‘U bestaat niet echt.’ Een beetje filosoof sla je niet meteen uit het veld met zo’n uitspraak. Plato (ca. 427-347 v.Chr.) vertelt ons in zijn grotallegorie dat de waarneembare wereld niet meer is dan een onvolmaakte afspiegeling van de ware werkelijkheid; Descartes (1596-1650) durft in Discours de la méthode aan het bestaan van alles te twijfelen; volgens George Berkeley (1685-1753) bestaan objecten niet onafhankelijk van de geest.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Wetenschappers krijgen het doorgaans op hun heupen van dit soort filosofische bespiegelingen. Terwijl zij met bloed, zweet en tranen wiskundig complexe modellen en theorieën ontwikkelen die langzaam krediet opbouwen door strenge empirische tests te doorstaan, bedenken filosofen vanuit hun comfortabele leunstoel bij het knapperende haardvuur de gekste concepten, zonder zich ook maar een moment te bekommeren om de vraag of ze overeenkomen met de werkelijkheid.