Home Jos Kessels: ‘Op zoek naar geluk? Maak muziek!’

Jos Kessels: ‘Op zoek naar geluk? Maak muziek!’

Bestaat er een verband tussen geluk en muziek? Filosoof en muziekliefhebber Jos Kessels meent van wel. Muzikaliteit helpt je omgaan met de ‘dissonanten’ in je leven en je gemoed te temperen. En je hebt er geen instrument bij nodig.

Door Marc van Dijk op 26 september 2019

Jos Kessels: ‘Op zoek naar geluk? Maak muziek!’ Beeld: Maarten Noordijk

Bestaat er een verband tussen geluk en muziek? Filosoof en muziekliefhebber Jos Kessels meent van wel. Muzikaliteit helpt je omgaan met de ‘dissonanten’ in je leven en je gemoed te temperen. En je hebt er geen instrument bij nodig.

Cover van 10-2019
10-2019 Filosofie magazine Lees het magazine

Toen filosoof Jos Kessels (1948) besloot zijn bloeiende filosofische adviesbedrijf af te bouwen, kwam er tijd vrij om een oude droom te realiseren: musicologie studeren. Hij was opgegroeid met muziek, zijn vader was dirigent in de plaatselijke kerk, zelf speelt hij al sinds zijn kindertijd piano. Maar die droomstudie hield hij toch maar een jaartje vol.

Waarom? Op een zonnige dag vertelt hij erover op een terras met zicht op zee. De denker die zijn leven lang filosofie toepaste in ontelbare gesprekken met managers, beleidsmakers en bankdirecteuren heeft nu meer tijd om ook eens de verte in te staren.

‘Ik vond die studie best leuk hoor’, zegt hij. ‘Maar ik had steeds het gevoel: datgene waar het eigenlijk over moet gaan, wordt niet besproken. Het ging over harmonieleer, muziekgeschiedenis, de technieken en de opvattingen van grote componisten. Dat is allemaal wel interessant, maar het is allemaal buitenkant. Nooit ging het over de ervaring, over wat muziek nou eigenlijk met ons doet, en wat muziek voor ons betekent. Het is alsof je met iemand zit te praten en dan doet alsof je enkel met de begrippen te maken hebt die je gesprekspartner uitstoot. Dat is toch een rare houding? Je kijkt iemand in de ogen, je ziet zijn gezicht, je hoort intonatie. Je verhoudt je tot een persoon. Dat doe je volgens mij ook als je muziek maakt of beluistert. Het zijn niet de wetenswaardigheden over componisten die ervoor zorgen dat ik geraakt word, het is de ervaring die de muziek teweegbrengt. Zoals ik jou kan raken en jij mij. Maar voor die dimensie is in de wetenschap geen plaats. Toen dacht ik: dan moet ik het zelf maar gaan uitzoeken.’

Jos Kessels is een socratisch denker in hart en nieren. Bij een socratisch gesprek is de eigen ervaring van de gesprekspartners het startpunt van de dialoog; statistieken, wetenschappelijke kennis en boekenwijsheid mogen voor de duur van het gesprek geen bron zijn. Het welgetemperde gemoed, Kessels’ dit jaar verschenen boek over muziek, opent met een ervaring van ‘gefragmenteerd zijn’ en ‘weer één geheel worden’. Tijdens de uitvaart van een tante herkende Kessels zijn eigen Brabantse geboortedorp niet terug – boerderijen waren verbouwd tot villa’s, er was geen mestvaalt meer te bekennen. Hij voelde zich vervreemd, alsof hij geen verbinding meer had met zijn eigen geschiedenis.

Totdat hij in de kerk het In Paradisum hoorde, woorden en klanken die hem nog steeds hoopvol en troostend voorkwamen. Daarna speelde een kleinzoon, destijds conservato­riumstudent, de prelude in bes klein uit Bachs Wohltemperierte Klavier. En toen gebeurde er pas echt iets wonderlijks. ‘Ik merkte dat tijdens de muziek mijn gevoel van versnippering geheel en al verdween’, schrijft Kessels. ‘Het sloeg zelfs om in zijn tegendeel: ik werd er één en al luisterend oor van, geconcentreerd op de klanken, een ondeelbaar geheel met nergens anders aandacht voor dan de muziek. En ik voelde me weer exact dezelfde als degene die, meer dan vijftig jaar geleden, dit stuk voor het eerst instudeerde, dezelfde die ik altijd geweest ben en altijd zal blijven.’

