Aram Hasan is gevlucht uit Syrië. Tegenwoordig staat hij als psychiater vluchtelingen bij. ‘Juist door zijn angst heeft de mens zoveel mooie dingen uitgevonden.’
Fotografie: Bram Budel
Wat kan ik weten?
‘Voor iemand die moet bepalen of een vluchteling recht heeft op een verblijfsvergunning, is het belangrijk om te weten of wat de vluchteling over zichzelf vertelt waar is of niet. Dat is niet makkelijk, want mensen die uit regimes komen waarin ze systematisch onderdrukt werden, zijn van jongsaf aan gewend om verhalen te vertellen die zich op een subtiele manier bewegen tussen waarheid en niet-waarheid. Op school, op hun werk, bij de dokter, op het gemeentehuis, overal passen ze die tactiek toe. Ze zijn daar dus ontzettend goed in geworden. Het is hun manier om om te gaan met de onderdrukking en de spanningen die daarbij komen kijken.
Voor mij als psychiater doet het er niet zoveel toe of het wel of niet werkelijk gebeurd is wat mijn patiënten vertellen. Mijn focus ligt op de vraag hoe het komt dat iemand zich zo presenteert als hij zich presenteert. Hoe beïnvloedt het verhaal dat mijn cliënt vertelt zijn leven? Is het een verhaal waar hij of zij mee vooruit kan of belemmert het juist om verder te gaan? Kan ik daar iets in betekenen? Kan ik helpen om uit deze situatie te komen?’
Wat moet ik doen?
‘De kracht van onze aanpak is dat we twee sporen tegelijk bewandelen. Vluchtelingen hebben trauma’s waardoor ze niet goed kunnen functioneren. Natuurlijk is het belangrijk om daar aan te werken. Maar in de reguliere zorg blijft het daar vaak bij. Deze mensen worden vooral gezien als zielig en hulpbehoevend en dan kom je niet verder. Bij ons gaat het steeds ook om de vraag, wat wil je bereiken? Hoe wil je verder komen? En daarbij speelt taal een essentiële rol. Wij ontwikkelen samen een nieuwe tussentaal, een Nederlands dat de nieuwkomer begrijpt en dat hij zelf kan toepassen. Veel mensen geven aan dat de Nederlandse taal veel te ingewikkeld is en daardoor een onoverkomelijk obstakel lijkt te vormen. Ik begin in het Arabisch, Koerdisch, of Russisch tegen ze te praten. Dan gaat een collega verder in het Nederlands. Altijd ben ik weer verbaasd over hoeveel Nederlands ze eigenlijk al kennen. Toch is het nog te moeilijk om alles te begrijpen. Een reguliere therapeut is zich daar vaak niet van bewust. Die zegt bijvoorbeeld: wat is er aan de hand? Maar dat is een bijzonder ingewikkelde uitdrukking, ‘aan de hand zijn’. Je kunt alle woorden kennen en toch niet begrijpen wat de therapeut bedoelt. In die eenvoudige tussentaal die wij ontwikkelen komen, zeker in het begin, niet van die uitdrukkingen voor.
De hoofdvraag bij elke sessie is: welk nut verwacht je? Zodat steeds duidelijk is dat we ergens naartoe werken. Ik maak vaak de vergelijking met een trap. Als je een treetje hoger wilt komen moet je een stap zetten. Iedereen, vluchteling of niet, heeft een rugzak vol met dingen uit het verleden. Met die rugzak op kun je gewoon de trap oplopen. Maar mensen die gevlucht zijn hebben nog een extra koffer. Met die koffer gaat het minder snel en er komt een moment dat je moet uitrusten en die koffer moet uitzoeken.’
Wat mag ik hopen?
‘Op dit moment komen mensen bij ons omdat ze doorverwezen zijn door een huisarts. Maar de overheid doet ook veel aan de zorg voor mensen die gevlucht zijn. Ze hebben vaste contracten met zorginstellingen en het is moeilijk om daar tussen te komen. Dat is jammer want die zorg is te vaak gericht op pappen en nathouden. Wij kunnen nu pas in actie komen als het al mis is gegaan, wij zouden graag willen dat we met de overheid kunnen samenwerken, zodat we onze methode kunnen gebruiken voor preventie.’
Wat is de mens?
‘In zekere zin is ieder mens een vluchteling. Hij moet zich steeds aanpassen aan de veranderende omgeving. Zijn gedrag wordt ingegeven door de vraag: hoe kan ik overleven? Maar daardoor is de mens ook een wonder. Want juist door die angst heeft hij zoveel mooie dingen uitgevonden. Als ik naar mezelf kijk, zie ik dat ik vaak heb gefunctioneerd vanuit angst. De eerste jaren dat ik hier was kan ik me nauwelijks herinneren. Omdat ik alleen maar aan het rennen was, zit er een gat in mijn geheugen. Maar dat heeft me wel veel gebracht. Mijn artsen-diploma dat ik in Oekraïne had behaald, was hier niet geldig. Ik ben psychiatrie gaan studeren in Rotterdam. Ik werk nog steeds hard, maar ik geniet nu van elk moment en van alles wat ik doe omdat ik weet dat ik nuttig bezig ben. Heel soms probeer ik wel eens een game te doen. Maar die leg ik al snel weg. Dan heb ik de indruk dat ik mijn tijd zit te verdoen. Ik denk dat het belangrijk is voor een mens dat hij een doel heeft om naartoe te werken.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees