Home Filosofie is makkelijker als je denkt Filosofie is makkelijker als je denkt: wat is tijd?
Filosofie is makkelijker als je denkt Tijd

Filosofie is makkelijker als je denkt: wat is tijd?

In ‘Filosofie is makkelijker als je denkt’ helpen we u in vijf stappen op weg in het zelf leren denken. Dit keer: wat is tijd?

Door de redactie op 25 maart 2022

tijd zandloper

In ‘Filosofie is makkelijker als je denkt’ helpen we u in vijf stappen op weg in het zelf leren denken. Dit keer: wat is tijd?

FM4 2022 cover
04-2022 Filosofie magazine Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

1. Inleiding: ‘Wat is dus tijd?’

Het is echt iets van deze tijd om in het nu te willen leven, maar kan dat eigenlijk wel? Vanaf het begin van het denken stuitten filosofen op de paradoxen van de tijd. Ontdek ze zelf in het katern ‘Filosofie is makkelijker als je denkt’. Veel denkplezier.

Als we nadenken over tijd is dat meestal niet erg lang. We vinden tijd zo normaal dat we nauwelijks beseffen dat alles in tijd verloopt. Zelfs deze zin doet, euh.., deed dat. Tijd lijkt eenvoudig. Het zou bestaan uit verleden, heden en toekomst. Maar wie erbij stilstaat lijkt nooit uit het heden te kunnen ontsnappen. Het verleden is er niet, niet meer, en de toekomst is er ook niet, nog niet. Zolang ik tegenwoordig ben, is er voor mij alleen tegenwoordige tijd. Toch?

Volgens de Griekse filosoof Aristoteles (die leefde in de tijd dat onze jaartelling nog niet bestond) was het allemaal niet zo raadselachtig: tijd bestaat niet zonder de mens. De mens is in staat om te tellen, en hierdoor kan de wereld, verdeeld in gelijke stukken, chronologisch aan ons voorbijtrekken.

Toch blijft er iets knagen. Kerkvader en filosoof Augustinus vraagt een paar eeuwen later in zijn Belijdenissen: ‘Laat mij horen en begrijpen, hoe gij in het begin de hemel en de aarde gemaakt hebt.’ Goed punt. Want waar kon God mee bezig zijn, vóór hij hemel en aarde schiep? Als er voor het bestaan nog geen tijd was, wanneer is tijd dan begonnen? Niet op een bepaald moment, in elk geval.

‘Wat is dus tijd?,’ vraagt Augustinus een beetje wanhopig. ‘Wanneer niemand het me vraagt, weet ik het; wil ik het echter uitleggen aan iemand die het vraagt, dan weet ik het niet.’

Maar eigenlijk kon Augustinus het behoorlijk goed uitleggen. Ook al lijkt alleen het nu echt tegenwoordig, het verleden en de toekomst zijn er ook de hele tijd, volgens Augustinus. Het verleden is in de herinnering aanwezig en de toekomst in onze verwachting. Het heden kan niet eens zonder verleden en toekomst. Luister maar eens naar een lied, of alleen al één klank. Het geheugen zorgt ervoor dat het eerste deel ervan nog niet is verdwenen op het moment dat het geluid zijn einde nadert.

En zelfs op dat ‘punt’ anticiperen we al de klanken die nog kunnen volgen. Volg je het nog? Tijd is makkelijker als je denkt. Probeer het maar.

2. Vragen stellen: Waar blijft de tijd?

De filosoof stelt vragen. Maar welke vragen stelt de filosoof dan? Oefen hier de vragende houding van de filosofie.

Volgens Socrates, Cicero en Montaigne is filosoferen niet alleen de kunst van het vragen, maar is filosoferen ook leren sterven. En daarmee is meteen veel gezegd over het soort vragen dat de filosoof stelt: wat komt er na de dood? Wat is leven? Vragen die vragen om een antwoord terwijl je weet dat dat er niet is. De vraag van de filosoof laat zien dat we het leven nooit van buitenaf kunnen verklaren en dat we dus telkens onze wereld van binnenuit moeten bestuderen. Probeer nu eens met die houding deze vraag te stellen: waar is de tijd? (En welke vragen zijn er nog meer te bedenken?)

Is de tijd in ons hoofd?

Bestaat er een objectieve tijd? En zo ja, kan deze dan subjectief worden ervaren?

Heeft oneindigheid een begin?

Waar is de tijd?

Als de tijd in ons hoofd is, stopt de tijd dan als ik er niet meer ben?

Is de tijd in de dingen om ons heen?

Voor wie achter staat tijdens een voetbalwedstrijd gaat de tijd sneller. Voor degene die voor staat gaat de tijd trager. Wie ervaart de juiste tijd?

Is oneindigheid denkbaar? Of alleen voorstelbaar, als een voorstelling die oneindigheid uitbeeldt zonder het zelf te zijn? Een lijn die altijd doorloopt?

