De mens kan door de deugd naar de geest gaan en naar de wijsheid en door de wijsheid naar het Ene. Dat is het leven van goden en goddelijke en gelukkige mensen: een vlucht van een mens alleen naar het Ene alleen.’ Deze mysterieuze woorden besluiten de Enneaden of Negentallen, het levenswerk van de hellenistische filosoof Plotinus uit de derde eeuw na Christus. Hij staat bekend als de meest invloedrijke mysticus uit de westerse filosofiegeschiedenis.
Met het woord ‘mystiek’ bedoelen we hier geen doctrine die de mens oproept om zich uit de wereld terug te trekken, maar juist een levensfilosofie die de verbinding zoekt met het hart van de realiteit. Plotinus noemde deze ultieme oorsprong van alle dingen het Ene. Volgens hem komt alles niet alleen voort uit dit hoogste principe, maar verlangt het hele universum er bovendien naar om terug te keren naar de bron. Als we de traditionele biografen mogen geloven, vormt Plotinus’ leven een expressie van dit verlangen naar het Ene.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Gehalveerde Plato
De filosoof werd in 204 of 205 n.Chr. geboren in Lycopolis, een stad aan de oevers van de Nijl. Het valt niet vast te stellen of hij van Egyptische of Romeinse afkomst was. Zelf sprak Plotinus nooit over zijn jeugd. Zijn belangrijkste leerling en biograaf Porphyrius (234-305 n.Chr.) merkt hierover op dat de filosoof zich ‘ervoor leek te schamen in een lichaam te zijn. Omdat hij zo’n instelling had, kon hij het niet verdragen over zijn afkomst of zijn ouders of zijn vaderland te vertellen.’ Deze schaamte over het hebben van een lichaam toont direct de belangrijkste inspiratiebron van Plotinus’ denken: Plato. Wellicht onderging hij deze platoonse invloed via zijn verder onbekende leermeester Ammonius Saccas, bij wie hij tussen zijn achtentwintigste en achtendertigste college liep in Alexandrië.
Het hele universum verlangt ernaar om terug te keren naar de bron
Volgens Plato is de zintuiglijk waarneembare wereld om ons heen niet de ware werkelijkheid, maar alleen een afspiegeling van het zogeheten rijk van de Vormen. Deze Vormen, waarvan het Goede, het Ware en het Schone de hoogste zijn, kun je opvatten als de ideaalbeelden van alles wat de mens in de materiële wereld aantreft. Zo kunnen jij en ik uit alle macht proberen om het goede te doen, maar de Vorm Goedheid is altijd beter. De wijze mens of filosoof dient dan ook de materie los te laten en zich op de Vormen te richten. Dat Plotinus deze opvatting van Plato serieus nam, blijkt uit zijn weigering om model te zitten voor een portret: ‘Is het al niet meer dan voldoende om het beeld waarmee de natuur ons bekleed heeft te dragen? Wilt u ook nog dat ik toestemming geef een beeld van een beeld na te laten dat nog langer hier zal blijven als iets dat de moeite van het bekijken waard zou zijn?’ De schilder liet zich echter niet uit het veld slaan. Hij stuurde een artistieke vriend naar Plotinus’ colleges om de wijsgeer te observeren, zodat ze uit het geheugen een portret konden vervaardigen.
Dankzij de invloed van Plato op zijn denken wordt Plotinus ook wel een neoplatonist genoemd. Verder staat hij bekend als ‘gehalveerde Plato’, omdat hij geen aandacht aan de maatschappij en de politiek besteedde maar des te meer aan de ziel en het doorgronden van de kosmos.
Het Ene
Centraal in Plotinus’ denken staat het hoogste principe to hen of het Ene, dat herinnert aan het Goede uit Plato’s filosofie. Plato schrijft namelijk dat het Goede als een zon zijn licht op alle andere Vormen laat schijnen en zo het meest voortreffelijke uit de hele werkelijkheid vormt. In zijn Enneaden benadrukt Plotinus de onvatbaarheid van het Ene: het hoogste principe is ondenkbaar, onkenbaar en onuitsprekelijk. Hij duidt dit mysterie bovendien aan met de term to mè on of ‘het niet-zijnde’. Deze frase houdt niet in dat het Ene niet bestaat, maar dat het geen ding is. Je kunt het hoogste principe met een knipoog naar het Engels omschrijven als een no-thing en geen nothing.
Plotinus heeft echter meer over het Ene te zeggen dan dat het onvatbaar is: het vormt de bron van de veelheid, inclusief alle mensen, dieren en dingen die we op dit ogenblik om ons heen waarnemen. Of, zoals de filosoof het zelf zegt: ‘Alle zijnden zijn zijnden krachtens het Ene.’ Het hoogste principe is namelijk niet leeg, maar paradoxaal genoeg juist een onmetelijke volheid. Sterker nog: het Ene is zo rijk dat het krachtens zijn eigen volheid vanzelf overvloeit. Plotinus vergelijkt dit proces van uitstromen of emaneren met de waterstraal van een fontein die een aantal schalen vult. De emanatie van het Ene kent namelijk een aantal niveaus, die ‘hypostasen’ worden genoemd. Hierbij is er sprake van een beweging van eenheid naar veelheid, van licht naar duisternis en van heelheid naar gebrokenheid.
