Het is tijd voor een nieuwe bestuurscultuur – dat lijkt de boodschap sinds in 2017 de ernst van de toeslagenaffaire aan het licht kwam. In de jaren daarop hebben de stikstofcrisis, het kritische rapport van de parlementaire enquêtecommissie over de gaswinning in Groningen en de asielcrisis rond Ter Apel bijgedragen aan de overtuiging dat de Nederlandse politiek een nieuwe koers moet gaan varen. De nieuwe bestuurscultuur is ook een belangrijk thema in aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen op 22 november 2023: veel politieke partijen beloven bestuurlijke vernieuwing. Het is tijd, zo klinkt het, voor meer dialoog en minder polarisatie, meer vertrouwen tussen overheid en burger, meer openheid en minder achterkamertjespolitiek.
Politiek filosoof Ivana Ivkovic volgt deze ontwikkelingen met interesse. ‘Thema’s als burgerschap, de menselijke maat en de rol van de overheid zijn meer expliciet deel gaan uitmaken van het publieke debat,’ zegt ze. ‘Maar dat geeft ook aanleiding voor kritische vragen. Bijna alle politieke partijen omarmen het idee dat er een nieuwe bestuurscultuur moet komen, maar maken niet duidelijk wat dat precies behelst.’ Een daadwerkelijk nieuwe bestuurscultuur vergt volgens Ivkovic meer dan een andere debatcultuur of meer openheid. ‘Echte vernieuwing vereist een fundamentele herijking van onze politieke waarden – voor politici, ambtenaren én burgers.’
Rollenspel
Ivkovic ziet hoe er sinds de toeslagenaffaire kritisch wordt gekeken naar het functioneren van het ambtelijke apparaat. ‘Zo is er een groot ethisch project opgezet dat ambtenaren onderwijst in ethische besluitvorming en socratische gespreksvoering. De inzet is dat de menselijke maat en moreel besef weer een plek kunnen krijgen in ons bestuur.’
Onderliggend aan deze aanpak is volgens Ivkovic de overtuiging dat politiek bedreven moet worden vanuit een persoonlijke oprechtheid: ‘Het idee is dat bestuurders hun persoonlijke geweten niet uit het oog moeten verliezen als ze beleid maken of uitvoeren, zodat beleid vooral menselijk blijft. Maar wie zich richt op het geweten, maakt van politieke verandering vooral een persoonlijke kwestie, en het is de vraag of dat de oplossing is voor onze problemen. Volgens mij moeten we het hebben over iets fundamentelers: de rol van politici, ambtenaren en burgers in ons politieke bestel.’
Ivkovic haalt de invloedrijke socioloog Max Weber (1864-1920) aan, die de opkomst van het statelijke apparaat analyseerde. ‘In een bureaucratische rechtsstaat is macht volgens Weber niet meer persoonlijk. Als je bijvoorbeeld een politieman aanspreekt, heb je het niet tegen Piet of Henk, maar tegen een ambtenaar in functie. Er is dus sprake van een scheiding tussen de privépersoon en de publieke persoon: in de publieke ruimte nemen we – als burger, als politicus of als ambtenaar – een bepaalde rol aan.’ In onze zoektocht naar oprechtheid zijn we geneigd mensen die een rol spelen te wantrouwen. ‘Maar misschien moeten we ons juist afvragen: hoe speel je je politieke rol op de juiste manier?’
Het liberalisme, in Nederland al lang de dominante politieke stroming, bemoeilijkt dit politieke rollenspel volgens Ivkovic. ‘In het liberalisme staat het idee centraal dat we van nature allemaal vrije individuen zijn. De overheid moet deze vrijheid zoveel mogelijk waarborgen en zo min mogelijk inperken. Vanuit het liberalisme is er dus weinig onderscheid tussen privé en publiek: het gaat om de natuurlijke vrijheid van het individu die beschermd moet worden.’
