Zevenenveertig was Rosa Luxemburg toen ze op 15 januari 1919 werd doodgeschoten door een Berlijnse Freikorps-officier in het sociaal-democratische Duitsland. Haar lichaam werd gedumpt in een kanaal; pas maanden later werd ze gevonden. Zo eindigde een leven vol strijd voor bevrijding van de geknechte mens. De activistische Luxemburg had heilig geloofd in de internationale socialistische revolutie die de wereld rechtvaardig moest maken. Ze was compromisloos en uitermate principieel; voor haar ideeëngoed offerde ze haar persoonlijke vrijheid op, en ze werd er uiteindelijk ook om vermoord.
Bij haar geboorte behoorde de Pools-Joodse Rosa Luxemburg tot drie minderheidsgroepen tegelijk. Ze was op 5 maart 1871 geboren in Zamosc, een stad in het oostelijk deel van Polen dat in de negentiende eeuw deel uitmaakte van tsaristisch Rusland. Ze was Joods. En ze was vrouw.
Toch heeft Luxemburg zich nooit geïdentificeerd met een minderheid. De Poolse nationalisten die streden voor een zelfstandige nationale Poolse staat beschouwde ze als kleinburgerlijk. Zijzelf was een kosmopolitische intellectueel, die blind was voor een nationaal bewustzijn onder het proletariaat. ‘Mijn vaderland is de massa van werkende mannen en vrouwen,’ stelde ze.
Wie niet beweegt, merkt zijn eigen ketenen niet op
De grensoverschrijdende broederschap van volkeren was haar ideaal. Ook Lenin waarschuwde ze toen hij minderheden voor de Sovjet-Unie wilde winnen door ze ‘zelfbeschikkingsrecht’ te beloven. Dit zou volgens haar ‘nationalistische krachten’ aanwakkeren die de internationale klassenstrijd dwarsboomden. Ze weigerde de emancipatie van achterstandsgroepen los te koppelen van de strijd voor de socialistische wereldrevolutie, en sloot zich daarom niet aan bij het Joodse zionisme of de rodevrouwenbeweging.
Tegenwoordig wordt Luxemburg omarmd door feministen, die haar zien als inspirerend rolmodel. Maar zelf beschouwde ze zich niet als feminist; ze heeft zich ook nooit ingespannen voor vrouwenbelangen – ondanks haar vriendschap met Clara Zetkin, leider van de Duitse socialistische vrouwen.
Revolutionaire jeugdclubs
In een tijd waarin het bruiste van de Sturm und Drang onder de Oost-Europese bevolking werd Rosa Luxemburg al jong politiek bewust. Ze had drie broers en een zus, en op haar vierde verhuisden ze naar Warschau. Haar vader was koopman. Ze hadden dienstmeisjes, luisterden naar Mozart, lazen Goethe, maar soms moesten ze het tafelzilver in onderpand geven om rond te komen. Hoewel haar Joodse familie volledig geassimileerd was, leden ook zij onder het antisemitisme. Als tiener maakte ze in 1881 de pogrom mee op de Joden in Warschau; het maakte diepe indruk.
Op straat zag ze dat de hongerige uitgebuite fabrieksarbeiders werden onderdrukt en hoe hun protesten door het Russische gezag hardhandig werd neergeslagen. Rosa had een groot gevoel voor onrechtvaardigheid. Vanwege haar grote intelligentie mocht ze bij uitzondering als Joods meisje naar een Russisch gymnasium in Warschau. En daar werd ze aangestoken door het socialisme. Revolutionaire jeugdclubs onderwezen ondergronds aan scholieren dat ze zich konden verzetten tegen onderdrukking. Niet het orthodoxe marxisme werd haar bijgebracht, maar het Russische narodniki-socialisme, een stroming die de klassenstrijd wilde starten vanuit de dorpsgemeenschappen van het volk, narod.
Deze vroege lessen waren bepalend voor de rest van haar leven. Luxemburg geloofde dat een volksopstand alleen spontaan van onderop kon ontstaan om levensvatbaar te zijn. Spontaniteit geeft volgens haar uitdrukking aan het menselijk vermogen om iets nieuws in beweging te zetten. De klassenstrijd dient daarom niet door een kleine voorhoede strak gedirigeerd te worden, zoals Lenin stelde, want daarmee gaan de creatieve vermogens van de massa’s verloren.