De eerste hypostase is het Ene zelf. Plotinus noemt de tweede hypostase de wereld van de Geest. Hierbij gaat het niet om het intellect van een specifieke mens, maar om het platoonse rijk van de Vormen. Deze oerbeelden zijn immers volkomen geestelijk. Volgens Plotinus kun je het uitstromen van het Ene in de wereld van de Geest vergelijken met de zon en zijn stralen of een parfum dat zich vanuit een flacon door een ruimte verspreidt. Beide metaforen maken duidelijk dat het Ene zelf door te emaneren niets aan kracht inboet, maar er ontstaat wel een tweeheid. In die zin is het niveau van de Geest minder volmaakt dan dat van het Ene; het bevindt zich verder van de bron.
Plotinus leek zich ervoor te schamen in een lichaam te zijn
Lager dan de Geest ligt de derde en laatste hypostase, die van de Ziel. Plotinus benadrukt opnieuw dat het hier niet om de essentie van een individu gaat, maar om de ziel van de hele wereld. Onze zielen zijn echter wel met deze universele kern verbonden. Wij beseffen dat niet, omdat we gevangen zitten in ons lichaam en de materiële wereld, het rijk van veelheid en gebrokenheid, dat zich het verst van het Ene bevindt. Hoewel deze opvatting deprimerend kan overkomen, blijkt Plotinus een optimistische filosoof. Ieder mens kan zich namelijk opnieuw verbinden met de bron van alle dingen. Daarvoor hebben we zelfs meerdere levens, want de filosoof gelooft in reïncarnatie.
Ascese
Dit idee van Plotinus, dat de mens het hoogste geluk kan bereiken door terug te keren naar het Ene, herinnert onwillekeurig aan oosterse filosofie, zoals de Indiase Upanishads. In deze antieke wijsheidsteksten komt een mysterieuze bron van het universum ter sprake, Brahman geheten, die de mens kan bereiken door zich te onthechten van de materie. Over Plotinus is bekend dat hij met keizer Gordanius (225-244 n.Chr.) meeging op een veldtocht naar het Oosten om de filosofie van de Perzen en de Indiërs te leren kennen. Gordanius werd echter in Mesopotamië verslagen en Plotinus kon ternauwernood naar het Griekse grondgebied terugvluchten. Daardoor blijft de invloed van oosterse filosofie op zijn werk speculatief.
Hoe het ook zij, volgens Plotinus kan de ziel een grote odyssee door het rijk van de materie, de Wereldziel en de Geest ondernemen om terug te keren tot haar oorsprong, het Ene. Zij maakt een reis van gebrokenheid naar heelheid en van lijden naar geluk. Plotinus beschrijft de vreugdevolle ontdekking van het Ene als een rondedans om dit hoogste principe: ‘En in die reidans aanschouwt de ziel de bron van het leven en de bron van de geest, de oorsprong van het zijnde, de oorsprong van het goede, de wortel van de ziel…’
Om deze mystieke weg te gaan moet de mens zich volgens Plotinus toeleggen op ascese. Hij moet de begeerte naar materie loslaten om de levensbron te vinden. Opvallend genoeg houdt deze innerlijke weg niet in dat de mens het aardse leven of de materie waardeloos vindt, maar dat hij zich juist ten diepste met de bron van deze zaken verbindt. In het Ene ligt namelijk alles wat is besloten. Zo vind je de hele wereld in het Ene terug. Leerlingen van Plotinus, die overigens in Rome colleges ging geven na de mislukte veldtocht richting India, berichtten dat de filosoof een paar keer in zijn leven op extatische wijze de bron van alle dingen ontdekte. Intussen vertelde hij ze onvermoeibaar over de schoonheid van het geestelijke leven.
Hoewel Plotinus zich er blijkbaar voor schaamde om een lichaam te hebben, eiste het lijf uiteindelijk wel zijn tol. Biograaf Porphyrius bericht dat de filosoof levenslang aan ingewandsstoornissen leed, die zich aan het eind van zijn leven tot difterie verergerden. Uiteindelijk trok Plotinus zich in 270 n.Chr. met zijn favoriete leerlingen terug in een villa in het Romeinse Campanië om te sterven. Zijn laatste woorden vormen een lucide samenvatting van zijn levensfilosofie: ‘Ik breng de god in mij terug naar het goddelijke in het heelal.’ Met andere woorden, op het moment van sterven raakt onze ziel aan haar onstoffelijke oorsprong, het Ene. Hierin blijft zij voor altijd geborgen. Volgens de overlevering heeft dit hoogst spirituele stervensproces echter ook een materiële component, want ‘op dat moment kroop een slang onder het bed waarop Plotinus lag en verdween in een spleet in de muur’.