Home Modetrends in normaal zijn

Modetrends in normaal zijn

Met enige gêne volgt Ira Pronk de mode. Wat trekt haar in dit kuddegedrag? In de filosofie van Georg Simmel doet ze een geruststellende ontdekking.

Door Ira Pronk op 21 oktober 2022

mode kleding kleren hoed shawl jas pijp beeld Suzan Hijink

Met enige gêne volgt Ira Pronk de mode. Wat trekt haar in dit kuddegedrag? In de filosofie van Georg Simmel doet ze een geruststellende ontdekking.

FM11 Filosofie Magazine november
11-2022 Filosofie magazine Lees het magazine

Ik mag dan nog zo zelfbewust door het leven gaan en in veel opzichten niet modieus zijn (zeker niet wat filosofie en poëzie betreft), als ik in de spiegel kijk is het onmiskenbaar: ik ben vatbaar voor modegrillen. Droeg ik eerst strakke spijkerbroeken, volg ik nu braaf de trend van wijdere modellen. Ik nam een bobkapsel, nadat ik het in een tijdschrift had zien staan. En toen ik steeds vaker zo’n klein tasje zag dat precies onder je oksel past, kocht ik er ook een.

Met dezelfde blik waarmee ik mijn eigen trendgevoeligheid bekijk, bestudeer ik op straat drie tienermeisjes die zij aan zij lopen. Alle drie een gebleekte spijkerbroek, sneakers, een zwarte croptop; ze lijken kopieën van elkaar. Ook zie ik in Amsterdam opvallend veel witte sneakers en gekleurde regenjassen op ­VanMoof-fietsen. Waarom doen we dit? Wat trekt ons in de collectieve na-aperij die mode is? Is het alleen een gedachteloos conformisme? Is het zelfverwijt dat ik me maak als ik weer eens zwicht voor de laatste trend terecht? Is het volgen van de mode een uiting van een diep menselijk verlangen om normaal te zijn?

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Modepopje

Het verwijt dat wie de mode volgt zich gedachteloos conformeert aan de tirannie van de meerderheid zit diep ingebakken in onze cultuur. Denk maar aan het woord ‘modepopje’, dat suggereert dat wie zich kleedt volgens de laatste trends zijn autonomie te grabbel gooit. En wie zijn autonomie opgeeft, geeft zijn menselijkheid op, volgens verlichtingsfilosoof Immanuel Kant (1724-1804). ‘Sapere aude!’ schreef hij – ‘Heb de moed je van je eigen verstand te bedienen!’

Hoewel de strenge Kant vooral bekendstaat als een denker die zich boog over de grondslagen van de kennis en de moraal, hield hij zich ook met veel lichtere onderwerpen bezig. Zoals met mode, waar hij geen hoge pet van op heeft. In Pragmatische antropologie schrijft hij dat mensen de ‘natuurlijke neiging’ hebben om zichzelf met een belangrijke persoon te vergelijken en die na te doen. Deze ‘wet van imitatie (…), waarbij het nut geen rol speelt,’ schrijft hij, noemen we mode. ‘Deze wet valt onder ijdelheid, omdat het doel ervan geen intrinsieke waarde bezit. En verder valt hij onder dwaasheid, aangezien in mode een dwang zit om zich slaafs te onderwerpen aan niets anders dan het voorbeeld dat velen in de maatschappij ons laten zien.’

Beter een modieuze dwaas dan een onmodieuze dwaas

Mode staat zogezegd haaks op het project van de Verlichting, dat wilde afrekenen met het dogmatisch denken op het gebied van politiek, wetenschap en religie. Daarom vereenzelvigt Kant modegevoeligheid met slaafsheid. Maar wie zijn vertoog over mode verder leest en naar zijn leven kijkt, leert dat zijn positie uiteindelijk iets milder was. Kant stond bekend als een buitengewoon goed geklede man; hij hield van zijden overhemden en schoenen met zilveren gespen. En hoewel hij de mode ijdel en dwaas vond, besloot hij schoorvoetend: ‘Het is nog steeds beter een modieuze dwaas dan een onmodieuze dwaas te zijn.’

Imitatie

Tja, daar sta ik dan in mijn wijde broek en met mijn hippe kapsel: een slaaf ben ik. Maar is Kants schamperende houding ten aanzien van mode niet te kort door de bocht? Was er tijdens de Verlichting niet ook sprake van een intellectuele trend om klakkeloos van elke vorm van kuddegedrag afstand te nemen?