Hoe is dit te verklaren, wat gebeurt er als we naar muziek luisteren?
‘Daar wordt heel verschillend over gedacht. Je hebt grofweg twee groepen: objectivisten en subjectivisten, al naargelang iemand zijn eigen ervaring van muziek wantrouwt of vertrouwt.

De objectivisten zeggen: je hoort “tönend bewegte ­Formen” (Hanslick); klinkend bewogen vormen, dat is alles. Muziek is niet in staat om wat dan ook uit te drukken, ze betekent niets – zoals ook Igor Stravinsky zei. Dit is het standpunt van de meeste wetenschappers en musicologen, en ook van veel filosofen, zoals Kivy.

De subjectivisten zeggen: muziek is een taal van emoties, ze drukt onze innerlijke roerselen uit, ze vertelt verhalen over ons zielenleven.

En er is nog een derde groep, die nog een stap verder gaat, zoals Arthur Schopenhauer, die schrijft: “De componist openbaart het diepste wezen van de wereld en spreekt de diepste wijsheid uit, in een taal die de rede niet kan verstaan.”’

Hoe zou muziek meer kunnen zijn dan ‘klinkend bewogen vormen’?
‘Dat kan alleen als je meer soorten betekenis erkent dan enkel talige, conceptuele, beschrijvende betekenis. Dat is een kwestie uit de semiotiek. Muziek heeft geen verwijzing, maar wel gedachte-inhoud, die bestaat uit mythen, fantasiebeelden, net als beeldende kunst, dans, poëzie. Het is een soort wiskunde van het gevoel. Als je alleen de talige betekenis erkent, sluit je gevoel, zintuigen en verbeelding uit.

Waar Kessels zelf staat, is duidelijk, Schopenhauers uitspraak over muziek ‘die spreekt in een taal die de rede niet kan verstaan’ is het motto van zijn laatste boek. Volgens sommige geleerden is Bachs Wohltemperierte Klavier niet zomaar een serie muziekstukken, maar een eenheid waarin de componist een soort programma geeft om je eigen gemoed mee te herscheppen. ‘Het is een microkosmos van de menselijke ervaring’, schrijft Bach-autoriteit Cecil Gray, ‘alle menselijke emoties komen erin voor. Je kunt er een bepaalde geestelijke ontwikkeling in waarnemen die overeenkomt met die van het leven of de natuur zelf, van jeugd naar ouderdom, van ochtend naar avond, van lente naar herfst.’ Kessels: ‘Ik dacht: als dat zo is, dan moet ik dat zelf ook duidelijk kunnen maken aan de hand van mijn eigen ontwikkeling.’

Hoort u niet iets in Bach wat er helemaal niet in zit?
‘Ik ben niet over één nacht ijs gegaan – kunst heeft met precisie te maken. Ik heb elk stuk wel een keer of dertig, veertig beluisterd en soms zelf opnieuw ingestudeerd. Ik heb de stukken op een feitelijk niveau beschreven. Daarna heb ik genoteerd wat dat aan beelden, gevoelens, associaties bij mij opriep. En vervolgens heb ik bij elke prelude en fuga, majeur en mineur, de bepalende momenten uit mijn leven gezocht, bij 24 stukken in alle twaalf toonaarden. De muziek van Bach openbaarde op deze manier mijn eigen ontwikkeling aan mezelf. Je zou zeggen dat als iemand moet weten wat er in mijn leven allemaal gebeurd is, ik dat ben. Maar ik werd er al schrijvende zelf benieuwd naar, telkens vroeg ik me af: waar gaat het volgende stuk naar verwijzen? Wat zal het oproepen?’

Tekst loopt door onder de afbeelding

Beeld: Maarten Noordijk

Maar dat zal toch voor iedereen anders zijn?
‘Ongetwijfeld. En toch is het meer dan “enkel projectie”. Ik treed nu af en toe met pianist Marcel Worms op, hij speelt dan de stukken en ik vertel iets over de manier waarop ik daarnaar luister. We krijgen veel reacties van mensen die zich hier helemaal in herkennen. Als je een van die stukken met een groep beluistert, zal je versteld staan van de overeenkomsten in ervaring.’

