Freud wilde het onbewuste nog onderwerpen. De surrealisten probeerden het juist te bevrijden en tot spreken te brengen – in gedichten, schilderijen en vooral ook in het leven.
Freuds mening over het onbewuste stond lijnrecht tegenover die van de surrealisten. Freud meende dat het onbewuste een bron was van allerlei psychische afwijkingen. Naar zijn idee was het onbewuste een soort doos van Pandora. De surrealisten meenden dat het onbewuste juist een bron van inspiratie was – voor poëzie, voor schilderijen en vooral ook voor het leven. Hun voorman André Breton noemde het ‘de schatkamer van de geest’ en wilde het juist bevrijden.
Onze driften zijn verbannen naar een donkere kelder waar we ze niet kunnen zien. En zoals dat gaat met weerspannige driften: hoe harder je het deksel op de ketel drukt, des te moeilijker de brij die daaronder gist en kookt te beheersen is.
De ketel kan niet hermetisch worden afgesloten. Het deksel klappert: stoom ontsnapt naar alle kanten. Zo gaat het ook met de driften: trauma’s, angsten, lusten en verlangens veroorzaken een toenemende spanning, die als stoom wordt afgeblazen naar ons voorbewuste.
Nu ja, niet letterlijk als stoom, natuurlijk. De onbewuste spanningen ontladen zich in dromen en andere signalen waaruit kan worden opgemaakt dat er van alles gist en broeit in de krochten van onze geest. Ook lichaamstaal behoort tot die signalen, en alledaags taalgebruik, als je tenminste let op vergissingen en versprekingen, aarzelingen en kuchjes.
De censuur zorgt ervoor dat boodschappen uit het onbewuste worden verhaspeld of gecodeerd tot een geheimtaal. Het knappe van Freud is nu dat hij de principes van deze codering heeft ontcijferd. Het zijn er drie: verschuiving, verdichting en aanschouwelijkheid.
Verschuiving verplaatst de aandacht van het centrum van onze belangstelling naar iets wat erbij in de buurt ligt. We dromen niet over de mooie vrouw die we onlangs hebben gezien, maar over de straat waar zij woont, of de auto waarin zij rijdt.
Verdichting vindt plaats als meerdere centra van belangstelling samenklonteren via een eigenschap die ze gemeenschappelijk hebben. Zo had ik lang geleden een onrustige droom waarin ik de opdracht kreeg om via een gammele trap naar een zolder te klimmen waar een oudere man achter een bureau zat. De volgende dag besefte ik na enig puzzelen dat de man was samengesteld uit mijn grootvader Weeda, de criticus Roland Barthes en mijn promotor. Mijn proefschrift zat indertijd in een impasse. Mijn droom smolt de drie figuren samen tot een instantie die ik met veel inspanning moest proberen te bereiken.
Ten slotte is er de aanschouwelijkheid, de ‘Rücksicht auf Darstelbarkeit’, zoals Freud het noemt: de neiging van dromen om alles wat in oorsprong blinde impulsen zijn te projecteren als voorstellingen. Freud geeft in de Droomduiding het voorbeeld van een patiënte die droomde over een kamer waarin alles nat was: water sijpelde van het plafond en van de wanden. Zelfs het bed was nat. Freud duidde de droom als een verbeelding van het begrip ‘overvloed’.
Plaatjes
Zo ontdekte ik al schrijvend dat de gammele trap waarover ik naar boven moest klimmen in een scheepspakhuis stond: er lagen trossen en andere scheepsbenodigdheden aan de voet van de trap. Dat detail voerde me terug naar Maassluis, waar ik ben opgegroeid, en naar mijn grootvader, die scheepstimmerman was en wiens kantoortje op de zolder van een scheepspakhuis lag. Al schrijvend schoot het me te binnen dat ook mijn promotor op de zolderverdieping van een pakhuis woonde, ditmaal een tot wooneenheden verbouwd pakhuis aan een Amsterdamse gracht. Ik moest het beeld van trap en pakhuis in woorden weergeven om me bewust te worden van de combinatie van grootvader en promotor, en van de onbewuste spanning die eraan ten grondslag lag.
Nu komen er regelmatig woorden voor in de droom. Laatst droomde ik over een trektocht in de bergen. Ik ontmoete er een vrouw die tegen me zei: ‘Les feuilles en tombant ne se sont pas trompées’ (‘De bladen hebben zich al vallend niet vergist’). Ik denk dat deze woorden berusten op een taalspelletje waarbij de klankverwantschap tussen tomber (‘vallen’) en tromper (‘zich vergissen’) wordt uitgebreid tot een betekenisverwantschap, maar ik heb de zin niet echt geanalyseerd en me er alleen over verbaasd dat mijn droom kant-en-klare poëzie produceert. De zin is namelijk een perfecte alexandrijn, en nog een Franstalige bovendien!