De taak van de elite moet volgens haar beperkt blijven tot die van aanjager en inspirator. Luxemburg schreef vele artikelen en boeken, en ze reisde heel Europa af om gloedvolle toespraken te houden. Ook Nederland deed ze aan. Daar maakte ze diepe indruk op dichter en socialist Henriette Roland Holst, die haar de meest geniale vertegenwoordigster van het ‘romantisch socialistisch radicalisme’ noemde. Luxemburg wilde mensen tot politiek handelen aanzetten. Want: ‘Wie niet in beweging komt, merkt zijn eigen ketenen niet op.’
De anarchistisch getinte Narodja Volja-beweging (Volkswil-beweging), die haar had gevormd, wou met terroristische aanslagen een machtsomwenteling afdwingen. Maar geweld wees Luxemburg af. Ze was pacifist, dwars tegen de meerderheid van haar tijdgenoten in. ‘Het socialisme vereist een geestelijke ommekeer en die kan niet bereikt worden met terreur.’ Ze geloofde in de explosieve kracht van stakingen en demonstraties om de vlam van de revolutie aan te wakkeren, schreef ze in Massastaking, partij en vakbeweging (1905).
Opzwepend
De scherpzinnige Luxemburg was uitzonderlijk klein en liep mank, maar was voor de duvel niet bang. Vanaf haar zestiende was ze lid van een revolutionaire jeugdorganisatie, maar ze liep zoveel gevaar dat ze op haar achttiende Polen uit werd gesmokkeld om niet gearresteerd te worden. Ze streek neer in Zürich, een van de zeldzame plaatsen waar de universiteit vrouwen toeliet. Ze ging wiskunde en biologie studeren, later filosofie, economie en rechten. De Zwitserse stad was een pleisterplaats voor gevluchte Russische en Poolse kameraden, onder wie Lenin en Georgi Plechanov, de grondlegger van het Russische marxisme.
Al snel leerde ze de 21-jarige Leo Jogiches kennen, de grote organisator achter de Volkswil-beweging, en net als zij een uitgeweken Pools-Russische Jood. Ze hadden zeventien jaar een turbulente relatie. Luxemburg keek aanvankelijk torenhoog tegen hem op. Jogiches’ brieven stonden vol voorschriften over wat zij moest doen, ook nog toen ze hem politiek-ideologisch was ontgroeid. ‘Je hebt te veel vertrouwen in de magische macht van geweld, zowel in het politieke als in het persoonlijke leven,’ schreef ze hem. In 1907 verbrak ze abrupt de relatie toen ze hoorde dat hij vreemdging.
Als student schreef ze voor socialistische bladen, waaronder Die Neue Zeit van Karl Kautsky, de schatbewaarder van het marxistische gedachtegoed. Na summa cum laude gepromoveerd te zijn, vertrok ze in 1898 naar Berlijn. Ze maakte furore binnen de machtige Duitse Sociaal-Democratische Partij (SDP), die haar inzette om menigten toe te spreken. Luxemburg was een opzwepende redenaar, wat erg bijzonder was in deze tijd, waarin een vrouw überhaupt niet geacht werd haar stem te verheffen.
Vol vuur stortte ze zich in het zogenoemde ‘revisionismedebat’, dat ontstond nadat het gematigde SDP-lid Eduard Bernstein had gepleit voor stapsgewijze parlementaire hervormingen, zoals kiesrechtuitbreiding. Luxemburg, die aan de linkerpartijflank zat, vond dit verraad van de revolutie.
Anders dan een product is de mens nooit ‘af’
In de brochure Hervorming of revolutie? (1900) schreef ze dat het niet ging om democratische aanpassingen, maar om de totale omverwerping van de maatschappij. Een rechtvaardige wereld kan niet rusten op kapitalistische fundamenten, zoals concurrentie en winstzucht. De mens raakt als ‘radertje’ in het kapitalistische systeem niet alleen vervreemd van zijn werk, stelde Luxemburg, maar ook van zichzelf en de medemens. Alle productie staat in dienst van verrijking van een paar individuen, terwijl de hele bevolking dient te profiteren.
Alleen als arbeiders het via zelfgekozen ‘volksraden’ voor het zeggen hebben en gezamenlijk de bedrijven bezitten, zouden de leef- en werkomstandigheden verbeteren. Alle economische middelen waren geconcentreerd in handen van de elite, maar ook ‘de grote gaven van de mensheid’, zoals literatuur, kunst en muziek. Luxemburg vond dat de gewone man daar ook aanspraak op moest kunnen maken. ‘Vervreemd en vernederd is niet alleen degene die geen eten heeft.’ Mens-zijn was voor Luxemburg een continu wordingsproces. Anders dan een product is een mens nooit ‘af’.
