Een zelfportret, dat was Montaignes doel toen hij zich in 1571 terugtrok uit het openbare leven en ging schrijven in de ronde torenkamer van zijn landgoed Montaigne in de Périgord, Zuid-Frankrijk.
Michel de Montaigne (1533-1592) was toen 37 jaar oud en leed aan een ernstige nierkwaal. Hij verwachtte niet lang meer te leven, wat voor die tijd niet zo vreemd was. De helft van zijn kennissen en vrienden was al voor het vijfendertigste levensjaar gestorven. Ziekten als de pest plus de voortdurende godsdienstoorlogen maakten veel slachtoffers. De dood was overal. Geen wonder dat Montaigne zijn dood zo voor ogen had. Daarom wilde hij zijn vrienden en familie iets van zichzelf nalaten. Een afdruk, zogezegd, niet van zijn daden, want die vond hij niet interessant genoeg, maar van zijn gedachten.
Het plan was mooi maar de uitvoering bleek gecompliceerd. Iedereen die het ook wel eens geprobeerd heeft, begrijpt dat wel. De vertrouwde, soepele gang van gedachten in het hoofd verdwijnt vaak zodra je die op papier wil zetten. Dan blijken gedachten opeens wankel, vluchtig en ongrijpbaar. ‘Ik kan mijn model maar niet laten stilstaan. Hij zwalkt en waggelt in een natuurlijke dronkenschap. Ik kan aanstonds veranderen, niet slechts bij toeval, maar ook welbewust. Het is een verzameling van veranderlijke gebeurtenissen en onbestemde, soms zelfs strijdige gedachten, omdat ik ofwel zelf een ander ben geworden, ofwel de dingen onder een andere hoek of in een ander licht zie’, schrijft Montaigne in zijn essays.
Meer lezen over Montaigne en andere grote denkers? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
In zijn wens om de veranderlijkheid van zijn gedachten neer te leggen was Montaigne bijzonder origineel. Voor hem stond vast dat dé onveranderlijke, eeuwige waarheid voor hem ongrijpbaar zou zijn. Daarom beperkte hij zich tot het ondermaanse, het concrete, het veranderlijke, de waarheid van het hier-en-nu, bezien vanuit zijn eindige, menselijke perspectief. Daarbij was het hem niet te doen om waarheid maar om wijsheid. Hij schreef niet over traditionele filosofische en theologische onderwerpen, zoals de oorsprong van het kwaad, of de verhouding tussen woorden en begrippen, maar over rijtuigen, naakt lopen, leugenaars, vriendschap, wreedheid, schoolfrikken, nietsdoen.
Montaigne probeerde maar wat; ‘essay’ betekent letterlijk ‘probeersel’. Al snel bleek hij een rasstilist. Zijn ambities groeiden. Al tijdens zijn leven bracht hij zijn essays in verschillende drukken uit. Twintig jaar lang schreef hij essays, waarbij hij de al gepubliceerde versies ook nog bleef verbeteren en aanvullen totdat hij in 1592 stierf.
Zijn teksten overleefden hem: Montaignes essays hebben al honderden jaren tal van filosofen en schrijvers geïnspireerd. Toch hoef je niet heel geleerd te zijn om van zijn teksten te kunnen genieten. De Essays zitten vol humor, wijsheid en bovendien een schat aan prachtige citaten van Plutarchus, Cicero, Seneca en tal van andere denkers uit de oudheid. Daar komt bij dat de Nederlandse vertaling van Hans van Pinxteren heel levendig en fris is.
Hybride
Montaigne werd de grondlegger van een hybride genre, het essay, dat ergens het midden houdt tussen literaire en betogende teksten. Essayisten formuleren hun gedachten expliciet: ze betogen. Daarbij is hun persoonlijke stijl bepalend voor zowel de vorm als de inhoud van hun gedachten: in die zin zijn essayisten literatoren die uitsluitend schrijven over hun eigen hersenspinsels, ervaringen, ideeën.
Hoe doe je dat, schrijven over jezelf, zonder dat de tekst saai, pompeus of narcistisch wordt? Montaigne geeft hierop een mooi antwoord: wie blijft steken bij een vorm van eigenliefde, kijkt te oppervlakkig naar zichzelf. Wie ‘diep’ genoeg kijkt, zal juist een hele wereld tegenkomen die interessant genoeg is voor anderen. Een essay is een zelfportret voor zover het de verhouding tussen de schrijver en de dingen centraal stelt, formuleert en expliciteert. In deze visie schuilt een moderne opvatting van het essay, namelijk als een stuk proza dat op een persoonlijke wijze een onderwerp behandelt dat interessant is voor een breed, algemeen publiek. Laat ik een voorbeeld geven. Als minister Verdonk beweert ‘regels zijn regels’, wat moet je daar dan van vinden? Ga bij jezelf eens na wanneer je zélf bent afgeweken van de stelling ‘regel is regel’. Door een dergelijke reflectie, een zelfonderzoek, ontdek je wat in feite jouw criteria zijn om al dan niet af te wijken van een regel. Dat levert ongetwijfeld een originelere, authentiekere visie op dan in menig krantenartikel over dit onderwerp heeft gestaan – zonder dat er sprake is van ijdel navelstaren.
Anders gezegd: essayisten beschouwen zichzelf als bron van kennis. Daarbij gaat het niet om hun hoogstpersoonlijke emoties – liever niet! Beschrijf emoties maar in een dagboek met een slot erop – maar wel om hun hoogstpersoonlijke perspectief op de dingen. Welke dingen? Montaigne antwoordt: ‘Elk onderwerp vind ik even inspirerend, ik kan zelfs schrijven over een vlieg!’
