Home Hoe Socrates de opkomst van Trump voorspelde
Klassieke Oudheid

Hoe Socrates de opkomst van Trump voorspelde

Is Trumps verkiezing een ontsporing, of vloeit die keuze voort uit het wezen van de democratie? Volgens Socrates neigt de democratie zélf naar de verkiezing van demagogen of zelfs dictators.

Door Arjen Kleinherenbrink op 29 november 2016

Hoe Socrates de opkomst van Trump voorspelde

Is Trumps verkiezing een ontsporing, of vloeit die keuze voort uit het wezen van de democratie? Volgens Socrates neigt de democratie zélf naar de verkiezing van demagogen of zelfs dictators.

Cover van 12-2016
12-2016 Filosofie magazine Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

De westerse democratieën worden belaagd door opeenvolgende economische, humanitaire, culturele, ecologische en geopolitieke crises. Bestaande politieke instituties lijken te falen om deze problemen het hoofd te bieden. Miljoenen gefrustreerde burgers nemen daarom hun toevlucht tot demagogische leiders die de politiek luidkeels failliet verklaren. Deze populisten verkondigen een drievoudige boodschap. De samenleving is ten eerste gecorrumpeerd door een elite van genadeloze ondernemers, sluwe lobbyisten, partijdige ‘experts’, zelfverrijkende politici en slappe journalisten. Ten tweede wordt ze uitgehold door bevolkingsgroepen die parasiteren op de welvaart van hardwerkende mensen. Ten derde is het daarom tijd dat het volk leiders aanwijst die de hele rottende bende van tafel vegen en een schone start maken.

Het stikt inmiddels van de artikelen die deze ‘ruk naar rechts’ duiden. Deze literatuur geeft verschillende verklaringen voor de populariteit van bijvoorbeeld Trump, Wilders, Le Pen, Farage en Poetin. Meestal zijn dat de uitholling van de traditionele middenklasse, woekerend racisme en seksisme, aversie van politieke elites, etnische spanningen, groeiende kloven tussen hoogopgeleide rijken en laagopgeleide armen, plus het afschuiven van de negatieve gevolgen van globalisering op wat vroeger de arbeidersklasse heette.

Eén mogelijke verklaring wordt echter nauwelijks genoemd. Wat als de democratie zélf naar de verkiezing van demagogen of zelfs dictators neigt? In dat geval zijn de bovengenoemde factoren slechts symptomen van een dieper liggende oorzaak. Dit is precies wat Socrates in Plato’s beroemde De staat betoogt. Nu is Socrates uiteraard flink bevooroordeeld in zijn pessimistische kijk op de democratie. Zijn welbekende ideale staat wordt immers niet bestuurd door vrije burgers, maar door filosoof-koningen.

Animatie: Wat Plato ons kan leren over Donald Trump (BBC). Tekst loopt door onder video

Toch is het de moeite waard om zijn argumenten opnieuw onder de loep te nemen, al was het maar omdat die op een aantal punten bijna eng parallel lopen aan het huidige politieke wereldtoneel. Socrates twijfelt er geen moment aan dat het fantastisch is om in een democratie te leven. De democratie, zo stelt hij, draait volledig om vrijheid. De voornaamste ambten zijn voor iedereen beschikbaar. Iedereen mag doen, laten en verkondigen wat hij wil. De grootst mogelijke diversiteit aan menstypes en levensbeschouwingen kan binnen een democratie naast elkaar bestaan. Ze is daardoor ‘een bont kleed, met allerlei kleuren bespikkeld’, ‘de prachtigste van alle staatsinrichtingen’. Door haar nadruk op vrijheid zal de democratie de slavernij, doodstraf en ballingschap afschaffen. Niemand wordt gedwongen om een ander te gehoorzamen, om te regeren of om in dienst te gaan. Kritiek op deze vrijheid is slechts ‘kniezerigheid en bazigheid’.

Er heerst breeddenkendheid. ‘Heilige principes’ vindt men achterhaald. Schaamte, schuld en matiging worden gezien als tekenen van onnozelheid, boersheid en slaafsheid. Spaarzaamheid en terughoudendheid worden vervangen door uitbundigheid en een hang naar het grootse. Voor leiders en bazen is het belangrijker om charismatische ‘volksvrienden’ te zijn dan om daadwerkelijke expertise te hebben. Waar zoveel vrijheid heerst is alles mogelijk. Je kunt je bijvoorbeeld nu eens flink bezatten en dan weer op dieet gaan, nu eens fanatiek sporten en dan weer luieren, of de ene keer geïsoleerd studeren en de andere keer vol vuur het publieke debat aangaan.