Vreemd
Is dat toch het geval, zegt Freud, dan gedragen de woorden zich als beelden, dat wil zeggen dat ze onderworpen worden aan de driedubbele codering van verschuiving, verdichting en aanschouwelijkheid.
Als voorbeeld geeft Freud het woord ‘Hearsing’ dat in een van zijn eigen dromen voorkomt. Freud decodeert dat woord als was het een droombeeld. ‘Hearsing’ lijkt om te beginnen op ‘Hietzing’ of ‘Liesing’: namen van plaatsjes in de omgeving van Wenen, waar Freud lange tijd heeft gewoond. ‘Hearsing’ doet ook denken aan de plaatsnaam ‘Flushing’, oftewel Vlissingen op z’n Engels, en ‘Flushing’ heeft op zijn beurt te maken met ‘Fliess’, de naam van Freuds goede vriend. Vlissingen is de overstapplaats die Freud gebruikt als hij vanuit Engeland naar Oostenrijk reist om Fliess te bezoeken. Maar flushing betekent in het Engels ook ‘blozen’. En ‘Hearsing’ herinnert aan het Engelse woord hearsay, oftewel ‘roddel’. Het woord ‘Hearsing’ is, met andere woorden, een knooppunt van verschuivingen, verdichtingen en aanschouwelijkheid. Hier breekt Freud zijn voorbeeld af. Hij gaat niet in op de vraag waarom de naam van zijn vriend Fliess in zijn droom wordt geassocieerd met blozen en roddel.
Weerspannig paard
Freuds therapie bestond uit een praatkuur die jaren kon duren voordat alle spanningen aan het oppervlak waren gebracht en geneutraliseerd, dat wil zeggen in taal zichtbaar en dus hanteerbaar waren gemaakt. Denk aan Philip Marlow, de Singing Detective, die er jaren over doet voordat hij via een moeizame praatkuur van zijn psoriasis wordt verlost.
Dwangbuis
Het onbewuste bevrijden van de knevelarij door het bewuste, dat was het belangrijkste doel dat de surrealisten nastreefden met hun beweging. Ze ontwikkelden daar technieken voor waarvan de écriture automatique de belangrijkste was. Het ging erom zichzelf in een soort halfslaap te brengen, de censuur te omzeilen en het onbewuste onbelemmerd tot spreken te brengen in een ‘dictaat van onbewuste’. Robert Desnos was de onbetwiste meester van deze techniek. Tijdens surrealistischesessies bracht hij zichzelf in een soort trance, waarna de mooiste gedichten van zijn lippen vloeiden.
Overigens dringt de vraag zich op of écriture automatique wel mogelijk is. Kan de censuur zo makkelijk worden omzeild als de surrealisten meenden, en vooral: biedt het onbewuste zich aan als taal? Volgens Freud niet. Volgens de surrealisten wel. Het onbewuste had volgens hen de vorm van een onderaardse taalstroom, die ze maar hoefden aan te boren om de prachtigste gedichten te laten opborrelen. Je zou denken dat ze bluften, maar de bewijzen liggen er: vele bundels prachtige poëzie, waarvan vaststaat dat die in een staat van halfbewustzijn zijn geproduceerd.
Volgens Freud bestond genezing van psychische problemen uit beteugeling van het onbewuste door het bewuste. Volgens Breton en de zijnen bestond genezing uit omverwerping van het disciplinerende bewustzijn door het onbewuste. Revolutie! Het onbewuste aan de macht! Dat streven leidde ertoe dat de surrealisten zich gaandeweg associeerden met de Communistische Partij. Een pijnlijke vergissing, want die stelde zich bij revolutie iets anders voor dan de surrealisten.
De surrealisten hebben natuurlijk prachtige gedichten gemaakt (Breton, Éluard, Desnos) en schilderijen (Dalí, Duchamp) en films (Buñuel), maar het surrealisme ontstond toch in de eerste plaats uit politieke agitatie en antipsychiatrie. Wat dat laatste betreft streefden de surrealisten naar bevrijding van psychiatrisch patiënten uit de klinieken. Het surrealisme was meer dan een artistieke beweging, het was een levenshouding, die tot in onze tijd blijft inspireren.