat betekent deze zin? Waarom staat hij tussen aanhalingstekens? Wat heeft deze zin te zoeken tussen Nietzsches filosofische notities? En hoe weten we dat de notitie door Nietzsche zelf is geschreven? ‘We zullen nooit zeker weten’, zegt Derrida ‘wat Nietzsche wilde zeggen toen hij deze woorden noteerde.’ En hij voegt eraan toe dat het zelfs de vraag is of Nietzsche sowieso iets wilde met deze uitspraak. Vervolgens gaat Derrida ertoe over de paraplu-zin te interpreteren, waarbij hij spreekt over wat het betekent om iets te vergeten en een psycho-analytische duiding van de paraplu oppert.

Derrida stelde natuurlijk niet alleen maar in alle speelse eruditie zomaar wat vragen naar aanleiding van een vreemde notitie en hij wilde ook niet, juist niet, komen tot een definitieve interpretatie van die ene losse zin. Hij wilde veeleer gewichtige concepten als ‘betekenis’, ‘bedoeling’, ‘waarheid’, ‘interpretatie’, ‘handschrift’, ‘oorsprong’ problematiseren. Nu was Nietzsche zelf er al in geslaagd om dergelijke concepten op losse schroeven te zetten, maar door Derrida’s gepor in Nietzsches notities nam de vastigheid nog verder af.

Het gerucht gaat dat Mazzino Montinari, toen hij vernam hoe Derrida met de raadselachtige aantekening aan de haal was gegaan, er spijt van kreeg dat hij deze had opgenomen in de naar hem en Giorgio Colli vernoemde uitgave. Montinari, filoloog, had samen met Colli, filosoof, in de jaren zestig van de vorige eeuw gezorgd voor een betrouwbare editie van Nietzsches nalatenschap. Vanaf 1967 verschenen de aantekeningen in zeven delen bij De Gruyter, chronologisch geordend. Nietzsche-onderzoekers, die het tot dan toe hadden moeten stellen met door zus Elisabeth vervalste uitgaven, konden nu eindelijk de aantekeningen lezen zoals ze door Nietzsche zelf waren genoteerd. Met de publicatie van de onvervalste teksten kon de discussie over het belang van de aantekeningen eindelijk serieus worden gevoerd. Men kan zich voorstellen dat de tekstbezorgers geen bezwaar hadden tegen die discussie maar wel moeite hadden met een al te grote aandacht voor schimmige zinnen die misschien eigenlijk niet eens in de editie hadden moeten worden opgenomen.

Nietzsches Nachlass is nu ook in Nederlandse vertaling beschikbaar. Afgelopen voorjaar verscheen deel 5 van de 7 delen. Met de verschijning van dit deel completeerden de vertalers, Michel van Nieuwstadt en Mark Wildschut, de immense klus die dit vertaalwerk moet zijn geweest. De vertalers hebben zeven jaar aan deze door Sun fraai uitgegeven editie gewerkt. De delen 6 en 7 verschenen in 2001, in de jaren erna verschenen achtereenvolgens de delen 1 en 2 (2003), 3 (2005), 4 (2006) en onlangs dus het vijfde deel. Wat opvalt is dat de vertalers kennelijk alleen deel 5 samen hebben vertaald: dat deel staat op hun beider naam, de delen 1, 4 en 7 zijn vertaald door Van Nieuwstadt, 2, 3 en 6 door Wildschut.

Geredetwist

Waarom is het belangrijk om kennis te hebben van Nietzsches Nachlass? Er wordt onder Nietzsche-onderzoekers geredetwist over het belang van Nietzsches nagelaten aantekeningen en de relatie tot het gepubliceerde werk. Met Nietzsche-kenner Bernd Magnus kunnen we twee posities onderscheiden. Er zijn, ten eerste, degenen die nalatenschap en gepubliceerd werk niet principieel verschillend achten (Magnus noemt ze de ‘lumpers’ – de op-één-hoop-gooiers), ten tweede, degenen die een strikt onderscheid maken (de ‘splitters’ – de splitsers). Wie bij de eerste groep hoort, zal nu eens citeren uit de nalatenschap, dan weer uit het gepubliceerde werk. In de praktijk gebeurt dit vaak. In het Nietzsche-onderwijs en Nietzsche-onderzoek worden bijvoorbeeld vaak passages te hulp geroepen om spaarzame uitlatingen in het gepubliceerde werk, met name als het gaat om De wil tot macht of De eeuwige wederkeer aan te vullen. Wie bij de tweede groep hoort, zal de nagelaten aantekeningen hooguit sporadisch en in elk geval omzichtig in de beschouwingen betrekken. De gedachte is hier dat we de eigenlijke Nietzsche in de gepubliceerde werken moeten zoeken. Er is nog een tegenovergestelde opvatting denkbaar binnen deze zelfde ‘splitter-positie’: ook volgens Heidegger moeten we nagelaten werk en gepubliceerd werk uit elkaar houden; we moeten de eigenlijke Nietzsche echter niet zoeken in de openbaarheid maar in het verborgene. Wat Nietzsche nooit het licht deed zien, onthult meer dan wat bij zijn leven verscheen.