Natuurlijk ziet een democratie er niet onmiddellijk zo uit als ze gesticht wordt. Socrates schetst slechts waar elke democratie naar tendeert op grond van haar vrijheidsideaal. Ondanks zijn eigen voorkeur voor een filosofenregering beaamt Socrates dat leven in een democratie ‘aangenaam, vrij en zalig’ is. ‘Menig man – en menige vrouw ook – benijdt zeker zulk bestaan,’ concludeert hij.

Het probleem van democratie is dan ook niet de kwaliteit van leven die ze nastreeft, maar dat haar eigen logica haar tenietdoet. Als een waar paard van Troje wordt haar ondergang ingeluid door de vrijheid die zij als hoogste goed omarmt. Deze vrijheid transformeert elke democratie vroeg of laat tot ‘de meest volledige en grimmige verknechting’ die er mogelijk is: de dictatuur. Dat gebeurt in vijf fases.

Ten eerste begint men te ‘zwelgen in de onversneden wijn der vrijheid’. Mensen gaan allergisch reageren op regenten en experts, want instructies en raad worden ervaren als dwangbuizen. Burgers worden lichtgeraakt: ‘Iemand hoeft hun maar een schijn van dwang proberen op te leggen, en ze gaan aan het gisten. Ze kunnen het eenvoudig niet verdragen!’ Wie de suggestie wekt andermans vrijheid in te perken wordt beschuldigd van oligargische neigingen. Wie principes verdedigt wordt door het slijk gehaald, want ‘leiders die niets en onderdanen die alles te zeggen hebben, dát is de formule! Dát verdient alle lof en eer, zowel privaat als publiek.’ De enige leiders die daarom overblijven zijn degenen die hun achterban geen strobreed in de weg leggen en slechts dienen als megafoon voor hun wensen.

Ten tweede zal een democratie grofweg drie klassen bevatten, omdat sommigen de ongelimiteerde vrijheid handiger benutten dan anderen. Mensen die ‘energieker’ zijn dan gemiddeld werken zich op tot leiders van de staat. Wie ‘ordelijker’ is dan de meesten zal bovengemiddeld veel rijkdom verwerven. Blijft over de derde (en grootste) groep mensen die van hun arbeid leven en geen groot vermogen hebben. In die situatie is het logisch dat de regeerders het op een akkoordje gooien met de rijken. Politici creëren gunstige wetgeving voor de rijken, en in ruil daarvoor komt er flink wat geld in hun eigen zakken terecht. De rijken voelen zich op termijn echter bestolen door dit spel. Ze beginnen politici en hun wetgeving te ervaren als belemmeringen voor hun ondernemerschap. Daar doemt echter een dilemma op: hoe kunnen ze deze klacht publiekelijk uiten zonder dat het volk ze ziet als oligarchen die slechts op zelfverrijking uit zijn? De oplossing is natuurlijk om te appelleren aan het vrijheidsideaal waar iedereen inmiddels verslaafd aan is. Ze beginnen te verkondigen dat de politici iedereen bestelen en benadelen via eindeloze regeltjes en procedures. Doordat zelfs een democratische staat niet zonder regelgeving kan bestaan is succes verzekerd. Het klopt immers dat er altijd wetten en procedures bestaan die niet voor iedereen voordelig uitvallen. Het gefrustreerde volk zal daardoor in woede ontsteken, een van de rijken aanwijzen als leider en hem ‘koesteren en grootbrengen, tot hij sterk is’.

De derde stap is dat de Grote Leider onherroepelijk gecorrumpeerd wordt. Hij was altijd al lid van een elitaire groep machtswellustelingen. Nu heeft hij ook nog eens een ‘bende slaafse volgelingen’. Die geven hem de macht om te beloven dat hij alle bestaande procedures zal negeren en met geweld zijn doelen extra snel zal bereiken. Hij legitimeert het geweld door het te presenteren als een middel om voor zijn achterban ‘delging van schuld en verdeling van het land’ te realiseren. Die belofte maakt het echter noodzakelijk dat hij het volk behalve tegen politiek leiders ook ophitst tegen zijn eigen klasse van welvarenden. Die bezit immers wat hij aan het volk belooft. Dit dwingt de leider om zich te transformeren tot alleenheerser. Hij heeft namelijk slechts macht zolang de meute hem steunt, en die steun is nu gebaseerd op de stelling dat hij het enige lid is van de elite waar het volk op kan vertrouwen. Deze combinatie van paranoia en beloofde herdistributie helpt de leider aan de macht, want het volk vertrouwt alleen nog maar hem.

