Home René ten Bos: ‘De menselijke extinctie wordt rommelig en bloederig’

René ten Bos: ‘De menselijke extinctie wordt rommelig en bloederig’

Door Maurice van Turnhout op 25 april 2019

René ten Bos: ‘De menselijke extinctie wordt rommelig en bloederig’
Cover van 05-2019
05-2019 Filosofie magazine Lees het magazine


Illustraties: Erik Kriek

Moraliseren wil René ten Bos niet, maar we kunnen de dreigende extinctie van mens en dier niet langer negeren. De filosoof met tatoeages van de uitgestorven buidelwolf schreef een boek over een onderwerp dat te weinig aandacht krijgt.

‘Ik voel wel droefenis, hoor, bij het uitsterven van de soorten.’ René ten Bos, in april afgezwaaid als Denker des Vaderlands, wijst naar de achtertuin van zijn Nijmeegse woning. ‘Vijftien jaar geleden, toen ik dit huis kocht, stikte het hier van de mussen. Allemaal verdwenen!’

Ten Bos opent zijn nieuwe boek Extinctie met een dreigement van wetenschappers uit Ecology and Society: de mens moet ‘niet-onderhandelbare planetaire voorwaarden’ respecteren, anders hangt ook zijn eigen voortbestaan aan een zijden draadje. Als hij zijn fossiele levensstijl niet wijzigt, zal homo sapiens boven op zijn afvalberg bezwijken.

Als hij achteroverleunt in zijn stoel, worden de twee Tasmaanse buidelwolven zichtbaar die hij op zijn armen heeft laten tatoeëren. Memento mori voor een uitgestorven diersoort. ‘Bioloog Mike Archer van de University of Sydney wil de buidelwolf terugklonen,’ vertelt de filosoof. ‘Maar wat heb je daaraan? Het is een beetje onduidelijk wat er nu moet gebeuren.’

Dat laatste lijkt wel zijn mantra: we hebben geen overzicht, en daarom moeten we niet pretenderen zeker te weten hoe we moeten handelen. Bewegingen als de antinatalisten, die overbevolking willen tegengaan door geboortebeperking, vindt hij lachwekkend. ‘In China is de eenkindpolitiek drieënhalf jaar geleden afgeschaft, maar nu begint het hier weer. Maar het volk zal dergelijke maatregelen van hogerhand toch niet accepteren. De beste manier om tot geboortebeperking te komen is eerlijke welvaartsverdeling. We weten al lang dat mensen die wat rijker zijn doorgaans minder kinderen produceren.’

Eerlijke welvaartsverdeling zal toch ook van hogerhand moeten worden geregeld?
‘Ik ben ook niet per definitie tegen maatregelen van hogerhand. Ecologische kwesties zijn altijd complex en paradoxaal. Als je mensen rijk maakt, zullen ze in eerste instantie juist belastender zijn voor hun omgeving, omdat ze meer gaan consumeren.’

Ook de Beweging ter Vrijwillig Uitsterven van de Mensheid doet Ten Bos gniffelen. ‘Zij denken nog steeds dat extinctie heel clean kan verlopen. Zo van: dat uitsterven regelen we zelf wel even, in opperste maakbaarheid, als geste aan Moeder Aarde. Een volslagen absurde gedachte. Die extinctie wordt helemaal niet clean, maar rommelig en bloederig.’
 
U schrijft dat u zich thuisvoelt bij pessimisme. Is dat een kwestie van temperament?
‘Mensen die opscheppen over de grootsheid van de menselijke natuur wekken mijn achterdocht. Ik pas in de traditie van het pessimisme, maar ik ontken niet dat er redenen zijn tot optimisme. We staan hoog op de geluksladder, we worden steeds ouder. Ik leef al zestig jaar in vrede en relatieve vrijheid, ook al kun je dat niet van iedereen op aarde zeggen. En toch zit er onbehagen achter die vooruitgang – kan het allemaal wel zo doorgaan? Daarom kan ik bijvoorbeeld de wetenschapsfilosoof Maarten Boudry niet volgen. Als je hem moet geloven kan het menselijk vernuft alles oplossen. Maar voor mij is optimisme en pessimisme helemaal geen kwestie van alles of niets. Over sommige dingen ben ik optimistisch gestemd, maar in het geval van extinctie zie ik weinig redenen tot optimisme. Hoe komt het dat die wetenschappelijke boodschap niet tot mensen doordringt?’
 