Wie zou er gelijk hebben? De volgende opmerking van vertaler Van Nieuwstadt kan helpen. Volgens Van Nieuwstadt kunnen we bij het lezen van de fragmenten ‘de ontwikkeling van Nietzsches denken letterlijk op de voet […] volgen’. Dat is waar. Wie thuis is in het gepubliceerde werk van Nietzsche herkent voorstadia, eerste gedachten, omtrekkende bewegingen, ziet veranderingen beginnen (een zich afwenden van Schopenhauer bijvoorbeeld), leest spreuken in diverse gedaantes. Al deze bewegingen zijn ook op zich interessant – Nietzsche schrijft immers geweldig –, maar ze worden pas spannend in verhouding tot wat meer gepolijst in het gepubliceerde werk werd vastgelegd.

Maar waarom zouden we de Nachlass in het Nederlands moeten lezen? Een dergelijk werk is, zo lijkt het, vooral voor professionele filosofen interessant en die zullen Nietzsche liever in de oorspronkelijke taal willen lezen. En is het bovendien niet veel te moeilijk om Nietzsche, die – zoals nog weer eens blijkt uit het grote Nijmeegse Nietzsche-woordenboekproject – altijd eigenzinnig en graag meerzinnig is, te vertalen? Wie vertaalt moet immers kiezen en keuzes kunnen resulteren in minderzinnigheid of eenduidigheid of tot een heel andere meerzinnigheid dan de oorspronkelijke.

Wat is er bijvoorbeeld gebeurd met de door Derrida belichte zin over de vergeten paraplu? In de vertaling staat: ‘ik ben mijn paraplu vergeten’ (deel 3, p. 444 [12, 62]). Hier is een interessante beslissing genomen. Niet: ‘ik heb mijn paraplu vergeten’, maar ‘ik ben mijn paraplu vergeten’. In het Nederlands is er een verschil tussen vergeten hebben en vergeten zijn, hoewel dat verschil aan het vervagen is, zeker in de spreektaal. Bij hebben wordt de betekenis geactiveerd dat we iets niets gedaan hebben, iets niet meegenomen hebben. Bij zijn moeten we eerder denken aan ‘iets niet meer weten’ ‘het zich niet meer kunnen herinneren’. Deze subtiliteit kent het Duits niet – het hulpwerkwoord van de voltooide tijd is altijd ‘haben’. Waarom heeft de vertaler, Wildschut, voor zijn gekozen en niet voor hebben? Hij zal er, juist bij deze beladen zin, beslist goed over na hebben gedacht. Misschien heeft hij bij de spreektaal willen aansluiten en bedacht dat ‘ik ben mijn paraplu vergeten’ zowel kan betekenen dat je dat voorwerp niet hebt meegenomen als dat je er niet meer aan denkt, terwijl ‘ik heb mijn paraplu vergeten’ – al ligt die vertaling dichter bij het Duits – uitsluitend de eerste betekenis activeert. Dus, inderdaad, ben vergeten is de beste keuze. Deze vertaling ondersteunt de dubbelzinnigheid die Nietzsche waarschijnlijk beoogde toen hij de veelbesproken uitspraak ‘Du gehst zu Frauen? Vergiss die Peitsche nicht!’ neerschreef. Deze tekst vinden we zowel in Also sprach Zarathustra als in de nalatenschap. In vertaling: ‘Je gaat naar vrouwen? Vergeet de zweep niet!’ (deel 4, zomer/herfst 1882, 367, p. 82) In de hebben-betekenis van vergeten staat hier: vergeet niet om de zweep mee te nemen; in de zijn-betekenis staat er: denk aan de zweep (denk er bijvoorbeeld aan dat vrouwen een zweep hebben), zoals onder anderen door Cornelis Verhoeven in een studie over deze tekst is betoogd.

Wie Nietzsche leest, kan niet anders dan telkens interpreteren. En interpreteren is vertalen. Het lezen van de nagelaten fragmenten – bij voorkeur in het Duits met de Nederlandse vertaling ernaast –  kan de fijnzinnigheid van de interpretatie ten goede komen. De uitspraak over de zweep, bijvoorbeeld, vormt maar de helft van het betreffende nagelaten fragment. De andere helft luidt: ‘In de manier waarop en in wat je eert, schep je altijd distantie om je heen.’ Dat is een toevoeging die in de Zarathustra niet, althans niet in de buurt van de zweeppassage, te vinden is, maar die uitermate verhelderend is. De zweep is kennelijk geen martelinstrument, maar een instrument om voor afstand te zorgen. En vrouwen zijn wezens die geëerd worden (door mannen als Nietzsche). Wie had dat bij eerste lezing gedacht?

Nagelaten fragmenten, deel 1 t/m 7, door Friedrich Nietzsche, uitg. Sun, Amsterdam 2007, 4320 blz., € 139,50