Home Praktische filosofie Harm van der Gaag: ‘Er rammelt altijd wat aan je denken’
Praktische filosofie

Harm van der Gaag: ‘Er rammelt altijd wat aan je denken’

Wie denkt, stuit altijd tegen de grenzen van zijn eigen denken, merkt Harm van der Gaag in zijn filosofische praktijk. Dat inzien kan bevrijdend zijn.

Door Martijn Meijer op 01 mei 2024

Harm van der Gaag filosofisch practicus filosoof beeld Tessa Posthuma de Boer

Wie denkt, stuit altijd tegen de grenzen van zijn eigen denken, merkt Harm van der Gaag in zijn filosofische praktijk. Dat inzien kan bevrijdend zijn.

Filosofie Magazine 5 FM5 cover Is het leven nog leuk zonder zorgen?
05-2024 Filosofie magazine Lees het magazine

Op de term ‘praktische filosofie’ is Harm van der Gaag niet zo gesteld. ‘Wat ik daarin hoor, is dat de filosofie ondergeschikt zou zijn aan een praktisch doel. En ik denk dat dat niet zo is. Natuurlijk kan het je in praktische zin veel opleveren als je goed kunt denken, maar filosofie is meer dan gereedschap dat je kunt inzetten om iets praktisch voor elkaar te krijgen.’ Van der Gaag (1967) noemt zichzelf daarom geen ‘praktisch filosoof’, maar ‘filosofisch practicus’. Sinds 2004 heeft hij een filosofische praktijk in Utrecht, waar hij gesprekken houdt met mensen die daar behoefte aan hebben. Hij beschouwt zichzelf als een denkpedagoog, zegt hij, die mensen begeleidt bij het ontwikkelen van een filosofische denkhouding.

Harm van der Gaag (1967) studeerde filosofie en is filosofisch practicus. Sinds 2004 heeft hij een filosofische praktijk in Utrecht. Ook is hij hoofddocent van de beroeps­opleiding tot filosofisch practicus aan de Internationale School voor Wijsbegeerte (ISVW) in Leusden. Van zijn hand verscheen onder andere Wie het niet weet, mag het zeggen. In de spreekkamer van de filosofische praktijk (2013).

Op de website van Van der Gaag staat de zin ‘denken is doen’. Hoe zit dat precies? ‘Het denken is een doen, maar een specifiek soort doen. Het is het enige doen dat zichzelf als onderwerp kan hebben: het denken over het denken. Soms wordt er wel gezegd dat we te veel denken en dat we meer zouden moeten dóén. Ik denk juist dat er te weinig wordt gedacht. En dan bedoel ik het denken dat zichzelf kritisch onderzoekt.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Met wat voor soort problemen kun je terecht bij een filosofisch practicus?
‘Elke aanleiding die voldoende urgentie heeft, is goed genoeg. Het kan gaan over problemen in de liefde of op het werk, over morele kwesties, zingevingsvragen en de dood. Maar eerlijk gezegd is de practicus niet zo geïnteresseerd in het verhaal dat de bezoeker vertelt. Hij wil die vooral aanmoedigen om een stapje naar achteren te doen en kritisch na te denken over hoe hij of zij denkt over het verhaal dat hem of haar dwarszit.’

‘Op dinsdag kun je iets denken wat op maandag nog niet denkbaar was’

Hoe verschilt een bezoek aan een ­filosofisch practicus van een bezoek aan een psycholoog?
‘De practicus is er niet op uit om de gevoelens of het gedrag van de bezoeker te veranderen. Stel dat je probleem is dat je niet gewaardeerd wordt door je collega’s. Bij een psycholoog zou het gaan over hoe je je daarbij voelt en of je nog wel zin hebt in je werk. Een coach zou een aantal manieren bespreken om de situatie te veranderen, zodat je meer waardering krijgt van je collega’s. En bij de filosofisch practicus zou je bespreken wat “waardering” precies inhoudt. Als je dit hoort, ontstaat misschien het vermoeden dat de bezoeker onbevredigd de deur weer uitgaat, omdat het probleem niet op directe wijze aangepakt wordt. Maar dat is niet zo. De bezoeker wordt in zo’n gesprek uitgenodigd om een denkonderzoek in te stellen, waardoor die zich kan bevrijden uit de gedachtenkringetjes waarin hij of zij ronddraait. Ik hoor vaak dat er meer lucht, meer ruimte, ervaren wordt rondom het probleem. De bezoeker heeft ontdekt dat je het eigen denken even tussen haakjes kunt zetten en het van een afstand kunt beschouwen. Dat is een bevrijdende ervaring.

Overigens betekent dit niet dat er niets gebeurt met het probleem. Op de fiets naar huis of een dag later komen er vaak nieuwe gedachten over op; het perspectief erop is veranderd door het gesprek. Soms is het probleem zelfs helemaal opgelost, doordat je de termen waarin je denkt anders bent gaan bezien.’

Komen de ideeën van grote filosofen weleens ter sprake?
‘In de spreekkamer gaat het dikwijls over de grote filosofische vragen. Maar we grasduinen niet in alles wat dode denkers hebben gezegd over die kwesties. Het eigen denken van de bezoeker staat centraal. Ik probeer weinig filosofen aan te halen, omdat het mensen schuchter maakt. Als je het moet opnemen tegen Hegel en Spinoza weet ik niet of je nog durft te denken. Kennis van de filosofie is geen garantie voor denk-succes. Er zijn mensen die filosofie gestudeerd hebben en toch nooit aan filosoferen toekomen, vreemd genoeg. Wat ze geleerd hebben, betrekken ze niet op hun eigen denken.’

