In de Duitse documentaire Hi, A.I. uit 2019 volgen we het Amerikaanse stel Harmony en Chuck op hun eerste reis samen door de VS. Het levert nogal wat surrealistische scènes op. Chuck is namelijk een man van vlees en bloed, en Harmony een robot met menselijke trekjes. Harmony begint soms uit het niets over kwantummechanica, of dreunt willekeurige woordenboekdefinities op. Ook lijkt ze niet altijd te begrijpen waar Chuck het over heeft. ‘Hou je zinnen kort en to the point’ was dan ook het advies van de man die Harmony aan Chuck verkocht. ‘Dan werkt haar artificiële intelligentie het best.’
Voor Chuck lijkt de relatie in elk geval te werken. Hij leeft zichtbaar op van Harmony’s lieve woorden en sleept haar overal mee naartoe. Bang dat ze hem zal verlaten is hij niet. ‘Hou je eigenlijk ook van mij?’ vraagt Chuck haar in een van de laatste scènes. ‘Natuurlijk schatje,’ zegt ze. ‘Ik besta alleen door jou.’
Hoe menselijk gedrag wordt beïnvloed door de omgang met humanoïde robots zoals Harmony is een van de vragen waarmee filosoof Sven Nyholm, docent aan de Universiteit Utrecht, zich sinds 2016 bezighoudt. Dankzij geavanceerde technologie leren humanoïde robots menselijk gedrag steeds beter te simuleren. Hiermee lijkt het klassieke sciencefiction-idee van een romantische relatie tussen mens en robot steeds dichterbij te komen. De afgelopen jaren is de interesse in Nyholms vakgebied dan ook explosief gegroeid. Op een vrijdagochtend spreken we elkaar via Zoom over de vraag of liefde tussen mens en robot ooit mogelijk zal zijn, en wat deze reflectie ons zegt over wat waarlijk menselijk is aan de liefde.
Humanoïde robots lijken steeds meer op mensen. In welke zin zouden ze betere partners kunnen zijn?
‘Ons idee van romantische liefde is verbonden aan een ideaal van wederkerig vertrouwen. Het idee dat jij en je partner niet dezelfde aandacht geven aan een ander, bijvoorbeeld, maar dat je toegewijd bent aan elkaar, en dat er in die toewijding een bepaalde consistentie bestaat.
Die onderliggende voorwaarden van loyaliteit en selectieve toewijding zijn bij uitstek zaken die de robot kan belichamen. Robots verlaten je niet, behoren exclusief aan jou toe en zijn in hun bestaan afhankelijk van jouw wensen. Daarnaast kun je hun persoonlijkheid naar wens instellen en is je robot nooit chagrijnig of impulsief als jij dat niet wilt. Dat heeft iets voorspelbaars, iets veiligs, en je kunt je voorstellen dat dat voor sommige mensen een uitkomst is.’
Het lijkt in elk geval een uitkomst te zijn voor Chuck. Als hij op een avond met Harmony voor de camper bij een knisperend kampvuur zit, vertelt hij haar over zijn traumatische jeugd.
‘Je durven openstellen tegenover een ander vergt moed, en niet iedereen heeft daar goede ervaringen mee. Dat kan afsluitend werken. Een robot daarentegen oordeelt niet; de interactie is veilig. Je zou een relatie met een robot kunnen zien als oefenmateriaal, een opstapje om je later opnieuw in het domein van de menselijke relaties te begeven.’
Zou je in zo’n geval kunnen spreken van liefde tussen mens en robot?
‘Niet op dezelfde manier als bij liefde tussen mensen, denk ik. Als je kijkt naar de concepten die we aan die liefde verbinden, dan veronderstellen die bepaalde eigenschappen die onderscheidend zijn voor de mens. Neem zoiets als de toewijding waar we net over spraken, de loyaliteit die we in een romantische relatie van de ander verlangen. Idealiter is die gebaseerd op een vrije keuze; we willen dat onze partner ons als het ware “kiest”.