Is de tijd in ons hoofd?

Heeft tijd een begin?

3. Dialoog: Het ontstaan van tijd

Filosofie is niet alleen makkelijker als je denkt, maar ook als je praat. Wie praat hoeft niet alles zelf te bedenken. Dat dacht ook Plato die al zijn gedachten in dialoogvorm goot. Een kort gesprek over het ontstaan van tijd tussen Socrates, Timaeus en Kritias, gebaseerd op Plato’s Timaeus.

Socrates: Timaeus, jij weet veel over de kosmos. Denk je dat er iets zinnigs valt te zeggen over het ontstaan van het bestaan?

Kritias: Kan dit een beetje kort? Ik moet zo weg, maar wil dit beslist niet missen.

Timaeus: Als we willen weten hoe het bestaan ontstaan is, moeten we in elk geval onderscheid maken tussen zijn en worden. Om het preciezer te zeggen: tussen wat altijd is, en wat wordt en daarom nooit is.

Kritias: Is dat alles wat erover te zeggen valt?

Timaeus: Nou ja, ook nog dat we het onveranderlijke met ons verstand kunnen inzien, maar dat we over het veranderlijke alleen een mening kunnen hebben.

Kritias: De wereld is ontstaan en veranderlijk. Dus kan ik concluderen dat we over de wereld alleen een mening kunnen hebben?

Timaeus: Zeker, maar de kwestie is natuurlijk: hoe verklaren we het ontstaan van iets dat wordt? Een eerste oorzaak van dat wat wordt is immers nooit te geven.

Socrates: Ja dat zou ook mijn mening zijn.

Timaeus: Om het veranderlijke te laten ontstaan uit een eerste onveranderlijke oorzaak, mogen we aannemen dat er een derde vorm nodig is, die de verbinding is tussen deze twee. Om Kritias in zijn tijdnood tegemoet te komen skip ik even een ingewikkeld wiskundig model over de bewegingen van verschillende bestaanssferen. Want ik wil in elk geval één belangrijk inzicht met jullie delen.

Kritias: Dat werd tijd.

Timaeus: Inderdaad Kritias, tijd, daar draait het om. Kort gezegd: het onveranderlijke verstand stelt ons in staat om de bewegingen van de veranderlijke wereld te ordenen en telbaar te maken. En daarmee begint het tikken van de tijd.

Kritias: Tja, dat klinkt een beetje als een cirkelredenering. Ik kom erop terug! Moet nu echt weg.

4. Gedachte-experiment: Achilles & de schildpad

Wetenschap toetst met experimenten de feiten, filosofie toetst met experimenten het denken.

Stel je voor!
Ergens tussen het jaar 540 en 480 komt Parmenides van Elea tot de conclusie dat, ondanks de zichtbare veranderingen, tijd en beweging niet bestaan. Iets, zo meent hij, kan alleen bewegen als niets het tegenhoudt. Maar aangezien er nu eenmaal iets (Zijn) bestaat en niet niets (niet-Zijn), kan beweging dus niet bestaan. Er bestaat slechts één eeuwig voortdurend Zijn.

Dit liet de critici van Parmenides niet onbewogen natuurlijk. Want zeg nou zelf, we zien toch overal beweging?! Een van de tegenwerpingen was dan ook dat zijn theorie in strijd was met de verandering en veelheid die we om ons heen zien. Op die aanval verzint Zeno, een leerling van Parmenides, een aantal weerleggingen, waarvan de bekendste het gedachte-experiment is van een wedloop tussen de Griekse held Achilles en diens uitdager de schildpad. Wie komt als eerste over de streep?

Even tussendoor… Meer lezen over de aard van de tijd? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:

Meld u aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang elke woensdag het laatste filosofie nieuws, de beste artikelen van de week en af en toe een aanbieding.
Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

Bij het koningsnummer van de atletiek krijgt de slome schildpad een voorsprongetje van tien meter op de snelle Achilles. Wanneer Achilles ‘met twee vingers in de neus’ in net iets meer dan een seconde de eerste tien meter heeft afgelegd voelt de schildpad, die nog maar één meter vooruit is gekomen, de hete adem van Achilles al in zijn nek. Maar dan wordt het lastig voor Achilles. Wil hij zijn tegenstander op die ene meter voorbij stevenen, dan moet hij natuurwetten breken. Want wanneer hij één meter verderloopt, is de slome schildpad toch weer tien centimeter doorgeschuifeld en ook als Achilles er op die laatste tien centimeter flink de sokken in zet, dan nog heeft de schildpad even de tijd om weer een stapje vooruit te doen. Immers, Achilles is altijd een bepaalde tijd onderweg. In die tijd legt de schildpad die langzaam, maar gestaag doorloopt alweer een bepaalde afstand af. Kortom, Achilles legt het af.

