Aandacht, rust en het zorgvuldig wikken en wegen van argumenten en omstandigheden waren de belangrijkste voorwaarden om het kairotische ogenblik te creëren. Het betekende in de klassieke oudheid zowel een goede ‘timing’ als het grijpen of benutten van de juiste kans of gelegenheid, die zich dankzij concentratie, alertheid en de bestudering van de specifieke context aan je kon openbaren. Eigenlijk was Kairos een strategie om los te komen van die andere Griekse god van de tijd, Chronos geheten, die de uren telt en onverstoorbaar wegtikt en daarmee orde en structuur in de wereld aanbrengt, maar ons ook het patroon van de eeuwige herhaling van hetzelfde oplegt. Waar Chronos staat voor continuïteit, betekent Kairos juist een tijdelijke onderbreking daarvan. Tijdens dat interval vergeten we als het ware de kloktijd en komen we in een andere tijdervaring terecht, die onverwachte inzichten voor ons in petto heeft. We worden niet langer opgejaagd door Chronos, maar er opent zich een dimensie van tijd die niet alleen weldadiger, want voller en ruimer aanvoelt, maar ons ook nieuwe mogelijkheden voor ogen tovert. Vandaar dat deze god van de tijd zo’n belangrijke rol speelde en in tal van disciplines ‘de juiste maat’ voor het handelen aangaf.
Kairos was in de Griekse mythologie de jongste en meest rebelse kleinzoon van Chronos, die voor verandering, inzicht en ommekeer wist te zorgen en daarom als een jonge, sterke en gespierde god wordt afgebeeld. Opa Chronos wordt als een oude man met een lange baard afgebeeld, en een zandloper in zijn hand, omdat het hier immers gaat om de tijd die gemeten wordt. Die tijd is alleen meetbaar als elke tijdseenheid, elk uur, elke minuut gelijk is aan ieder ander, ongeacht de omstandigheden, de persoonlijke ervaring van tijd of de tijd die al verstreken is. Chronos is de praktische tijd waarmee we de wereld inrichten, afspraken maken en agenda’s bijhouden, maar is ook ‘een homogene en lege tijd’, zoals de Duitse filosoof Paul Tillich in Philosophie und Schicksal (1961) schreef, omdat deze tijd geen recht kan doen aan het veranderlijke karakter van de wereld noch aan onze subjectieve ervaring van tijd. Een uur kan al naar gelang onze stemming, leeftijd of bezigheid voortkruipen of voortrazen, versnellen of vertragen, maar op de klok zal elk uur altijd gelijk elk ander uur zijn. Het is de kunst van Kairos om bij tijd en wijle daarvan weg te komen door de aandacht zo scherp te focussen dat er een opening of interval op de Chronos-tijd ontstaat, waarbinnen een andere ervaring van tijd mogelijk wordt. Waar Chronos staat voor de universele, statische en kwantitatieve tijd, die noodzakelijk is om tijd in een lineair verband te plaatsen, betekent Kairos het subjectieve, dynamische en kwalitatieve moment, dat juist rekenschap geeft van de specifieke en immer veranderende omstandigheden en daarom ook tot verandering van inzicht kan leiden.
Kairos heeft dus niets met het tellen van seconden of minuten te maken, noch met het aaneenrijgen van momenten tot een continue, chronologische lijn, maar eerder overstijgt hij deze en weet hij tijdens het interval verleden, heden en toekomst samen te ballen tot de ‘volheid van een visionair ogenblik’, zoals Martin Heidegger in Zijn en tijd (1928) schreef. Wat zich in het Kairos-moment als ‘gebeurtenis’ openbaart, is niets minder dan de authenticiteit van het Dasein, dat wil zeggen de meest authentieke zijnsgesteldheid van de mens, omdat pas dan zijn ‘in de wereld zijn’ aan de ‘volheid’ van tijd verbonden wordt. Heidegger noemt het ook wel de Anfängliche Zeit, de tijd die nieuwe mogelijkheden voor ons vrijlegt, omdat in het Kairos-moment van ‘de tussentijd’ een breuk of cesuur met de Chronos-tijd plaatsvindt. Heidegger herneemt hier de gedachte van de klassieke Griekse filosofen, voor wie Kairos ‘de beste gelegenheid’ bood om een keerpunt op welk gebied dan ook in gang te zetten. Het ogenblik van Kairos valt te vergelijken met het zogenaamde eurekamoment van Archimedes, die hollend door de straten van Syracuse ‘heureka heureka’ (ik heb gevonden) riep, toen hij de wet van de opwaartse kracht van een lichaam had ontdekt.