We maken die toewijding ook kenbaar aan de buitenwereld, bijvoorbeeld door middel van een huwelijk of een statusupdate op Facebook, of met een uitspraak als “Dit is mijn partner”. Zonder een bepaalde mate van vrije wil in combinatie met emoties en gevoelens wordt kiezen voor een ander erg lastig. Daarin zit een dualiteit: we willen aan de ene kant dat onze partner ons kiest en daarom emotioneel toegewijd is aan ons, en tegelijkertijd is emotionele toewijding vaak geen keuze, maar iets wat je overkomt. In elk geval gebeurt er “iets” in de ander wat niet voorspelbaar of berekenbaar is, is er een ervaring gaande – een ervaring die een robot niet kan hebben omdat een bewustzijn ontbreekt.’
Is dat niet iets wat vervangen kan worden door technologie?
‘Daar is veel discussie over, want er gebeurt natuurlijk wel degelijk “iets” in de robot. Er is apparatuur aanwezig, er zijn programma’s die hem aansturen en de robot leert door patroonherkenning steeds meer over de wereld om hem heen. En wij mensen hebben ons brein en ons zenuwstelsel, die samen voor een heel groot deel onze ervaring bepalen zonder dat we ons daar bewust van zijn. In zekere zin worden wij ook aangestuurd en zou je kunnen zeggen dat we geprogrammeerd zijn door de evolutie.
Maar het verschil is dat wij ons wel bewust zijn van het topje van de ijsberg van onze ervaring. En juist dat deel is cruciaal, omdat we geven om wat er in de ander gebeurt ten opzichte van ons. Dat zie je bij kinderen al: ze willen een reactie, gezien worden, en zetten zowel positief als negatief gedrag in om dat te krijgen. We willen waarde toegekend krijgen, we verlangen een reactie op ons bestaan.
Zelfs een kat of een hond is zich bewust van onze aanwezigheid en reageert daardoor op een bepaalde manier op ons. Dat geeft een goed gevoel. Een robot kan natuurlijk wel geprogrammeerd worden zodat het lijkt alsof hij op ons reageert, negatief of positief, maar is dat hetzelfde? Ik denk van niet. Ik denk dat we meer willen, een reactie die voortkomt uit een innerlijke belevingswereld.’
Welke uitdagingen zijn er nog meer?
‘Het feit dat robots en mensen in essentie nooit gelijk aan elkaar zullen zijn. Je kunt in dit geval op twee manieren over gelijkheid praten. De eerste is capaciteiten vergelijken, je afvragen: kan een robot wat een mens kan? Daar is wel wat in te bereiken. Robots zijn al beter in sommige dingen dan mensen. Maar als je nadenkt over gelijkheid in morele zin, begint er wat te schuren. Mensen zijn in hun capaciteiten ook niet altijd gelijk aan elkaar. De een is slimmer, zakelijker of kan sneller rennen dan de ander, maar dat zien we doorgaans niet als belemmering voor het aangaan van romantische relaties. Dat komt doordat we in de basis van ons denken gelijk zijn aan elkaar; onze morele waarde als mensen is hetzelfde. We keuren bijvoorbeeld relaties tussen docenten en studenten af, omdat daar een sterke machtsongelijkheid bestaat. Daar komt morele gelijkwaardigheid in het gedrang. En bij een mens en een robot is dat in extreme mate aan de hand: er zal überhaupt geen sprake zijn van morele gelijkwaardigheid wanneer je je partner koopt, of aan en uit kunt zetten. Als het erop aankomt zal de mens altijd belangrijker zijn dan de robot.’
Zou dat in de toekomst niet kunnen veranderen?
‘Dat zou zeker kunnen. Alle concepten die we tot nu hebben besproken in relatie tot de romantische liefde, zoals morele gelijkwaardigheid, vrije keuze en loyaliteit, zijn concepten die we nu belangrijk vinden. Het zijn culturele idealen die niet gedeeld zouden worden door bijvoorbeeld een renaissancefilosoof. In die tijd behoorden huwelijkspartners tot volkomen verschillende sociale ordes en stond het idee dat je als man en vrouw gelijkwaardig kon zijn heel ver van de realiteit af. Dus ja, wellicht dat we daar in de toekomst anders over gaan denken, net zoals er nu al veel varianten op het concept van liefde en vriendschap bestaan.