Echt?!
Zeno weet natuurlijk ook wel dat Achilles in werkelijkheid de schildpad zo voorbij is. Maar daar gaat het niet om. Hij wil de tegenstanders van Parmenides laten zien dat ook hun redeneringen vol zitten met onoplosbare problemen. De opvatting van tijd die Zeno in zijn redenering voor ogen heeft, noemen we tegenwoordig een natuurwetenschappelijke opvatting. Het tikken van de klok deelt de werkelijkheid in op in even lange stukken. Dat is niet hetzelfde als de tijd die zo lang duurt voordat je vertraagde trein eindelijk arriveert, of de tijd die zo snel gaat als je lol hebt – zoals we het later bij Henri Bergson (1859-1941) aantreffen.

5. Close reading: Henri Bergson over tijd

Filosofie is ook makkelijker als je leest. Goed leest. Filosofische bronteksten zijn niet altijd even makkelijk te begrijpen. Daarom helpen we je in een close reading op weg met extra context en commentaar bij deze tekst van Henri Bergson over tijd.

“Als ik diep in mezelf zoek naar wat het meest eenduidig, het meest constant, het meest duurzaam mezelf vormt, vind ik (…) een ononderbroken stroom 1, in niets vergelijkbaar met wat ik heb zien voortvlieden. Het is een opeenvolging van toestanden waarvan elk de daaropvolgende aankondigt en de eraan voorafgaande in zich draagt. Eigenlijk vormen ze slechts veelvoudige toestanden wanneer ik ze al voorbij ben en me omkeer om er het spoor van te bekijken. Terwijl ik ze beleefde, waren ze zo hecht georganiseerd, zo diep bezield door een gemeenschappelijk leven dat ik niet had kunnen zeggen waar de ene ophield en de andere begon. In werkelijkheid begint noch eindigt niet een van hen, maar zetten ze zich allemaal in elkaar voort.

Het is, zo zou men kunnen zeggen, het afwikkelen van een rol, want er bestaat geen levend wezen dat zijn einde niet steeds dichter voelt naderen; en leven bestaat uit ouder worden. Maar het is evenzeer een voortdurend oprollen, zoals dat van een draad op een kluwen, want ons verleden volgt ons en wordt steeds voller door het heden dat het onderweg opraapt; en bewustzijn betekent herinnering.

In feite is het geen oprollen of afwikkelen 2, want deze twee beelden doen denken aan lijnen of oppervlakten waar- van de delen onderling homogeen zijn en op elkaar geplaatst kunnen worden. Er zijn echter geen twee momenten identiek voor een bewust wezen. Neem het eenvoudigste gevoel, veronderstel dat het constant is, ga er met je hele persoon in op: het bewustzijn dat met dit gevoel gepaard gaat kan niet twee opeenvolgende momenten aan zichzelf gelijk blijven, omdat het volgende moment, afgezien van het vorige, altijd de herinnering bevat die dit op hem heeft achtergelaten. Een bewustzijn met twee identieke momenten zou een bewustzijn zonder geheugen zijn. Het zou dus verdwijnen en onophoudelijk opnieuw ontstaan. Hoe moeten we ons het onbewuste 3 anders voorstellen?”

Uit: Inleiding tot de metafysica, Henri Bergson, vert. Eric de Marez Oyens, Boom, 1989.

  1. Henri Bergson (1859-1941) filosofeert op een manier die later vooral bekend is geworden als fenomenologie. Schort je oordelen op en kijk alleen. Hoe verschijnt de wereld aan ons? In dit geval is kijken moeilijker als je denkt. Omdat het brein houdt van orde en indelingen. Toch kan het denken je helpen om deze fenomenologische truc uit te halen. Bedenk dat er in je waarneming niet echt een scheiding bestaat tussen de stoel, de muur en de tafel. Je ziet ze allemaal in een en hetzelfde beeld, toch? En die scheidingen bestaan ook niet in de tijd dat je je blik laat gaan over de dingen buiten ons. Nu, over die ononderbroken stroom heeft Bergson het hier.
  2. Een handige manier om fenomenologisch te filosoferen is om iets wat je waarneemt op twee tegengestelde manieren te beschrijven. Een these: leven is ‘het afwikkelen van een rol’. En een antithese: je rolt het leven juist op. En daarna breng je ze samen in een synthese. Een denktruc die Georg Wilhelm Friedrich Hegel (1770-1831) bedacht. De twee tegengestelde posities lossen in de synthese niet op in een betere, maar brengen iets aan het licht dat je anders niet zou hebben gezien. In dit geval: ‘Er zijn geen twee momenten identiek voor een bewust wezen.’
  3. Het onbewuste is volgens Henri Bergson dus een bewustzijn zonder geheugen en het bewustzijn is een leven met een steeds vollere herinnering. Zo zie je maar dat bewust leven nooit alleen maar in het nu kan.