Home Is de wereld aan het vernegeren?

Is de wereld aan het vernegeren?

Door Stephan Sanders op 01 maart 2016

Cover van 03-2016
03-2016 Filosofie magazine Lees het magazine

Achille Mbembe schreef een ‘kritiek van de negerrede’. Zijn boek kon Stephan Sanders niet overtuigen: ‘Mbembes generalisaties doen de geschiedenis van de zwarte ontmenselijking vervagen.’

Eerst de titel; die roept meteen reminiscenties op aan Immanuel Kant en zijn drie fameuze Kritieken. Mbembe zet daarmee niet bepaald bescheiden in. Denk aan het ambitieniveau (en de soms even duistere schrijfstijl) van Peter Sloterdijk, die zijn Kritiek van de cynische rede in 1983 publiceerde. Filosofen zijn gewend aan de formule ‘kritiek van…’ en weten dan dat een commentaar volgt op een bepaald fenomeen of begrip, en geen definitieve afrekening daarmee.
Maar in de (oorspronkelijke) Franse titel van het boek schuilt nog een dubbelzinnigheid: Critique de la raison nègre. Het is het ‘nègre’ dat meteen steekt. Is het polemisch bedoeld, pejoratief, weet de auteur niet dat het N-woord niet meer gebruikt hoort te worden, zeker niet in postkoloniale kring? Onwaarschijnlijk. Mbembe, die geboren werd in Kameroen, studeerde aan de Sorbonne in Parijs, en is aan tal van Amerikaanse Ivy League-universiteiten verbonden. Hij belichaamt zo’n beetje de koning-filosoof van het hedendaagse postkoloniale denken.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Nu moet ik iets vertellen over een typisch Frans koloniale eigenaardigheid: de term ‘nègre’ werd in dat discours gereserveerd voor de Afrikanen in Afrika, terwijl de ‘noir’ gold als de zwarte uit het Caraïbische gebied. ‘Nègre’ was in koloniale ogen de aanduiding voor de meest primitieve menssoort, en die was – anders dan de zwarte Caraïbische bevolking – niet of nauwelijks bekend met de westerse cultuur. Een typische ‘noir’ was dus de Frans-Caraïbische schrijver Aimé Césaire, groot inspiratiebron voor Mbembe, die al in de jaren dertig van de vorige eeuw het provocerende begrip ‘négritude’ muntte. Césaire koos voor de Afrikaanse ‘nègre’-naam als strijdleus, om de eenheid van alle zwarte mensen, aan beide kanten van de oceaan, te onderstrepen.
Mbembes kritiek is in die zin, vanwege de titel, ook meteen een ‘Afrikaanse’ kritiek: zijn ‘nègre’ wil een hommage zijn aan Césaire en ook aan de psychoanalyticus
en schrijver Frantz Fanon (1925-1961): beiden afkomstig uit de Caraïbische wereld, ‘noirs’ zogezegd, maar beiden ook gefascineerd door hun Afrikaanse ‘nègre’-komaf.
Tegelijkertijd lijkt het onvermijdelijk dat Mbembe de ‘nègre’-term gebruikt om een shockeffect op te roepen. Want Afrikaans-zwarte man schrijft zelf over Neger. Aan de Yale-universiteit, waar Mbembe lang doceerde, zijn ze er vast nog steeds niet over uitgepraat. De Nederlandse titel Kritiek van de zwarte rede mist precies dit pesterige venijn. Het had moeten zijn: ‘Kritiek van de neger(achtige) rede.’
‘Nègre’ dus als geuzennaam, maar ook: de Neger, die Mbembe consequent met een hoofdletter schrijft, als de figuur die onlosmakelijk met het begrip ‘ras’ is verbonden, want die twee ‘zijn in de voorstellingswereld van de Europese samenleving altijd een en hetzelfde geweest.’ Vergeet de Aziaten, die de Europeanen eigenlijk eerder en beter ‘kenden’, vergeet de ‘Arabieren’. Mbembe wil dat ras één grondtoon kent, en dat is de Neger – daarmee is het raciale narratief begonnen.

