Het absurde is ‘de eerste van mijn waarheden’, schrijft Camus in De mythe van Sisyphus. Is het volgens de Franse denker en schrijver mogelijk om in die absurde wereld een wijs en zelfs gelukkig leven te leiden?
Als u mij een ontboezeming toestaat: het maakt mij niet uit of mijn kinderen al dan niet De kritiek van de zuivere rede of De fenomenologie van de geest lezen; maar ik zou het jammer vinden voor hen als zij niet op een dag, en het liefste in hun kinderjaren, De mythe van Sisyphus lezen. Camus is, men heeft het hem al vaak verweten, vooral een auteur voor de jeugd. Natuurlijk niet omdat hij niet later kan worden gelezen of herlezen, maar omdat hij geen specifieke reeks ervaringen, geen enkele specifieke kennis vooronderstelt. Hou oud de lezer ook is, Camus spreekt vooral de jeugdigheid aan die nog in de lezer is gebleven of die hij heeft teruggevonden. Ik zie hier eerder een verdienste in dan een gebrek. Jongeren zijn een moeilijk publiek. Zij hebben niet de tijd om te wachten, zij willen nog niet iets laten schieten: zij denken zoals zij leven, vol urgentie en improviserend. Dat is het leven zelf. Dat is de gedachte zelf. Camus denkt zo dicht mogelijk bij het leven, bij de emoties die het lichaam laten trillen, en bij de beklemming die het aangrijpt. Daarom denkt hij zo goed, zo juist, zo sterk.
Dit artikel is exclusief voor abonnees