Home Goddelijk autonoom

Goddelijk autonoom

Door René ten Bos op 03 december 2019

Cover van 12-2019
12-2019 Filosofie magazine Lees het magazine

Laatst vroeg iemand of ik in de autonomie van de mens geloof. Ik gaf de vragensteller een compliment: autonomie is inderdaad een geloofsartikel, geen hard feit. Een beetje filosoferen over autonomie helpt.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Bij Immanuel Kant (1724-1804) is autonomie de van nuttigheidsdoelen onafhankelijke zelfbepaling van de wil, waarbij die laatste als alleszins redelijk wordt begrepen. Na Kant kreeg autonomie andere betekenissen. Men nam de etymologie serieus: het vermogen jezelf (auto) de wet (nomos) op te leggen. Die Eigengesetzlichkeit betekent dat je het recht hebt verschoond te blijven van interventies door andere instanties. Deze tweede betekenis gaat niet uit van totale vrijheid, maar kent deze slechts op bepaalde terreinen toe. Bij de tweede betekenis sluit een derde naadloos aan: autonomie als individuele zelfbestemming.

Of dit hetzelfde is als totale vrijheid voor het individu valt nog te bezien. De enige betekenis die echt interessant is, is die van Kant, omdat autonomie hier ingebed wordt in een context van redelijkheid. Bij de tweede betekenis – wij willen zelf uitmaken wat er gebeurt – spelen nutsoverwegingen een onvermijdelijke rol. En de derde betekenis – ik bepaal zelf wie ik wil zijn – zet de poort open voor het hedonistische soort narcisme dat volgens critici zo kenmerkend is voor onze kapitalistische of neoliberale cultuur.

Kant wil van dergelijke populariseringen van het autonomiebegrip niets weten. In een commentaar schreef de Duitse filosoof Hans Blumenberg (1920-1994) dat je de autonomie van Kant niet los kunt zien van theonomie. Blumenberg definieert deze theonomie als ‘goddelijke wetmatigheid’ en hij ziet hierin niets anders dan de ‘wezensbepaling van alle religie’. Die koppeling van de redelijke zelfbepaling van de wil met een God die ons Zijn wetten oplegt, is zonder twijfel voor veel mensen moeilijk te verteren. Is menselijke autonomie niet juist gefundeerd in de gedachte dat we ons kunnen losmaken van God? Bij Kant is die losmaking van God ongewenst, juist omdat autonomie zonder God ontaardt in nuttigheidsdenken of in narcisme. Kants autonomie is erop gericht uit vrije wil de goddelijke wet zelf te omarmen. Alleen dat maakt een zedelijke en redelijke vorm van autonomie mogelijk.
De God van Kant kan niet anders dan onze vrijheid wensen. Dat betekent dat wij, ook al heeft Hij ons geschapen, niet Zijn eigendom zijn. Juist daarom gebiedt de autonomie, wil ze redelijk blijven, binnen de kaders van de goddelijke wet te handelen. Autonomie en theonomie veronderstellen elkaar. Als het geloof in God uit onze autonomie gehaald wordt, rest ons niets anders dan calaulatie en eigenwaan.