Muziek kan ons volgens Kessels op een ongehoorde wijze raken, bevrijden, opnieuw naar onszelf doen kijken. ‘Muziek kan je eigen onvermogens niet wegnemen, maar je kunt aan de hand van muziek wel leren jezelf met die onvermogens te verzoenen.’

Hoe dan?
‘Schopenhauer zegt dat ons bewustzijn wordt bepaald door de wil: je hebt voortdurend wensen, behoeften, je wilt de dingen zoveel mogelijk naar je hand zetten. Wij worden geregeerd door een onophoudelijk streven naar bevrediging van behoeften en het vermijden van pijn en ongemak. Maar soms, bijvoorbeeld als je naar muziek luistert of naar kunst kijkt, poëzie leest of een goed boek, ontsnap je aan de tirannie van de wil. Dan ontstaat er een vrije ruimte, een vorm van belangeloosheid, alle begeerte wordt tijdelijk opgeschort, alle doelen en behoeften voor heel even uitgeschakeld. Alsof je van een afstand naar de wereld en jezelf kijkt, verheven boven het gewoel.’

Je ontstijgt even aan jezelf?
‘Precies. Vanuit die vrije ruimte bezien bestaat het gewoel uit vormen, bewegingen. Dat beleef je van alle kunsten het sterkst in muziek. De melodie geeft het streven van de wil weer, de harmonie de talloze gevoelsschakeringen waarmee dat gebeurt. Niet iemands particuliere stemming, maar een algemeen en abstract beeld. Het is de essentie van een verhaal, zonder de details ervan. Het is een ideaalbeeld, een idee. Muziek is een weergave van ideeën, van abstracte verhoudingen tussen snel en langzaam, hoog en laag, hard en zacht, enzovoorts.

Als zo’n idee mij raakt, verbind ik me eraan. Ik word zelf de melodie, de harmonie, de dynamiek, een afwisseling van consonanten en dissonanten. Ik ben in mijn eentje een dansgezelschap dat allerlei bewegingen uitvoert.’

Klinkt heerlijk.
‘Toch kan het in eerste instantie ook onprettig zijn. Het is niet altijd makkelijk om jezelf onder ogen te zien. Maar het is een vorm van herkenning, herinnering, thuiskomen – in de socratische methode is het “de anamnese”. Een ontregelende ervaring, die een bres slaat in je gewoonlijke denken.

De dichter Rutger Kopland heeft erover geschreven in Het mechaniek van de ontroering: “Vanaf de tijd dat ik voor het eerst in aanraking kwam met gedichten heb ik zelf gedichten willen schrijven. Aanraking is in dit verband trouwens een veel te oppervlakkige term. De eerste kussen die ik ontving van een meisje, ze waren natuurlijk aanrakingen, maar ze drongen door tot in verre uithoeken van lichaam en ziel. Er lag iets klaar waarvan ik niet wist dat het klaar lag, er was een verlangen dat ik leerde kennen door de vervulling. Zo werd ik door poëzie aangeraakt. Alsof er een gordijn werd opengeschoven, waarvan ik niet wist dat het open kon, en er een uitzicht verscheen op een wereld die ik herkende zonder hem ooit te hebben gezien. Alsof ik ineens ervoer hoe de wereld is.”

Dát is wat muziek als geen andere kunst kan doen. Het feit dat dit in de wetenschap geen enkele rol speelt, verandert natuurlijk niets aan de werkelijkheid. In onze leefwereld speelt het wél een rol, nog steeds, even heftig als altijd.’