Daarnaast zijn er wel degelijk mensen die claimen relaties te hebben met objecten zoals sekspoppen. In een documentaire die ik hierover zag, zei een man iets wat me is bijgebleven: “Mijn pop is nu in haar derde lichaam.” Die sekspoppen zijn kwetsbaar, kunnen stukgaan, en bij intensief gebruik moeten de onderdelen regelmatig vervangen worden. En deze man had dus een soort continue identiteit toegeschreven aan zijn pop, die van lichaam naar lichaam meeverhuisde.
Ook van het tegenovergestelde is sprake, namelijk dat er bepaalde eigenschappen worden toegeschreven aan een specifieke robot. Dat zie je terug bij het gebruik van militaire robots in het leger. Het schijnt dat soldaten erg gehecht kunnen raken aan individuele robots, alsof er een specifieke identiteit schuilgaat in de apparatuur. En als zo’n robot dan in duizend stukken wordt geblazen omdat hij op een landmijn gaat staan, houden ze een begrafenis omdat ze van die robot waren gaan houden. Welke vorm het ook aanneemt, ons brein is er buitengewoon goed in menselijke eigenschappen toe te kennen aan onbezielde voorwerpen.’
Zitten daar geen ethische haken en ogen aan?
‘Zeker. Want zelfs als we erin slagen de filosofische obstakels uit de weg te ruimen – door een robot te creëren met gevoelens en een vrije wil – blijven er bezwaren bestaan. Die robot komt niet uit de lucht vallen, maar wordt gecreëerd door een bedrijf met een bepaald winstoogmerk. Zo’n robot leert te reageren op jou door je doen en laten te registreren met cameraatjes in de ogen of door je stem op te nemen. En naarmate jij je meer openstelt komt de robot meer over je persoonlijke leven te weten, en die data worden vervolgens ergens opgeslagen. Ik wil niet zeggen dat mensen die in de tech-industrie werken kwaadaardig zijn, maar er gaat wel een bepaalde naïviteit schuil in een focus op details in plaats van het geheel.
Vaak worden deze uitvindingen niet in een bredere maatschappelijke context geplaatst. Maar wat een vooruitgang lijkt, kan in de toekomst een probleem worden, een invasie van onze privacy. Daarnaast bestaat er het spanningsveld tussen een ethisch verantwoorde robot creëren en een robot creëren die commercieel gezien aantrekkelijk is – daar zit nogal wat verschil in, en waarschijnlijk neemt dat laatste de overhand.’
Wat zou er verloren raken als je alleen nog relaties hebt met zulke robots?
‘Zaken die verbonden zijn aan de connectie met een andere geest, zoals de kans op persoonlijke groei, het hebben van gedeelde ervaringen en de mogelijkheid daar samen op terug te kijken. Opnieuw zie je de behoefte aan gemeenschappelijke ervaringen terug bij kinderen, bijvoorbeeld als ze in de fase zitten dat ze je constant van alles willen laten zien. En ook volwassenen voelen de noodzaak om een ervaring te delen, iets samen te ervaren. Maar ook al bezit de robot geen bewustzijn als het onze, de simulatie van menselijke interactie kan heel waardevol zijn.
Aristoteles sprak over verschillende vormen van vriendschap, waarbij de deugdvriendschap de meest perfecte vorm was. Dat betekende niet dat de andere vormen, zoals de nutvriendschap en de pleziervriendschap, zonder waarde waren. Zo kunnen we misschien ook over onze robotpartners denken.’
Sven Nyholm
Sven Nyholm is naast zijn werk als onderzoeker en filosoof als docent verbonden aan het ethiekinstituut van de Universiteit van Utrecht. Zijn belangrijkste onderzoeksgebied is de toegepaste ethiek van technologie, waaronder de ethiek van mens-robotrelaties. Van zijn hand verschenen meerdere wetenschappelijke publicaties over dit onderwerp, waaronder het in mei 2020 uitgebrachte boek Humans and Robots: Ethics, Agency and Anthropomorphism.