B.V. Nederland
Het liberalisme laat zich, zegt Ivkovic, makkelijk combineren met het neoliberalisme, dat de economische vrijheid van individuen om met elkaar te concurreren op de markt benadrukt. Die zienswijze heeft invloed op hoe politici, ambtenaren en burgers zichzelf zien: ‘Mark Rutte zei weleens dat hij zichzelf beschouwde als leider van B.V. Nederland. Uit onderzoeken blijkt dat veel ambtenaren zichzelf zien als werknemers van een bedrijf, die simpelweg de taken uitvoeren die hun werkgever hun oplegt. En burgers beschouwen zichzelf vooral als individu of consument. De politieke rol die je in de samenleving speelt raakt daarbij gemakkelijk uit het zicht.’ Om minder neoliberaal beleid te voeren moeten we volgens Ivkovic niet per se op zoek naar persoonlijke oprechtheid, maar naar ‘een bepaalde ethos, een politiek besef dat hoort bij de rol die je speelt in het politieke systeem, en bij de verantwoordelijkheden die daarbij komen kijken.’
Even tussendoor… Meer lezen over politieke filosofie? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
Volgens cultuurhistoricus en schrijver Eva Rovers moeten we bij die herwaardering van die rollen de burger vooral niet uit het oog verliezen. ‘Politiek moet je niet alleen aan politici overlaten,’ zegt ze, ‘maar draait om gemeenschappelijke verantwoordelijkheid.’ In 2022 publiceerde Rovers het boek Nu is het aan ons. Oproep tot echte democratie, waarin ze een voorstel doet om de democratie uit te breiden met burgerberaden. ‘Een burgerberaad is een aanvulling op onze representatieve democratie, waarbij een groep burgers uit alle lagen van de bevolking zoekt naar oplossingen voor complexe politieke problemen, zoals klimaatverandering, de stikstofcrisis of de wooncrisis.’ Burgers gaan met elkaar in gesprek, raadplegen experts en geven uiteindelijk advies aan politici om een probleem aan te pakken. De politiek geeft van te voren duidelijk aan onder welke voorwaarden aanbevelingen worden overgenomen: ze verdwijnen dus niet in een la.
Het ontbreekt veel burgers volgens Rovers aan democratisch zelfvertrouwen: ze hebben het idee dat ze te weinig van de politiek begrijpen of dat hun stem er niet toe doet. ‘Een nieuwe bestuurscultuur vergt dat overheden burgers zien als gelijkwaardige partners, maar ook dat burgers beseffen dat ze medeverantwoordelijk zijn voor het vormgeven van onze samenleving.’ Meer vertrouwen tussen burger en overheid draait er dus niet alleen om dat politici beter naar het perspectief van burgers leren luisteren. ‘Het is fundamenteler: het gaat erom dat overheden en politici burgers durven te vertrouwen en om hulp durven vragen bij complexe vraagstukken. Dat zie ik nog te weinig terug in partijprogramma’s: veel politieke partijen richten zich nog voornamelijk op representatieve democratie, waarbij de burger alleen eens in de vier jaar mag stemmen of hooguit via een correctief referendum aan de noodrem mag trekken.’
Gelijkwaardig gesprek
Politici en burgers kunnen elkaar alleen als gelijkwaardige partners zien als ze vanuit gelijkwaardigheid met elkaar in gesprek kunnen gaan, benadrukt Rovers. ‘De Duitse filosoof Jürgen Habermas heeft het over deliberatieve democratie, waarbij niet vanuit machtsverschillen het gesprek wordt aangegaan, maar van mens tot mens.’
Zulke gelijkwaardigheid is volgens Ivkovic gebaat bij een herwaardering van het republikeinse denken. Ze refereert aan de Ierse filosoof Philip Pettit (1945), die liet zien dat het republikanisme een heel ander mensbeeld heeft dan het liberalisme. ‘Het republikanisme stelt dat er van nature machtsverschillen bestaan tussen individuen: de ene persoon is sterker of slimmer dan de ander. De staat moet er via wet- en regelgeving voor zorgen dat wij als burgers gelijk worden aan elkaar. Pettit ziet een duidelijk onderscheid tussen de privépersoon – die wellicht sterker is dan de ander – en de publieke persoon – de burger die gelijk is aan anderen. Bestuurlijke ingrepen zijn dus geen inperking van persoonlijke vrijheid, zoals in het liberalisme, maar de mogelijkheidsvoorwaarde om ons als vrije, gelijkwaardige burgers tot elkaar te verhouden.’
De vraag hoe we dat moeten aanpakken beantwoord je volgens Ivkovic niet met een ethische cursus of een nieuwe debatcultuur. ‘Het is een maatschappelijk vraagstuk hoe politici, ambtenaren en burgers gelijkheid en vrijheid kunnen waarborgen. Of die vraag ook echt de ruimte krijgt moet na de verkiezingen blijken.’