Socioloog en filosoof Georg Simmel (1858-1918) ziet in mode niet alleen maar kuddegedrag. Voor hem is mode geen vorm van gedachteloze imitatie, zoals bij Kant, maar een verschijnsel ‘waarin de belangrijkste tegenstrijdigheden van de ziel vertegenwoordigd zijn’. De mens, stelt hij, wordt – zowel op individueel als op collectief niveau – voortgedreven door een fundamenteel conflict: we verlangen ernaar om normaal en zijn, en om ons tegelijkertijd te onderscheiden.

De mode stelt ons in staat om die tegenstrijdige krachten met elkaar te verzoenen. Door middel van imitatie vinden we aansluiting bij een groep, met dezelfde gedragingen of uitingen. Zo zijn wandelschoenen en een lichtgewicht windjack vaak een teken dat iemand behoort tot de ‘natuurliefhebbers’, en functioneren een kaki broek en bodywarmer zogezegd als een entreebewijs voor de ‘rijkemannenclub’. Maar ook subtielere uitingsvormen zorgen bij peergroups voor herkenning, van begroetingen en taalgebruik tot eten en uitgaansleven.

Imitatie is bij Simmel anders dan bij Kant geen voorbeeld van slaafs gedrag. Ja, we schikken ons naar de normen van de groep, maar tegelijkertijd bevrijden we onszelf van de last om de volledige verantwoordelijkheid voor onze smaak en keuzes te dragen: we staan niet langer alleen.

Elke trend is gedoemd ten onder te gaan aan eigen succes

Tegelijkertijd, stelt Simmel, biedt mode net zo goed ruimte voor ons verlangen om ons te differentiëren. We kunnen in de mode uit oneindig veel mogelijkheden kiezen en daarom is er ruimte genoeg voor zelfexpressie. Bovendien onderscheid je je door je te voegen bij de ene groep ook weer van andere groepen. Zo is de persoon met witte sneakers, een MacBook en een racefiets óók uniek: te midden van een groep punkers dan, niet als hij zich begeeft in een koffiebar in de Randstad.

Door die spanning tussen conformisme en individualiteit draagt de mode altijd ‘zijn eigen dood in zich’, stelt Simmel even poëtisch als precies. Het doel van een modetrend is namelijk altijd om bepalend te zijn voor alle individuen in een groep, maar zodra dit doel is bereikt, verdwijnt de onderscheidende functie ervan. Het werkt nog wel conformerend, maar niet meer individualiserend. Daarom is elke trend gedoemd om ten onder te gaan aan zijn eigen succes – en ontstaat er telkens weer een nieuwe.

Overmaat

Mensen willen normaal én bijzonder zijn, stelt Simmel dus vast, en in mode zijn we beide tegelijkertijd. Elke keer dat we ons aankleden vinden we een nieuw compromis tussen deze twee tegenstrijdige verlangens.

Toch is het inzicht van Simmel er niet een om simpel in te berusten. Niet elke vorm van conformisme hoeft onschuldig te zijn. Zijn tijdgenoot Thorstein Veblen, ook socioloog, introduceerde bijvoorbeeld de term ‘overmatige consumptie’, waarmee hij doelde op de spilzucht van de hogere klasse, die puur en alleen consumeert om haar sociale status te verhogen. Zo kan er wel degelijk een goede reden zijn om je eraan te storen dat een welgestelde klasse allemaal dezelfde dure kleding draagt.

Daarnaast wijst Simmel erop dat het niet enkel een persoonlijke keuze is of je je door mode conformeert of juist als individu uitdrukt. Voor sommige groepen is de noodzaak om normaal te zijn veel groter dan voor andere. Dit verklaart waarom pubers er zo vaak hetzelfde uitzien. Maar ook waarom armoede onder kinderen vaak met succes wordt verbloemd door kleding.

Het zijn de kwetsbaarsten die bij aanpassing het meest te winnen hebben. In een aangrijpende aflevering van de televisieserie Atlanta (2016) haalt hoofdpersonage Earn zich een dag op zijn middelbare school voor de geest. Ze hebben het thuis niet breed, en hij is dan ook dolblij met het T-shirt van het mooie merk dat hij van zijn moeder heeft gekregen. Totdat hij ontdekt dat zijn klasgenoot een bijna identiek exemplaar draagt: een van beide moet fake zijn. Er ontstaat een strijd tussen de twee zwarte jongens, uit angst er niet meer bij te horen. Het verhaal is, zoals vele afleveringen van de serie, een parabel over zwart zijn in Amerika: je past je aan of je moet eraan geloven. Met de jongen die de strijd verliest loopt het slecht af.

De paradox van het normaal willen zijn en je willen onderscheiden mag dan de motor zijn van onze oneindige mode-industrie, er staat soms meer op het spel dan het imago van een wijde broek.