Wetenschap toetst met experimenten de feiten, filosofie toetst met experimenten het denken.
Stel je voor!
Ergens tussen het jaar 540 en 480 komt Parmenides van Elea tot de conclusie dat, ondanks de zichtbare veranderingen, tijd en beweging niet bestaan. Iets, zo meent hij, kan alleen bewegen als niets het tegenhoudt. Maar aangezien er nu eenmaal iets (Zijn) bestaat en niet niets (niet-Zijn), kan beweging dus niet bestaan. Er bestaat slechts één eeuwig voortdurend Zijn.
Dit liet de critici van Parmenides niet onbewogen natuurlijk. Want zeg nou zelf, we zien toch overal beweging?! Een van de tegenwerpingen was dan ook dat zijn theorie in strijd was met de verandering en veelheid die we om ons heen zien. Op die aanval verzint Zeno, een leerling van Parmenides, een aantal weerleggingen, waarvan de bekendste het gedachte-experiment is van een wedloop tussen de Griekse held Achilles en diens uitdager de schildpad. Wie komt als eerste over de streep?
Bij het koningsnummer van de atletiek krijgt de slome schildpad een voorsprongetje van tien meter op de snelle Achilles. Wanneer Achilles ‘met twee vingers in de neus’ in net iets meer dan een seconde de eerste tien meter heeft afgelegd voelt de schildpad, die nog maar één meter vooruit is gekomen, de hete adem van Achilles al in zijn nek. Maar dan wordt het lastig voor Achilles. Wil hij zijn tegenstander op die ene meter voorbij stevenen, dan moet hij natuurwetten breken. Want wanneer hij één meter verderloopt, is de slome schildpad toch weer tien centimeter doorgeschuifeld en ook als Achilles er op die laatste tien centimeter flink de sokken in zet, dan nog heeft de schildpad even de tijd om weer een stapje vooruit te doen. Immers, Achilles is altijd een bepaalde tijd onderweg. In die tijd legt de schildpad die langzaam, maar gestaag doorloopt alweer een bepaalde afstand af. Kortom, Achilles legt het af.
Echt?!
Zeno weet natuurlijk ook wel dat Achilles in werkelijkheid de schildpad zo voorbij is. Maar daar gaat het niet om. Hij wil de tegenstanders van Parmenides laten zien dat ook hun redeneringen vol zitten met onoplosbare problemen. De opvatting van tijd die Zeno in zijn redenering voor ogen heeft, noemen we tegenwoordig een natuurwetenschappelijke opvatting. Het tikken van de klok deelt de werkelijkheid in op in even lange stukken. Dat is niet hetzelfde als de tijd die zo lang duurt voordat je vertraagde trein eindelijk arriveert, of de tijd die zo snel gaat als je lol hebt – zoals we het later bij Henri Bergson (1859-1941) aantreffen.