Home Psyche Filosofie op de sofa: het zelfbewustzijn van Hegel
Psyche

Filosofie op de sofa: het zelfbewustzijn van Hegel

Door Marte Kaan op 23 december 2024

Filosofie op de sofa Hegel Marte Kaan
foto Merlijn Doomernik | illustratie Mikko Kuiper
Filosofie Magazine FM1 2025 zit schoonheid van binnen buitenkant
01-2025 Filosofie Magazine Lees het magazine
Psychotherapeut Marte Kaan ziet de inzichten van de grote denkers geregeld in het klein terug in de behandelkamer. Dit keer: Hegel.

‘Het zelfbewustzijn bestaat alleen als het wordt erkend’

Wie zit er voor wie, vraag ik me weleens af tijdens een therapiesessie. De patiënte komt op de afgesproken tijd, en is drie kwartier aanwezig. Althans, ze zit op haar stoel, maar ze wil er duidelijk niet zijn. Het is alsof ik haar daar vasthoud, alsof ik haar dwing, en zij lijdend voorwerp is van mijn behoefte om therapeutje te spelen. Ik ervaar mezelf als een beul.

‘Zelfbewustzijn bestaat op en voor zichzelf wanneer en door het feit dat het zo bestaat voor een ander; dat wil zeggen, het bestaat alleen als het wordt erkend,’ schrijft de Duitse filosoof Georg Wilhelm Friedrich Hegel (1770-1831). Volgens Hegel is er sprake van een ­meester-zelfbewustzijn en een slaaf-zelfbewustzijn. Mensen kunnen zich alleen bewust zijn van zichzelf in relatie tot een ander, in wie ze zichzelf gespiegeld zien. Dat gebeurt in de dialectiek van de meester en de slaaf. Een relatie is altijd een strijd om erkenning: ouder–kind, man–vrouw, leraar–leerling.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.
Geen abonnee? Bekijk de abonnementen Log in als abonnee

Mijn patiënte groeide op met ouders die de wereld vanuit een underdogpositie ervoeren. Ze losten hun strijd op door zich niet te conformeren. Zij waren anders dan anderen, niet burgerlijk, niet normaal. Bijzonder, beter. Ze identificeerden zich met het meester-zelfbewustzijn, en koesterden wellicht de onuitgesproken verwachting dat hun dochter dat ook deed. Zij besloot uit te blinken waarin ze maar kon uitblinken, om zich niet de waardeloze kneus te voelen die ze zag als ze zich spiegelde aan haar superieure ouders. Ze probeerde uit haar onder­danige positie te komen door iedereen de baas te zijn, en zo op de ander te kunnen neerkijken. Het loste haar minderwaardigheid niet op. Integendeel, omdat het haar niet gegund was zich te spiegelen aan een feilbare ander, kon ze zich niet verzoenen met haar eigen menselijkheid. Uit onze gesprekken blijkt inderdaad dat ze uit plichtsbesef komt, of dat althans zo ervaart. Ze ziet mij als superieur, haar meester, en ze haat me erom. Door naar de sessies te komen bevestigt ze deze vermeende superioriteit, en kan ze ook alleen maar handelen vanuit het zelfbewustzijn waarin ze alles wat ze doet en zegt door mijn opgelegde superieure filter beziet – waardoor ze ook maar mondjesmaat iets loslaat over haar binnenwereld, en daarmee haar therapie torpedeert.

In de hoofdpersoon uit Aantekeningen uit het ondergrondse van Fjodor Dostojevski herken ik de positie van mijn patiënte, met name in de scènes waarin hij ­beschrijft hoe hij altijd voor iedereen aan de kant moet gaan wanneer hij op straat loopt, en hij zichzelf ervaart als ‘een vlieg voor de beau monde… een door iedereen vernederde en vertrapte vlieg’. Hij neemt zich voor om een generaal, ten opzichte van wie hij zich extreem minderwaardig voelt, tegemoet te lopen, en niet voor hem aan de kant te gaan. De eerste keer mislukt het, hij schiet op het laatste moment opzij. De tweede keer houdt hij koers en botsen ze met de schouders tegen elkaar. Hij is euforisch omdat hij ‘volkomen op voet van gelijkheid’ passeerde.

Het is duidelijk dat deze machtsdynamiek zich groten­deels in het hoofd van het Russische romanpersonage afspeelt, zoals dat ook geldt voor mijn patiënte. Maar de gedachte dat de ander de strijd níét aangaat is misschien nog wel erger dan de gedachte te worden overheerst, omdat een gebrek aan strijd en dus aan spiegeling in de ander een leegte blootlegt, een gebrek aan zelfbewustzijn. Dan liever een slaaf-identiteit, omdat die tenminste nog ruimte laat voor grootse fantasieën (wat we nu ook wel narcisme noemen) – zoals de ­ondergrondse mens die zichzelf als vlieg ziet, maar ook als ‘intelligenter, ontwikkelder en nobeler’. Ook mijn patiënte koestert gevoelens van grootsheid, die zich verraden in schijnbaar onbelangrijke opmerkingen over anderen die weinig goed kunnen doen. Afdalen in de realiteit en zich op gelijke voet tot mij verhouden – tegen me aan durven botsen op de stoep – zou haar niet alleen bevrijden van haar slaaf-zelfbewustzijn, maar ook van dat van de ­meester. 

De gevalsbeschrijvingen uit deze rubriek zijn nooit herleidbaar tot een bestaande patiënt of oud-patiënt.