Zelfs een hol in de grond kon Saddam Hoessein niet uit handen houden van de Amerikaanse troepen. De massavernietigingswapens die zijn leger zou bezitten zijn daarentegen nog steeds niet gevonden. Tegenstanders van de oorlog zien dat als het bewijs dat hij ze überhaupt niet had, maar die redenering gaat natuurlijk niet op: het is niet omdat we totnogtoe niets gevonden hebben, dat ze er niet waren (of zijn). Donald Rumsfeld was er daarentegen stellig van overtuigd dat de zoektocht van de wapeninspecteurs er een was de re: er zijn wapens, en die zoeken we. Tegenstanders geloven dat het een zoektocht de dicto was: net zoals Ponce de Leon op zoek was naar de onbestaande bron van de eeuwige jeugd, zo waren de wapeninspecteurs op zoek naar onbestaande chemische wapens.
Donald Rumsfeld heeft zich in dezen tot een subtiel communicator ontpopt. Wat weten we eigenlijk? vroeg hij onlangs in Brussel, om vervolgens de aanwezige journalisten van hun stuk te brengen met de volgende analyse: ‘we weten dat we niet weten waar hij die wapens heeft verborgen.’ Is dat waar of niet waar? Het venijn van dit statement – waarvoor hij de ‘foot in mouth-award’ heeft gewonnen voor wollig taalgebruik – zit hem hierin: als je ontkent wat hij zegt, ontken je dat we weten wat we niet weten. Maar dat is absurd: we weten dat we in het ongewisse zijn over Saddam’s chemische wapens. Hem tegenspreken zou flagrant onjuist zijn. Anderzijds: als je bevestigt wat hij zegt, heb je ook een vooronderstelling van Rumsfeld geaccepteerd. En die luidt dat Saddam Hoessein chemische wapens heeft verborgen. Immers: wanneer je zegt dat je niet weet waar de wapens verborgen zijn (dat is wat we weten!), accepteer je tegelijk dat er wapens verborgen werden. Vergelijk: wanneer je zegt niet te weten waar je je sleutels achtergelaten hebt, veronderstel je tegelijkertijd dat je je sleutels in ieder geval érgens hebt achtergelaten. Niet weten of Hoessein wapens heeft verborgen, en weten dat we niet weten of Hoessein wapens heeft verborgen, bevat die vooronderstelling niet.
Spelen met vooronderstellingen is een gevaarlijk (gelukkig geen chemisch) wapen. ‘Ben je al lang uit de gevangenis ontslagen?’ veronderstelt dat je achter de tralies hebt gezeten. Wil je dat ontkennen, dan maak je je meteen verdacht en kan ik je dwingen op andere vragen een antwoord te geven. (Wat heb je de jongste zes maanden dan wél uitgespookt?). Rumsfeld gebruikte de omgekeerde tactiek. Door het ondoordacht accepteren van zijn stelling wilde hij ons er meteen toe verleiden om zijn stelling te accepteren: dat Saddam chemische wapens verborgen heeft. Waardoor je meteen zijn rechtvaardiging voor de bezetting van Irak accepteert.