Schrijven met Montaigne
Tanny Dobbelaar
Ambo/Anthos
125 blz.
€ 12,95
Tien schrijftips van Montaigne
1. Beschouw je eigen ervaringen als feiten die nader onderzoek behoeven. Ervaringen vormen het uitgangspunt voor een moreel, filosofisch onderzoek naar de vraag: wat vind ik hier eigenlijk van? Dit verhoogt de kans op een originele invalshoek. Overigens kunnen ‘ervaringen’ ook lees- en luisterervaringen zijn!
2. ‘Het is een en al commentaar, auteurs zijn met een lantaarntje te zoeken’, verzuchtte Michel de Montaigne al over de stortvloed aan pamfletten, boeken en commentaren die er in zijn tijd werden gedrukt. Ergens tégen zijn is makkelijk. Helaas: commentaren maken de wereld wel vol maar ze verhelderen niets. Bovendien is al dat commentaar wel heel vrijblijvend, de commentator levert kritiek maar blijft zelf buiten schot. Een essay geeft geen vrijblijvende meningen maar is vooral ook een zelfonderzoek: waar ben ik nu eigenlijk vóór?
3. Een predikant is geen essayist, een preek is geen essay. Bovendien doe je weinig lezers plezier met een preek. Een prekerige toon is te vermijden door in zekere zin sceptisch te staan ten opzichte van je onderwerp. Blijf steeds vragen stellen bij je eigen standpunten. Zie het essay liever als een onderzoek of als een reisverhaal. Of als een speeltuin waarin je mag huppelen, springen, plezier maken en waarin je lezers uitnodigt om mee te spelen. Alles liever dan een preek.
4. Treiteren, blameren, schelden horen hooguit thuis in een column maar niet in een essay. Overigens kende Montaigne geen recht op vrije meningsuiting, laat staan een recht op kwetsen. Als zoon van een joodse moeder en als katholiek die de heksenprocessen veroordeelde, moest hij zich af en toe voorzichtig uitdrukken. Dat vond hij van zichzelf niet laf, maar eerder een vorm van noodzakelijke eigenliefde, van zelfrespect. ‘Ik ga voor de goede zaak tot aan het vuur, maar als het even kan niet erin.’
5. Vermijd clichés door je steeds opnieuw af te vragen: zal het iemand met mij oneens zijn? Als je werkelijk geen tegenstander kunt verzinnen, is de kans groot dat je een vette platitude te pakken hebt. Schaam je er niet voor maar schrap haar wel.
6. Abstracties zijn mooi, vaagheden lelijk. Helaas zijn de meeste algemeenheden – ‘het leven is geen pretje’ – vaag of versleten. Wees daarom zo specifiek mogelijk. Of zoals Montaigne over zijn onderwerpen schrijft: ‘Ik geef er een steek in, niet zo breed mogelijk, maar zo diep mogelijk.’ Door specifiek te zijn, formuleer je visie op een preciezere manier. Dat alleen al maakt de kans groter dat je iets origineels beweert.
7. Essayeren is overtuigen én verleiden. Overtuigen doe je met argumenten, verleiden met stijl. Goed gekozen voorbeelden en metaforen helpen daarbij. Bedenk dat één beeld veelzeggender kan zijn dan duizend woorden. Het is een feit dat mensen beelden gemakkelijker begrijpen en onthouden dan woorden. Daarom is het slim om de lezer sommige conclusies zélf te laten trekken. Voorbeeld: wie even ‘inzoomt’ op een diamanten ketting laat zien dat de draagster stinkend rijk moet zijn. Die conclusie kun je gerust aan de lezer overlaten. Dit is een vorm van het schrijversadagium show, don’t tell (vertel niet maar vertoon), iets waar ook essayisten meer naar zouden moeten leven. Dan worden hun essays minder saai.
8. Maak vooral ook gebruik van andermans visies op de zaak! Blijf niet opgesloten in je eigen ideeën en redeneringen maar trek de wereld in je essay. Dit verhoogt de levendigheid van de tekst en zorgt er ook voor dat je als schrijver verschijnt als een mens van de wereld, in plaats van een opgeblazen kikker die alleen zijn eigen uitingen de moeite waard vindt. Een van Montaignes kalenderwijsheden: ‘Wie mager van lijf is, draagt vullingen in zijn kleding. Wie weinig te vertellen heeft, neemt zijn toevlucht tot bombast.’
9. Schijnbaar afdwalen is de charme van het essay, maar zorg wel dat je precies weet waar je het over wil hebben. Het essay moet één welomschreven hoofdonderwerp hebben. Dat verhoogt de kwaliteit van de tekst en geeft de schrijver de gelegenheid om dieper tot het onderwerp door te dringen. Afdwalen staat in dienst van dit hoofdonderwerp. Soms zul je moeten concluderen dat een stukje tekst je bijzonder dierbaar is maar niet past bij het hoofdonderwerp. Dan zul je het moeten schrappen (kill your darlings). Op koers blijven gaat voor. Schrale troost: je darling is mogelijk uitgangspunt voor een ander essay.
10. Elke gedachte die een schrijver zorgvuldig uitwerkt, met liefde opschrijft en met een helder hoofd herschrijft, is de moeite van het lezen waard. Wees daarvan overtuigd en schrijf!