‘Weer ging er een jaar voorbij, en daarin was ik precies een jaar ouder geworden,’ staat ergens bij Kierkegaard.
Het is een van de zinnen die me er altijd doorheen slepen. Ook als het niet goed lukt om zelf de tijd te laten verlopen, zal die toch gewoon voorbijgaan. Een droge observatie zonder verder oordeel. De klok tikt voort, en verdomd, daar is weer precíés een jaar voorbij, los van wat er verder gebeurd mag zijn. Het is gekmakend en geruststellend tegelijk. De kloktijd als een pharmakon: gif en medicijn ineen. Maar vooral medicijn.
Even tussendoor… Meer columns lezen van Miriam Rasch? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
‘En, hoe gaat het met de rouw?’ vroeg een vriendin, maar ik kan weinig met dat woord. Er gaat een maand, een seizoen voorbij, en verdomd, je bent een maand of een seizoen ouder. Niet dat er niets gebeurd is. In de tussentijd is een heel mensenleven door je handen gegaan en, hoe pijnlijk ook, grotendeels op de stort beland. Het huis staat te koop, de belangstelling is groot.
Rouwarbeid, dat klinkt al realistischer, al was het maar vanwege de stoflongen, verhuisrug en poetsarm. De telefoontjes in de ochtend, de dromen gedurende de nacht en tussendoor de eeuwigdurende administratie. Als iemand het nog waagt te zeggen dat dit een heel waardevol proces moet zijn, ga ik gillen. Ik wil helemaal geen waardevol proces, ik wil ergens op een zolderkamer hermetische gedichten schrijven. Gelukkig gaat de tijd tijdens het opruimen, uitruimen, afwegen en afwikkelen vanzelf voorbij. Herinneren komt later wel.
De nacht heeft twaalf uren, dan komt alweer de dag
In Op zoek naar de verstrooide tijd van Koen Haegens lees ik een citaat van Bertolt Brecht: ‘Het grote blijft niet groot, en klein niet het kleine. De nacht heeft twaalf uren, dan komt alweer de dag.’ Een even droge observatie, maar met een andere uitkomst dan bij Kierkegaard. Precíés een jaar ouder worden, dat gaat bij nader inzien niet. Terwijl de klok tikt, schrijft Brecht, woelen de stenen op de bodem van de Moldau, en drie keizers liggen inmiddels begraven in Praag.
Dan denk ik aan de kaart van de Karelsbrug die ik in 2009 aan mijn moeder stuurde en die ik in een boek terugvond; heb ik die wel bewaard?