Home Hans Dooremalen: ‘Mediums verkondigen de grootste onzin’

Hans Dooremalen: ‘Mediums verkondigen de grootste onzin’

Door Thomas Rietstra op 09 december 2008

10-2008 Filosofie magazine Lees het magazine

Paranormale zieners hebben vaak gelijk. Dat komt omdat ze veel uitspraken doen die voor iedereen opgaan. Bijvoorbeeld dat je graag gewaardeerd wordt door anderen. Twee wetenschapsfilosofen ontmaskeren het contact met het bovennatuurlijke.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

‘Het bovennatuurlijke is in, en wij laten zien dat dat niet zo zou moeten zijn’, belooft Hans Dooremalen, als filosoof verbonden aan verschillende Nederlandse universiteiten. Met zijn collega Herman de Regt schreef hij Wat een onzin! Wetenschap en het paranormale, waarin hij de moderne trend van het bovennatuurlijke ontmaskert.
Mediums en zogenaamd paranormaal begaafde zieners als Char zeggen dat zij werkelijk met geesten van overledenen praten en dat er bewijzen zijn dat hun bovennatuurlijke gaven bestaan. Volgens Dooremalen hebben mediums helemaal geen paranormale gaven, maar maken zij gebruik van een techniek die cold reading heet.
‘Zo doen mediums uitspraken die statistisch veel voorkomen’, legt Dooremalen uit. ‘Als iemand een dochter heeft die is overleden, kan een medium beginnen over een doosje met sieraden. Die gooi je na iemands dood meestal niet weg. Of mediums doen uitspraken die voor iedereen opgaan. Bijvoorbeeld dat je graag gewaardeerd wordt door anderen. Als mediums dat zeggen over iemand die bij hen komt voor een lezing, heeft diegene al gauw het gevoel dat de mediums iets over hem zeggen. Ze dekken zich ook nog eens in voor fouten, waardoor missers minder erg zijn. Ze zeggen bijvoorbeeld dat hun vergissingen gewoon menselijk zijn, of dat de geesten met wie ze praten zich vergissen. Mediums zoeken dus stelselmatig naar bevestiging en verdoezelen alle mogelijke tegenwerpingen.’
Dooremalen vindt dat we nu juist van de wetenschap weten dat die tegenwerpingen essentieel zijn. ‘Als een wetenschapper zegt dat alle raven zwart zijn, en het blijkt plots dat er ook witte raven zijn, herziet hij zijn bewering. Hij is steeds op zoek naar dat soort tegenwerpingen, om zijn theorie sterker te maken en beter. Maar mediums zoeken alleen maar bevestiging: als zij drie witte zwanen hebben gezien, menen ze al dat alle zwanen wit zijn. Als er dan een zwarte zwaan voorbij komt, doen ze net of die er niet is, want die past niet in hun straatje. Die houding levert een onwaar beeld van de wereld op.’
Dooremalen stipt ook aan dat mediums zich niets aantrekken van wat er in de andere wetenschappen gebeurt. Ze verkondigen juist rustig het tegenovergestelde van wat wetenschappers na jaren gedegen onderzoek hebben ontdekt. ‘Door de karakteristieken van de wetenschap op een rijtje te zetten’, vertelt Dooremalen, ‘zie je hoezeer mediums maar wat aanrommelen en dus niet tot ware of betrouwbare kennis kunnen komen. Zo zorgen mediums niet voor inzichtelijkheid maar juist voor verwarring. Terwijl we uit de wetenschap weten dat je pas iets aan kennis hebt, als het voor duidelijkheid zorgt. Mediums lappen regels om correct te redeneren allemaal aan hun laars: ze geven veel overbodige informatie. Dat doen ze alleen maar om tijd te winnen en te verdoezelen dat ze in feite niets weten.’

Geheimzinnig
Volgens Dooremalen beweren mediums ook vaak oncontroleerbare dingen. ‘En omdat je ze niet kunt controleren, zijn ze ook niet zoveel waard. Van wetenschappers leer je juist dat als zij zeggen dat ijzer uitzet bij verhitting, wij allemaal thuis kunnen controleren of dit zo is. Of we kunnen het rapport van een wetenschapper lezen en nagaan hoe hij tot zijn stelling is gekomen. Maar mediums doen heel geheimzinnig over de manier waarop zij aan kennis over mensen en geesten komen en we kunnen niet controleren of het klopt. Die geheimzinnigheid is niet voor niets: mediums verkondigen de grootste onzin en dat zou blijken als ze open en eerlijk te werk gingen. Het zijn in feite handige goochelaars.’
Ze geven ook nooit empirische bewijzen voor hun stellingen, maar komen alleen maar met toevallige anekdotes en exotische ervaringen die we niet kunnen controleren. Als er één keer toevallig een bezem uit de kast valt als je aan je overleden oma denkt, bewijst helemaal niets. Dan zou dat altijd moeten gebeuren en zou je het moeten kunnen testen. Dan pas heb je kennis die ons vooruit brengt. Maar mediums streven helemaal niet naar vooruitgang. Ze willen beroemdheid en slaan munt uit hun bedrog.’
Het aanpakken van het bedrog is de motor achter het boek voor Dooremalen: ‘Wat dat aangaat, voel ik mij als wetenschapsfilosoof geroepen een eind te maken aan bovennatuurlijke prietpraat. Mediums hebben overtuigingen die ingaan tegen de wetenschap. Op basis van die overtuiging handelen zij. Daar is niks mis mee, tenzij je er anderen schade mee berokkent. En dat doen zij. Ze geven nepadvies en bieden neptroost: als uitkomt dat hun lezingen en beweringen gestoeld zijn op listen, dan zorgt dat bij nabestaanden voor veel leed. En ze vragen er ook nog eens geld voor. Ons boek moet mensen helpen door dit bedrog heen te kijken.’