Op dat moment matigt de leider even zijn toon. Hij is een en al ‘vriendelijke lachjes’ en ‘minzame groeten’. Hij bezweert iedereen dat hij allesbehalve een dictator is en belooft gouden bergen aan iedereen. Het lijkt heel even alsof hij daadwerkelijk een legitieme regering wil vormen die het belang van het volk vooropstelt. Naïeve mensen halen opgelucht adem. De vierde fase doorbreekt die illusie echter. De dictator heeft de macht namelijk gekregen door het volk te doen geloven dat het constant genaaid wordt door allerlei vijanden. Hij moet daarom drie dingen doen. Ten eerste moet hij binnenlandse en buitenlandse vijanden identificeren waartegen gestreden kan worden. Ten tweede moet hij de beloofde herverdeling van het bezit uitstellen, zodat het volk altijd gefrustreerd en woedend blijft. Ten derde moet hij alle critici het zwijgen opleggen, zodat er nooit getwijfeld kan worden aan zijn versie van de waarheid. De vierde fase is er daarom een van geweld en polarisatie, maar nog wel met steun van het volk.

De vijfde fase is een volledig gerealiseerde dictatuur. De dictator is nooit geïnteresseerd geweest in het wel en wee van het volk. Hij hoorde altijd al bij een vermogende klasse die slechts om macht en rijkdom geeft. Hij begaat ‘alle denkbare uitspattingen’: hij feest, drinkt, hoereert, moordt en omringt zich met weelderige luxe. Het volk is echter niet achterlijk. Al snel beseffen de mensen dat zíj deze vrijheid niet zullen krijgen en dat híj zijn luxe slechts geniet bij gratie van hun onderdrukking. Eindelijk beseft het volk dat het de geliefde vrijheid heeft verkwanseld voor ‘de dwangbuis van de drukkendste en bitterste aller slavernijen’. De enige optie die dan nog rest is een bittere strijd tussen enerzijds het volk en anderzijds de dictator en zijn ‘lijfwachten’.

Paranoia

Ik heb me in de reconstructie van Socrates’ betoog onthouden van vergelijkingen met demagogen in de Verenigde Staten en Europa. De parallellen mogen echter duidelijk zijn. Leden van precies die elite die ze verguizen? Check. De achterban onrealistische gouden bergen beloven? Check. Geweld aandragen als oplossing? Check. Critici afdoen als charlatans? Check. Alle problemen worden veroorzaakt door iedereen behalve de achterban en hun leider? Check. Irrationele paranoia? Check. Stel dus even dat Socrates gelijk heeft. Elke democratie tendeert naar een samenleving waarin een geprivilegieerde elite als een vadsige parasiet iedereen uitbuit. Als het systeem daar zelf geen oplossing voor aandraagt is de enige optie het aanstellen van leiders die het met sloophamers te lijf gaan.

Deze leiders zullen echter onherroepelijk tot dictators transformeren. Is er dan geen enkele hoop? Misschien wel. De grondleggers van de moderne democratieën hadden hun Plato namelijk goed gelezen. Zij wisten dat een democratie kwetsbaar is voor golven van populisme. Juist daarom bevatten de westerse politieke systemen ten eerste uitgesproken antidemocratische elementen die moeten voorkomen dat demagogen in een vlaag van volkswoede alle macht verwerven. Denk aan rechtbanken, kabinetten, senaten, commissies en ministeries waarvan leden benoemd in plaats van verkozen worden. Ten tweede hebben democratieën (in meer of mindere mate) mechanismen om welvaart te herdistribueren en leiders ter verantwoording te roepen, wat moet voorkomen dat een klasse van regeerders en vermogenden zich hermetisch afsluit van het volk. Het lijkt er echter op dat de Verenigde Staten op beide punten gefaald hebben. Wat het tweede punt betreft hoeft men slechts naar de gigantische inkomensverschillen en de wereldvreemdheid van politici in dat land te kijken. Wat het eerste punt betreft hebben Trumps Republikeinen de komende jaren niet alleen het presidentschap, maar ook het Huis van Afgevaardigden, het Congres en de Supreme Court in hun zak. Socrates zou de situatie zonder enige twijfel rijp voor de dictatuur achten. Hoe zit het dan met Europa en meer specifiek met Nederland? Dat ligt eraan. Wie gaan we de macht geven om de crises van onze tijd tegemoet te treden? Zullen we eindelijk zelf politiek actief worden? Zullen we eindelijk meer eisen van onze politici en rijken? Of geven we alle macht aan één leider en hopen we vervolgens dat hij daar geen misbruik van maakt?