Home Matthieu Ricard: ‘Altruïsme zit in ons hart’

Matthieu Ricard: ‘Altruïsme zit in ons hart’

Door Matthieu Ricard op 26 februari 2015

Cover van 03-2015
03-2015 Filosofie magazine Lees het magazine

Boeddhistisch monnik en bioloog Matthieu Ricard schreef een bijna 900 pagina’s tellend boek over altruïsme en compassie. ‘Altruïstische liefde lijkt op blijdschap.’ 

Wat kan ik weten?
‘In Altruïsme. De kracht van compassie verbind ik het onderwijs van mijn spiritueel leermeesters aan wetenschappelijke inzichten uit verschillende disciplines, zoals neurologie, psychologie, filosofie en economie. Maar kennis is niet van alles en nog wat weten, ze is een juiste waarneming van de realiteit. Onwetendheid is een vertekening van die werkelijkheid, een kloof tussen hoe de dingen schijnen en hoe ze zijn.
Een juist begrip van de werkelijkheid is niet zomaar wat; een juiste waarneming is bijvoorbeeld dat fenomenen op deze wereld geen geïsoleerde entiteiten zijn, maar onderling samenhangen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Dit begrip van de realiteit leidt vanzelf tot altruïsme en compassie, de belangeloze zorg voor het welzijn van anderen. Want als je ziet dat alles met alles samenhangt en als je zelf niet wilt lijden, dan ben je ook betrokken bij het lijden en streven naar geluk van de ander. Louter je eigen geluk nastreven en tegelijkertijd onverschillig blijven voor het lijden van anderen is een dwaling en komt voort uit onwetendheid. Iemand die zegt: “Ik ben een autonome entiteit” verdraait de realiteit. Dat geldt ook als je zegt: “Het geluk of lijden van anderen laat me onverschillig”, of: “Ik ben ongelukkig en dat is nu eenmaal zo.” Het leven is rijk en overvloedig. Dat kunnen we leren ervaren, maar veel mensen zijn dat vergeten en streven materiële rijkdom na; de middelen om lijden te verlichten en om gelukkig te worden zijn doel geworden. Dat is een totale illusie.’

Wat moet ik doen?
‘Het is belangrijk de geest te trainen om compassie en altruïsme te cultiveren. Die oefening – meditatie, als u wilt – begint met een reflectie op het lijden van andere levende wezens, met empathie, die het mogelijk maakt om het lijden van de ander te kennen, als een soort barometer, maar ook niet meer dan dat. Want dat meeresoneren met het lijden van een ander kan tot uitputting leiden, tot een burn-out, en het kan zelfs verhinderen dat je de ander werkelijk helpt. Uit psychologisch en neurowetenschappelijk onderzoek blijkt dat empathie correleert met negatieve gevoelens, zoals pijn, angst en ontmoediging.

Empathie is wel noodzakelijk, maar in altruïsme kun je die op een hoger plan verheffen. Je laat je dan meer leiden door liefde en je neemt zelfs wat meer afstand. Door die liefde kunnen we de ander met meer zorgzaamheid, welwillendheid en compassie bezien, ons meer bekommeren om zijn leed en zijn welzijn. Datzelfde onderzoek toonde dat altruïstische liefde en compassie eerder lijken op blijdschap; die versterkt de ziel en de wens om te handelen. Want altruïsme zonder daden is steriel, ook al bestaan de altruïstische liefde en de compassie allereerst als een intentie, een motivatie. Maar de normale loop der dingen is dat we eerst de intentie hebben om de ander te helpen en dan die intentie willen omzetten in een daad – tenzij de omstandigheden ons hinderen.’

Wat mag ik hopen?
‘We kampen met mondiale bedreigingen, zoals het klimaatprobleem, dat onze aarde dreigt te vernietigen. We zitten met ons allen in hetzelfde schuitje; iedereen zal daarmee te maken krijgen. Dat besef zette me ertoe aan om dit boek te schrijven. Vijf jaar lang heb ik mij in het onderwerp altruïsme verdiept – zonder altruïsme is het onmogelijk om deze problemen het hoofd te bieden. In de Verenigde Staten woedt een epidemie van narcisme, een overwaardering van jezelf in verhouding tot de waardering van anderen.

Dit hyperindividualisme wordt gezien als een deugd, onder meer in de invloedrijke filosofie van Ayn Rand. Maar ik zie ook een tegenbeweging, een pleidooi voor l’économie du care, een altruïstische economie die steeds meer aanhang krijgt, onder anderen verwoord door Thomas Piketty en Amartya Sen. Een economie van wederkerigheid en zorgzaamheid, waarin het goede potentieel van mensen wordt gestimuleerd, in tegenstelling tot een cultuur die het egoïsme bevordert.’

Wat is de mens?
‘De visie op de menselijke aard is vertekend, maar gelukkig is die de afgelopen dertig jaar door onderzoekers gecorrigeerd. Zij hebben laten zien dat de hypothese van universeel egoïsme niet juist is en hebben met nauwgezette wetenschappelijke methoden bewezen dat echt altruïsme bestaat. Sigmund Freud meende dat de mens een zelfzuchtig wezen is; net als de ontwikkelingspsycholoog Jean Piaget beweerde hij dat het kind egoïstisch is. Dat is niet waar.

De meeste jonge kinderen rond vijf jaar blijken volgens empirisch onderzoek onvoorwaardelijk altruïstisch. Altruïsme is dus geen utopie: we zien dan ook veel mensen die handelen vanuit altruïsme. Samenwerking heeft de mensheid ook meer gebracht dan competitie. Dat de mens beter functioneert in een competitieve omgeving is een fictie, een illusie en een vertekening van de werkelijkheid. Altruïsme zit in het hart van de mens, en we moeten het cultiveren.’