Wat denkt u?
‘Waarschijnlijk komt het doordat de kwestie van uitsterven zo speculatief is. Immanuel Kant schreef in Das Ende aller Dinge: de vraag naar het einde van alles kan alleen de rede zichzelf stellen. Dieren zijn er niet mee bezig, alleen mensen zitten ermee in hun maag. Tegelijkertijd staat de rede machteloos tegenover die vraag. Wij kunnen ons niets voorstellen bij de gedachte dat alles eindeloos doorgaat, maar het is net zo onvoorstelbaar dat alles in één klap afloopt. Individuele sterfgevallen hebben we inmiddels geaccepteerd, maar extinctie blijft abstract omdat je het niet kunt zien gebeuren. Daarom rouwen we er ook niet om.’
 
Voor de rouw om individuele sterf­gevallen bestaan rituelen. Zouden we die ook moeten ontwikkelen voor de rouw om soorten?
‘Die rituelen zijn al wel aan het ontstaan. Op het eiland Fogo bij Newfoundland is de alk – een prachtige grote vogel – over de kling gejaagd. Elk jaar wordt de alk toegesproken door de notabelen, om bewustzijn te kweken van zijn extinctie.’
 
Ik zie de reportage in De Telegraaf al voor me.
‘Ja, het heeft ook iets totaal belachelijks. Daarom ben ik zo verknocht aan galgen­humor.’
 
Als Kant over het einde aller dingen speculeert, gebruikt hij een satirische stijl. Zegt dat iets over de afstand die we tot extinctie bewaren?
‘Het tragische en het komische zijn met elkaar verweven. Je denkt na over het meest tragische, en tegelijkertijd werkt het op je lachspieren. Kant vertelt het verhaal van onze oorsprong. De eerste mensen aten uit Gods boomgaard en een engel zei tegen hen: ga maar naar de aarde, dat is de plee van het universum. Zoiets vind ik waan­zinnig leuk.’
 
Omdat Kant met een demasqué komt?
‘Hij confronteert ons met iets. Typisch Kant: in zijn Anmerkung neemt hij het terug en doet hij weer serieus over de moraal. Je kunt de kantiaanse filosofie beschouwen als een “alsof”-filosofie. De mens is helemaal niet redelijk, maar we moeten doen alsof hij dat wel is. Zo bedenkt Kant een soort ideaalconstruct waarnaar wij ons te gedragen hebben, maar stiekem weet hij donders goed dat mensen eigenlijk begerige, gulzige wezens zijn. In Das Ende aller Dinge geeft hij dat even toe. De pessimist keert zich af van het alsof en laat onverbiddelijk de andere kant van de zaak zien.’

De pessimist is wars van vergezichten, zegt Ten Bos. ‘Neem het Klimaatakkoord: in 2050 mag het klimaat niet meer dan 2 graden zijn opgewarmd. Alsof – weer dat woord: alsof – wij kunnen weten wat er over 31 jaar aan de hand is. De pessimist kiest voor de radicale democratie van het moment. Hij zegt: we leven nu, sta eens stil bij alle onaangename beslissingen die we nu nemen.’

Volgens Ten Bos speelt het alsof van het moderne humanisme ons parten: ‘We geloven dat wij autonoom zijn, dat wij verantwoordelijk zijn. Ik vraag me af in hoeverre dat waar is.’
 
Zijn we dan niet verantwoordelijk voor het vernielen van de planeet?
‘Als je zegt dat wíj verantwoordelijk zijn, wie bedoel je dan? “De mensheid”? Dat is een totale abstractie. Verantwoordelijkheid veronderstelt dat je een mate van controle of gezag hebt over datgene waarvoor je verantwoordelijk bent. De ouder is bijvoorbeeld verantwoordelijk voor het kind zoals het kind dat niet voor de ouder is, ook al kun je een kind nooit volledig controleren. Bij die hele ecologische puinhoop waar we nu in zitten, overheerst toch de gedachte dat we die op de een of andere manier kunnen beheersen.’
 
Wij zijn misschien niet de ouders van deze planeet, maar we kunnen onze verantwoor­delijkheid toch niet volledig afschuiven? Wij zijn er nu eenmaal, wij kunnen dingen doen of laten.
‘Dat is wel zo, maar je kunt het niet reduceren tot individuele verantwoordelijkheid. Dan trap je in een neo­liberale valkuil. Het is heel naïef om te denken dat je vanzelf een ecologische utopie krijgt als ieder individu in de gemeenschap het goede doet. Jij kunt bijvoorbeeld besluiten om geen vlees te eten, maar wereldwijd wordt er alleen maar meer vlees gegeten. Bovendien kun je geen individuele verantwoordelijkheid voelen ten opzichte van zoiets groots als extinctie.’