Maar ook kan Kairos in verband worden gebracht met het principe van serendipiteit, dat binnen de wetenschap geldt als ‘de gave onverwachts iets goeds te ontdekken’, zoals de socioloog Robert Merton dat in The Travels and Adventures of Serendipity (1958) noemt. Het verwijst naar de verrassende waarneming van een onbekend gegeven, dat de aanleiding vormt voor de ontwikkeling van een nieuwe theorie. Een bekend voorbeeld is Alexander Fleming, die bij toeval penicilline ontdekte toen hij bij het opruimen van zijn laboratorium opmerkte dat een schimmel op een kweekplaat de groei van bacteriën afremde. Toeval en geluk speelden hierbij een belangrijke rol, maar ook zijn intuïtie, alertheid en schranderheid. Fleming was niet naar penicilline op zoek, maar had zijn ogen niet in zijn zak zitten, wist zich open te stellen voor het onverwachte en de kans te grijpen die hem op dat moment geboden werd. Hij moest aan de ene kant tegen heersende theorieën in durven denken, maar aan de andere kant wel goed voorbereid zijn toen het moment hem ‘toeviel’. Iets dergelijks beweerde ook Louis Pasteur: ‘Zich op het “juiste moment” weten te verbazen is de eerste stap van de geest naar de ontdekking.’
Kairos vertegenwoordigde in de klassieke oudheid al die uitzonderlijke momenten waarop het denken een andere wending kon nemen en gold daarom als machtiger en invloedrijker dan Chronos, hoewel beide tijden als de verticale en horizontale as van de tijd ook altijd op elkaar betrokken bleven. Ze vormden de twee gezichten van de tijd, die niet los of onafhankelijk van elkaar beschouwd kunnen worden. Het gaat hier dus niet om een keuze, maar om het bewaken van een evenwicht tussen beide tijden, vandaar ook dat Kairos altijd een weegschaal in zijn hand houdt. Dit dubbele gezicht van de tijd kan naar mijn idee ons denken over tijd, dat nogal eenzijdig op de chronologische kloktijd is gebaseerd, helpen verruimen en verdiepen. De kloktijd is bovendien in toenemende mate een economische tijd geworden, die gebrek aan tijd en versnelling van tijd oplegt, zoals ik in mijn boek Stil de tijd (2009) reeds liet zien; deze heeft ons van een meer subjectieve, creatieve en vooral diepzinniger benadering van tijd vervreemd. Kairos was tot en met de late middeleeuwen zo’n veelomvattend begrip dat het eigenlijk in geen enkele moderne taal nog met één woord is te vatten, meent Phillip Sipiora, die in 2002 de essaybundel Rhetoric and Kairos publiceerde. Maar het belang dat aan deze tijdervaring werd toegekend was zo groot, dat de tijd rijp is hem eens wat nader in ogenschouw te nemen. Ook al omdat hij sinds enkele jaren ineens overal weer opduikt, zowel in filosofische en wetenschappelijke studies als in stripboeken, politieke bewegingen en culturele manifestaties.
Dit is een voorpublicatie uit Kairos. Een nieuwe bevlogenheid, van Joke J. Hermsen, Uitgeverij Arbeiderspers, € 19,95.