Ding-mensen

‘Wat is een neger, en welke kleur heeft hij?’ vroeg de Franse schrijver en beroepsquerulant Jean Genet zich af in 1958, en Mbembe gebruikt ook in zijn kritiek de ‘Neger’ als een verzamelterm: ‘Voor het eerst in de geschiedenis van de mens verwijst de naam “Neger” niet meer louter naar het lot van mensen van Afrikaanse origine in het vroeg kapitalisme’, schrijft hij, maar naar al die ‘menselijke wezens […] die in deze neoliberale tijd […] vervangbaar zijn’.
Het gaat dus om de ‘ding-mensen’, de wegwerpmensen, die onophoudelijk worden geproduceerd ‘doordat het kapitaal zijn uiterste verdwijnpunt heeft bereikt […]. Het dicteert niet langer uitsluitend zijn eigen tijdsdynamiek […] en probeert zichzelf te vermenigvuldigen in een oneindige reeks structureel niet te delgen schulden.’ Wij zien hier Frans elan, maar ook echt Frans blufproza.
Het kapitaal ‘dat het uiterste verdwijnpunt bereikt’ en ‘de eigen tijdsdynamiek’ niet kan dicteren, lukt het dus kennelijk wel zich tussentijds nog even te ‘vermenigvuldigen’. Mbembes stijl is stellig, speculatief en profetisch. Bewijsvoering zou maar ophouden.
De Neger van Mbembe wordt dus de uitgebuite mens, en dat lijkt weer op het idee van Les damnés de la terre, ‘de verworpenen der aarde’ – de titel van Frantz Fanons laatste boek (1961).

Afstomping

Net als toen wordt ook door Mbembe weer een marxisme herschreven: de Verelendungs-theorie, waarbij de arbeider het steeds slechter kreeg en dus wel móest revolteren. Maar ‘arbeiders als zodanig zijn er niet meer’, stelt Mbembe vast, en dus is de revolutie nu gegeven aan de Neger, ook als die niet zwart is, want die omwenteling zal en moet er komen. Vandaar dat Mbembe ook spreekt van de ‘vernegering van de wereld’. Steeds meer levens zullen de trekken krijgen van dat van de Neger, verwijzend naar ‘uitsluiting, afstomping en vernedering’. Wordt hier nog een analyse van ras en het rasbegrip gemaakt, of toch gezorgd voor het allerlaatste gelijk van Karl Marx.
Volgens Mbembe woedt tegenwoordig in heel wat landen een ‘racisme zonder rassen’, en hij doelt dan in het bijzonder op de islamofobie. ‘Een racisme zonder rassen’ – het is een fraaie formule, en een voorbeeld van die ‘vernegering’ zonder dat per se huidskleur in het geding hoeft te zijn. Maar als rassen er geen rol meer in spelen, is het woord ‘racisme’ dan niet ernstig aan vervanging toe, wanneer er nu ook weerstanden tegen een bepaald geloof onder vallen? Is, anders gezegd, scepticisme zonder scepsis nog wel scepticisme?

Mensenhandel

Mbembe rekt de definities steeds op als het hem uitkomt, om ze op een ander moment weer zo precies en klein te houden als hij wil. Deze zin bijvoorbeeld, die eigenlijk het boek aardig samenvat: ‘De geboorte van het rassensubject – en dus van de Neger – hangt samen met de geschiedenis van het kapitalisme.’ Mbembe noemt dan de trans-Atlantische mensenhandel. Ongetwijfeld een dieptepunt van rassenwaan en blanke superioriteit, maar om die tijd nu ‘kapitalistisch’ te noemen – daarmee verbuig je de gangbare historische periodisering wel erg naar eigen voorkeur.
De centrale idee van Mbembes boek is dat er sinds de afschaffing van de slavernij niet minder, maar steeds meer ‘Negers’ ontstaan, en in zijn ogen is dat alles het gevolg van het kapitalisme en vooral van het huidige ‘neoliberalisme’.

Dat zijn sweeping statements, geschreven in een ronkend, filosofisch jargon, dat bepaald intimiderend werkt. Onmogelijke vergelijkijking, maar ik maak ’m toch: Ta-Nehisi Coates, de Amerikaanse auteur, publiceerde vorig jaar het bittere en wereldwijd geprezen Between the World and Me. In radicaliteit en woede over de zwarte zaak ontlopen beide auteurs elkaar niet veel. Maar Coates is altijd concreet en bijna onverdraaglijk persoonlijk wanneer hij over de roof en de verwoesting van het zwarte lichaam schrijft. Mbembe is een ster-academicus, maar zijn generalisaties doen de geschiedenis van de zwarte ontmenselijking vervagen.

Gerechtigheid

Laatste voorbeeld: Mbembe vindt dat de Neger ‘vergoeding, herstel en gerechtigheid’ toekomen. Vergoeding door wie? Alle vingers wijzen naar Europa en Noord-Amerika. Maar inderdaad, wat te doen met ‘negerfamilies’ die gemengd zijn, Caraïbisch of Europees, bruin en zwart; die slaven- én slavenhouders in hun geschiedenis bergen? Dader en slachtoffer ineen? Mbembe scheert eroverheen.
De man lijkt in de erfzonde te geloven, maar dan ‘slegs vir blankes’ (‘alleen voor blanken’-Afrikaans.) Dat ondermijnt zijn universele, kantiaanse aanspraak.