Kan muziek troosten?
‘Mij wel. Aan het eind van de “reis” van het Wohltemperierte Klavier schetst Bach een even modern als tijdloos geestelijk ideaal: het vermogen om het schurende en het lieflijke, de pijn en de gratie, de grote tegenstellingen van het gemoed, te verbinden in een overstijgende synthese. Het is alsof Bach in deze twee stukken de geestelijke wendbaarheid laat zien die nodig is om een onverstoorbare gemoedsrust te kunnen handhaven op de moeilijkste momenten van je leven. Daar heb je een vorm van muzikaliteit voor nodig, het vermogen om onverwachte dissonanten aan te kunnen. Om vermeerderingen en verminderingen en zelfs de structuurloosheid van chromatische passages uit te houden, om er “muziek” in te blijven horen. In de filosofie heet dat meesterschap, deugd, aretè in het Grieks, het vermogen op je gemak te zijn met je ongemak.’

Je moet leren om te leven met dissonanten?
‘Het appel dat Bach doet in zijn muziek is om ín de verstoringen, de disharmonieën en dissonanten de balans te bewaren. Of beter nog: ook in die passages de harmonie en gemoedsrust te blijven zien. Dat is de grote uitdaging van wat ik vertaald heb als het ideaal van het “welgetemperde gemoed”, de ontwikkeling van eenzelfde geestelijke wendbaarheid als Bachs muzikale wendbaarheid. Ik hoor in deze stukken een verhaal over meesterschap, een geestelijk ideaal, een waarlijke verheffing van de geest.’

Bent u zelf altijd in staat om die ­wel­getemperde houding op te brengen?
‘Welnee. Maar ik weet inmiddels wel dat het mij helpt om op momenten dat me dit niet lukt, naar Bach te luisteren. Als ik deze stukken hoor, ervaar ik op een woordloos niveau hoe het óók kan. Bach brengt me bij de les, hij roept me op om mijn eigen gemoed te temperen. De componist openbaart het diepste wezen van de wereld en spreekt de diepste wijsheid uit, in een taal die de rede niet kan verstaan. Maar ik wel.’

Het vermogen om harmonie te brengen, of ‘muziek’ te blijven ervaren te midden van de dissonanten in je omgeving en in jezelf, is volgens Jos Kessels ook het ideaal waar Socrates en zijn leerling Plato naar streefden. ‘Aan het begin van de Phaedo, Plato’s dialoog over wat vergankelijk is en wat niet, bevindt Socrates zich in de gevangenis. Hij is in afwachting van de dodelijke gifbeker. Een vriend die hem bezoekt, Crito, treft hem aan terwijl hij muziek aan het maken is – op welke manier precies blijft misschien wel bewust onduidelijk. Socrates legt hem uit dat hij zijn hele leven een terugkerende droom gehad heeft met een opdracht: “Socrates, maak muziek en oefen je erin!”

Socrates vertelt dan dat hij tot op dat moment dacht dat hij al zijn hele leven aan die opdracht gehoor had gegeven. Want filosofie is de hoogste vorm van muziek. Maar nu de Atheners hem veroordeeld hebben, vermoedt hij dat hij toch niet “muzikaal” genoeg is geweest in zijn manier van optreden. “Muzikaal zijn” betekent hier: harmonie zoeken, tegenstellingen met elkaar verzoenen. Het is wat wij zelf nog steeds in onze taal herkennen, als we zeggen dat ergens “muziek in zit”, in een idee, een ontmoeting of gesprek. Of denk aan gezegdes als c’est le ton qui fait la musique. Misschien moeten we dat vaker als een opdracht zien.’

Hebt u zelf altijd aan die opdracht gehoor gegeven, als hedendaagse socraat?
‘Ik hoop het. Ik had weliswaar niet deze terugkerende droom, maar ik kan me wel herinneren dat ik er als kind al door geïntrigeerd werd. Op zaterdag was het bij ons thuis altijd een enorme drukte. We waren met z’n allen thuis en er liepen allerlei mensen in en uit: personeel van mijn vader, die kleermaker was, leden van de kerkenraad, het koor, de voetbalclub.

’s Middags kwam dan meneer de kapelaan. Die had een soort magische werking. Hij stelde één thema aan de orde, en hij liet iedereen daarover meepraten – ook ons als kinderen, terwijl dat volstrekt onge­bruikelijk was. En dan ontstond er in die veelheid van stemmen een gesprek waarin steeds slechts één persoon tegelijk aan het woord was. Dat kon hij – van die kakofonie een soort muziek maken. Dat heeft bij mij een kiem gelegd.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.