 
In de politiek bestaan nu twee smaken: het individu moet veranderen, of de politiek moet het vervuilende groot­kapitaal dwingen tot verandering.
‘Tja, op het Museumplein houden ze een Klimaatmars, maar op de AutoRAI zeggen ze: “Ecologie, fuck you, wij willen autorijden.” 
Ik zeg niet dat die laatste mensen een criminele levensstijl hebben. Ik pleit voor de ontwikkeling van een morele houding ten opzichte van het ondenkbare. Dat is iets anders dan moraliseren. Ik ga echt niet zeggen wat mensen moeten doen, dat moet iedereen zelf weten. Als je denkt dat je alles goed doet, krijg je volgens mij last van een schone ziel. Dan dreigt het gevaar dat de ene groep mensen tegen de andere gaat zeggen: jullie leven verkeerd! Volgens mij moeten mensen zich geen illusies maken. Allemaal gebruiken we mobiele telefoons, terwijl in Afrika oorlog wordt gevoerd om de metalen die daarin zitten.’

Aan de andere kant wijst Ten Bos op de ontkenners van klimaatverandering, zoals Donald Trump en Thierry Baudet. ‘Puur escapisme. Maar uiteindelijk is dat allemaal niet zo interessant. Vroeg of laat komt klimaatverandering vanzelf op de agenda te staan.’
 
Als het water tot Amersfoort staat?
‘Het lastige is dat klimaatverandering zo moeilijk te voorspellen is. Het gaat altijd om scenario’s. Als we niks doen, zal het op aarde waarschijnlijk steeds warmer worden. Maar wil dat zeggen dat het overál warmer wordt? We weten het domweg niet.’
Volgens Ten Bos moet kennis over landschappen en dieren niet alleen van de wetenschap komen. ‘Op een gegeven moment worden we data-moe. Er komen nu steeds meer initiatieven om mensen die niet wetenschappelijk zijn geschoold bijvoorbeeld vogels te laten tellen. Daar ben ik groot voorstander van. Dat zet mensen aan tot een intiemere verhouding met hun omgeving.’
 
Is die intimiteit belangrijk?
‘Zeker. Wij voeden ons met planten en dieren en we kleden ons erin, maar dat is niet hetzelfde als ­intimiteit. Dat is parasiteren, meevreten. Het intieme is een sfeer die je je juist níét kunt toe-eigenen. Het is datgene in jezelf wat je niet begrijpt en waarvan je hoopt dat een ander daarin duikt. Liefde is bijvoorbeeld intiem, want je kunt je de ander niet toe-eigenen. Wel denk je: die ander kent mij beter dan ik mijzelf ken. Onze omgang met de omgeving is nooit op zo’n manier intiem geweest. En dat is een van de redenen dat extinctie nu een nijpend thema is.’

Abattoir

Ten Bos pakt een bundel uit de kast van de Twentse dichter H.H. ter Balkt (1938-2015). In het gedicht ‘Het lied van de revolutie’ beschrijft Ter Balkt de slacht van een varken.

‘Ter Balkt weet de intimiteit van dat slachten te treffen,’ zegt Ten Bos terwijl hij door de bundel bladert. ‘Het raakt me, omdat ik dat zelf ook heb gedaan.’ Hij dempt zijn stem. ‘Ooit, lang geleden. Vakantiewerk dat uit de hand liep. In een abattoir. Ik ben opgehouden met vlees eten omdat ik die industrie gewoon ziek vind.’

Hij declameert: 
‘Het varken is op de ladder geklommen
weliswaar op zijn kop, toch doodgemoedereerd
en zingt ons toe, losjes opengelegd
als een landweg; ja, druppel voor druppel
zich legend in de donkerblauwe emmer
toont hij de gletsjer van zijn speklaag
zijn wondere inwendige sneeuw, zo diep,
zijn bergbeklimmersinnerlijk.’
 
Wat me opvalt: geen galgenhumor hier.
‘Uiteindelijk vindt er in het gedicht een transsubstantiatie plaats die je komisch zou kunnen noemen. Het varken wordt mens en onderwerpt zijn voormalige soortgenoten. Ter Balkt is een geweldig stilist. Wie verzint dat nou, om de speklagen van een varken te vergelijken met een gletsjer? Gletsjers zijn nu in de problemen, net zoals dieren. Dit soort taal hebben we nodig.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.