U wilt als practicus mensen dus aanmoedigen om zelf een filosofische denkhouding te ontwikkelen?
‘Dat is de eerste stap. Het grootste deel van de tijd denken we er maar zo’n beetje op los, zelden nemen we de moeite om de manier waarop we denken en de begrippen die we hanteren kritisch te beschouwen. Het is alsof je de hele tijd met bepaalde instrumenten uit de gereedschapskist klusjes aan het doen bent, en nooit eens goed kijkt wat je precies in handen hebt en wat voor instrumenten er nog meer in het kistje zitten. Ik vind het verbijsterend dat mensen de manier waarop ze denken en de begrippen die ze daarbij hanteren zo weinig onderzoeken. Misschien stellen ze wel allerlei vragen, maar dan zijn ze vooral geïnteresseerd in de antwoorden. Ze zijn lang niet altijd bereid om ook goed naar de vraag te kijken, die een tijdje open te houden en daarbij onzekerheid en twijfel te tolereren.’

‘We luisteren vaak slordig naar elkaar’

Het is dus niet erg als je het antwoord niet weet?
‘Sterker nog, ik juich het toe als je ­erkent dat je iets niet weet en inziet dat je denken grenzen heeft. Dat is het enige punt van waaruit je je verder kunt ontwikkelen. Als je die onwetendheid een tijdje kunt uithouden, breek je op een gegeven moment door naar een nieuw, verfijnder denken. Hoe dat in zijn werk gaat? Bijvoorbeeld door te focussen op een begrip dat je gebruikt hebt. Wat betekent dat precies, wat is de definitie ervan? Die geven lukt dan aanvankelijk niet. Maar in het insisteren op de vraag, die toch beantwoord moet worden, kun je uit je denkkringetje losbreken. Zo kun je op dinsdag opeens iets denken wat op maandag nog niet denkbaar was.’

Dat klinkt als een wonderbaarlijke gebeurtenis.
‘Dat is het ook. Op het moment dat zoiets gebeurt, zeggen mensen vaak dingen als: “Ik moet ineens denken aan…” En dan komt er een nieuw begrip of idee dat een heel ander licht werpt op het probleem waarmee ze zitten. Maar goed, je kunt zo’n proces maar in beperkte mate beschrijven. Het is net als een parachute­sprong. Je kunt de procedure onder woorden brengen – deurtje open, je laten vallen, aan het touwtje trekken –, maar je moet het uiteindelijk toch zelf meemaken om te weten hoe die ervaring is.’

Is het plezierig om zo met je eigen denken aan de slag te gaan?
‘De meeste mensen zeggen van wel. Het is een vreugde om je denken te ontwikkelen en het is ook een vreugde voor de filosofisch practicus om dat proces te begeleiden. Natuurlijk is het een leerproces en dat kent, zoals elk leerproces, momenten van frustratie en stagnatie. Maar doorgaans leer je om jezelf als denker te waarderen. Je krijgt meer vertrouwen in je denkvermogen, waardoor het kan groeien en gelaagder en complexer wordt. Dat is een vorm van zelf­emancipatie. Mensen hoeven hier niet een bepaald vooraf vastgesteld denkniveau te bereiken. Als ze maar gaan denken. Het gaat mij er uiteindelijk om dat ze worden aangesproken in hun waardigheid als denkende wezens.’

Tekst loopt door onder afbeelding

Ander soort gesprekken

Van der Gaag is ook hoofddocent van de beroepsopleiding tot filosofisch practicus aan de Internationale School voor Wijsbegeerte (ISVW) in Leusden. Mensen die deze opleiding volgen, willen hun eigen gesprekspraktijk beginnen of willen in hun bestaande beroep een ander soort gesprekken voeren, waarbij er meer ruimte is om het denken te onderzoeken.

Wat moet je kunnen om filosofisch practicus te worden?
‘Wat belangrijk is, is dat je talig sterk bent. In de normale gespreksvoering geven we elkaar meestal veel ruimte, of anders gezegd: we luisteren heel slordig naar elkaar. Maar de practicus moet scherp en zuiver luisteren naar de bezoeker. Mensen zijn niet gewend dat iemand precies ingaat op wat ze zeggen. Als ik opmerk dat jij een opvallend woord gebruikt, antwoord jij misschien: “Ja, maar ik bedoelde…” En dan komt er een ander woord. Dan zou een terechte vraag van de practicus kunnen zijn: als je iets anders bedoelde, waarom zei je dan wat je zei? Je komt er niet mee weg. Zo ontdekken mensen dat er hier en daar wat rammelt aan hun denken.

Wat je verder moet leren is om je te beperken tot wat je te doen staat als practicus. Ga niet proberen de problemen van de bezoeker op te lossen. En bied geen troost, wijsheid of hoop. Het verlangen van de practicus moet maar op één ding gericht zijn: het denken van de ander met zichzelf in gesprek te brengen. Dan is de buit al binnen.’