De achterflap van Afmaken. Een filosofisch essay over liegen, leven en dood stelt dat filosoof Roland Breeur in dit boek speelt met de dubbele betekenis van het woord ‘afmaken’: voltooien en vernietigen. Dat maakt nieuwsgierig: is voltooiing ook altijd een vorm van vernietiging? Waarom vinden we het zo prettig als dingen af zijn? En wat doet het met ons dat we steeds weer geconfronteerd worden ‘met een wereld waarin alles onaf blijft, voortduurt, wordt herinnerd, herschreven of opnieuw betekenis krijgt’?
Het zijn prikkelende filosofische vragen, maar ze raken ondergesneeuwd wanneer het boek eenmaal is opengeslagen. Breeur, hoogleraar moderne wijsbegeerte aan de KU Leuven, schreef eerder over Proust, Sartre, domheid en bedrog. In dit boek springt hij van onderwerp naar onderwerp: het gaat over de Armeense genocide, leugenaars, de betekenis van fictie in Don Quichot en hoe een ochtenderectie doet denken aan het penisbotje van de holenbeer. Anders dan de titel suggereert, is dit geen doorlopend essay over één thema, maar een verzameling essays die niet bijzonder veel met elkaar te maken hebben.
Ramen zemen
Dat hoeft niet erg te zijn, ware het niet dat ook de individuele essays onaf aanvoelen, alsof de auteur is blijven steken bij een schets. Breeur introduceert de literaire teksten en denkers die hij aanhaalt niet of nauwelijks, waardoor ze vaak niet tot hun recht komen. Ondertussen lopen verschillende filosofische begrippen van tijd en geschiedenis door elkaar heen. Het essay ‘Skelet’, waarin Breeur het menselijk geraamte een verstekeling noemt die in ons ‘in-de-wereld-zijn’ komt spoken, beschrijft Breeur zelf als ‘onnauwkeurig en enigszins onverschrokken’. Maar dat geldt eigenlijk voor het hele boek: Breeur lijkt belangrijke dingen te willen zeggen, maar vaak blijft onduidelijk wát hij nu precies zegt.
Bij vlagen bevat het boek mooie analyses. Breeur beschrijft bijvoorbeeld in zijn hoofdstukken over de Armeense genocide hoe een genocide in feite nooit ophoudt, zelfs al vond het daadwerkelijke moorden al lang geleden plaats. Het uitwissen van miljoenen mensenlevens is een doorgaand proces waarbij de werkelijkheid keer op keer moet worden ontkend. En zijn essay over de vernietiging van Duitse steden tijdens de Tweede Wereldoorlog bevat prachtige beelden. Zo vertelt hij hoe een Duitse vrouw de ramen zeemde van een huis dat ‘eenzaam en onbeschadigd midden in de puinwoestijn stond’. Verderop harken kinderen een tuin aan. Waarom blijven mensen zulke banale activiteiten ondernemen in het licht van verwoesting? Breeur concludeert aan de hand van de Duitse schrijver W.G. Sebald dat mensen met zulke handelingen de vreselijke realiteit van vernietiging proberen te verdringen: ‘We reageren niet eens op een dergelijke realiteit, maar klampen ons vast aan een gedegradeerde vorm van leven, waarbij we – zoals neurotici – gebaren en gewoonten herhalen die betekenisloos zijn geworden en die zijn bestendigd tot wat we vandaag en decennia later nog met ronkende termen “cultuur” en “geschiedenis” noemen.’
Afgrond
Uit dit citaat – en uit grote delen van de rest van het boek – spreekt een somber mensbeeld: ons bewustzijn, schrijft Breeur in navolging van Blaise Pascal, houdt ons zo voor de gek dat we zorgeloos de afgrond inrennen, onze cultuur is ‘als een perverse, bodemloze natuur die boven de leegte van de geschiedenis woekert’. Misschien is dat passend in een boek dat deels over de verschrikkingen van de twintigste eeuw gaat. Maar daardoor is het des te vervreemdender dat het laatste essay van het boek een enigszins ludieke analyse geeft van skeletten en spookachtige erecties.
We worden geconfronteerd met een wereld waarin alles onaf blijft
Welke toon wil de auteur nu aanslaan? Nog aparter zijn de plotselinge poëtische stukjes waar Breeur zijn essays mee doorspekt. Een beeld ‘is geen woord maar een wonde. Een steek die de tijd verlamt. Voor even toch.’ Herinneringen zijn ‘zonder geheugen’. En gedachten die ons helpen met de dood om te gaan zijn als ‘gieren’: ‘ze wachten op hun prooi’. Wat staat hier precies? Zulke beschrijvingen lijken eerder een vage suggestie van iets betekenisvols dan een treffend filosofisch beeld.
Essays mogen suggestief en meanderend zijn en hoeven geen conclusies te trekken. Maar je wil toch een soort vraag, een probleemstelling, een prikkelende gedachte waardoor je blijft lezen. In de inleiding beschrijft Breeur zijn boek als ‘een boek in afwachting dat… Dat wat? Geen idee’. Het had geholpen als Breeur wel een idee had gehad van wat hij wilde doen.
Afmaken. Een filosofisch essay over liegen, leven en dood
Roland Breeur
Boom
168 blz.
€ 22,90