Maar terwijl zij zich bekommerde om de mensheid, verloor ze de individuele mens weleens uit het oog. Eind 1900 schreef haar vader mistroostig dat ze zo druk was met maatschappelijke kwesties ‘dat de familieaangelegenheden je zelfs geen gedachte waard zijn’.
Landverraad
Haar magnum opus De accumulatie van het kapitaal (1913) verscheen net voor de Eerste Wereldoorlog. Hierin schrijft Luxemburg dat het imperialisme een logische uitkomst is van het kapitalisme. Gedreven door economische groei zoeken de westerse landen telkens naar nieuwe afzetmarkten in niet-kapitalistische gebieden. Maar zodra de laatste kolonie kapitalistisch is, zou het hele stelsel onvermijdelijk in elkaar storten.
De pacifistische Luxemburg wilde de SDP aanzetten tot protest tegen de Duitse keizer, die met Frankijk en Engeland in een wapenwedloop was verwikkeld om de gekoloniseerde gebieden. Maar haar analyse werd in de partij slecht ontvangen. De SDP conformeerde zich hoe langer hoe meer aan het bestaande politieke systeem; Luxemburg was als radicaal geïsoleerd.
Toen de Wereldoorlog in 1914 uitbrak, met steun van de SDP, was haar deceptie compleet. In plaats van dat ‘de arbeiders aller landen zich zouden verenigen, moeten ze elkaar nu massaal naar de keel vliegen’, schreef ze. Terwijl de strijd gaande was, bleef zij binnen de SDP met een handjevol geestverwanten, onder wie Rijksdag-lid Karl Liebknecht, oproepen om de ‘onmenselijke oorlog’ te beëindigen. Zij ondertekenden hun illegale pamfletten in 1915 met ‘Spartakus’. Alle leden van de Spartakusbond werden gearresteerd wegens landverraad.
Even tussendoor… Meer lezen over Rosa Luxemburg en andere grote denkers? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
De rest van de oorlog zat Luxemburg gevangen. Ze bezat het vermogen om op de luchtplaats te genieten van de wolkenlucht: ‘Ik zou luidkeels over deze muur willen roepen: “O besteed toch aandacht aan deze heerlijke dag.”’ De politiek was in haar leven nooit ver weg. Nadat in 1917 de Russische Revolutie was uitgebroken, opende ze vanachter de tralies de aanval op Lenins en Trotski’s invulling van het begrip ‘dictatuur van het proletariaat’.
De bolsjewistische leiders vergisten zich als ze dachten dat ze met terreur ‘de geestelijke wedergeboorte van de massa’ konden afdwingen. ‘Elk schrikbewind demoraliseert,’ stelde ze. Ze hield oog voor medemenselijkheid. ‘Een wereld moet worden omgegooid, maar elke traan is een aanklacht.’ De nieuwe samenleving moest bestaan uit de som van de ervaringen van de bevolking, en juist daarom waren alle vrijheden nodig die Lenin vernietigde: persvrijheid, vrijheid van meningsuiting, verkiezingen.
Toen ze in november 1918 uit de gevangenis kwam, was haar zwarte haar grijs geworden. Keizer Wilhelm was inmiddels verjaagd, de sociaal-democraten waren aan de macht. Maar er bestond grote sociale onrust; een stakingsgolf spoelde door het land. Luxemburg en Liebknecht besloten het momentum te gebruiken om tot revolutie op te roepen. Hun Spartakusbond probeerde met communisten en radicalen op 5 januari het gezag in Berlijn over te nemen.
Genadeloos sloegen de sociaal-democraten en het leger binnen een paar dagen de Duitse revolutie neer. Ze openden de jacht op de leiders; Luxemburg en Liebknecht hadden geen schijn van kans. De moord op Luxemburg in opdracht van haar oude sociaal-democratische vrienden was een schandelijke misdaad en het duurde niet lang tot ze werd gezien als martelares van het zuivere marxisme. Tot op de dag van vandaag verleent dit Luxemburg een iconische reputatie, die ze zeker in haar laatste levensjaren niet heeft gehad.